Jan Ilsink
In 1986 publiceerde een onderzoeksgroep van het IPSO (Instituut voor Politiek en Sociaal Onderzoek, het wetenschappelijk bureau van de CPN), samengesteld en geleid door Ruud Weijdeveld, het boekje 'Rode Hulp, De opvang van Duitse vluchtelingen in Groningerland -1933-1940'.
In de publicatie werd aan de hand van documenten en interviews met betrokkenen uitgebreid ingegaan op hoe, nadat in 1933 de nazi's aan de macht kwamen, vluchtelingen uit Duitsland werden opgevangen die in Groningen over de grens kwamen. Het waren vooral politieke vluchtelingen, communisten en enkele linkse sociaaldemocraten, die via het netwerk van de Rode Hulp illegaal over de grens werden gezet en ondergebracht in Groningen of elders in Nederland. Dikwijls werden de politieke activiteiten in Duitsland, zoals het drukken, verspreiden van pamfletten en krantjes, vanuit de grensstreek ondersteund.
Reeds tijdens het onderzoek in de 80-er jaren naar de jaren '30 werden veel gegevens verzameld over de oorlogsjaren. Deze bleven echter jarenlang op de plank liggen totdat Ruud Weijdeveld in 2009 de draad weer oppakte. Hij breidde het aanwezige materiaal uit met degelijk archiefonderzoek en aanvullende interviews met de enkele, nog levende, verzetsstrijders of hun nabestaanden. Het resultaat is vastgelegd in een monumentaal werkstuk: twee boekdelen waarin het communistisch verzet in de provincie Groningen uitvoerig, zorgvuldig en vanuit verschillende standpunten wordt belicht.
In deze recensie is het onmogelijk om van de vele en diverse verzetsactiviteiten, die uitvoerig en gedocumenteerd in de boeken worden beschreven, ook maar een samenvatting te maken. Dan zou onrecht gedaan worden aan de opgetekende vindingrijkheid, opofferingsgezindheid, doorzettingsvermogen en onderlinge solidariteit van de kameraden. Daarom wordt volstaan met de grote lijn aan te geven die door de boeken loopt.
In de boeken wordt ook uitvoerig stilgestaan bij de ontberingen van de kameraden in de straf- en concentratiekampen, hun bevrijding en terugkeer naar Nederland. Heel gedetailleerd is alles vastgelegd en gestaafd met vele persoonlijke mondelinge en schriftelijke getuigenissen en officiële documenten. De twee delen vormen daarmee een monument voor deze kameraden, een eerbetoon aan wie dat, zoals we nog zullen zien, zolang is ontzegd! Zij zullen en kunnen nu niet meer vergeten worden.
In de twee delen wordt begrijpelijk gemaakt waarom de CPN in Groningen een sterk bastion kreeg. De landarbeiders organiseerden zich in hun verzet tegen de schaamteloze uitbuiting in de landbouw en in de door de 'dikke boeren' gedomineerde verwerkingsindustrie van landbouwproducten (aardappelmeel en strokarton). Hun strijd voor een menswaardig bestaan was een vruchtbare voedingsbodem voor de partij die de strijd praktisch en theoretisch ondersteunde. Niet voor niets werd in 1919 het eerste congres van de CPN in Groningen gehouden, nadat de 'Tribunisten' in 1909 de SDAP verlieten en de SDP oprichtten die in 1918 werd omgedoopt tot CPN. Ook Groningen vervulde een rol bij de hereniging in 1930 van de CPN met de Wijnkoop-groep, die zich in 1925 had afgesplitst. Inzet van het conflict was de rol van communisten in de vakbeweging en de positie van de Comintern, die zich uitdrukkelijk in de discussie had gemengd. In de grote landarbeidersstaking van 1929, die ruim vijf maanden duurde, was de noodzaak van eenheid duidelijk gebleken. Geert Sterringa, de voorman van de Wijnkoop-groep in Groningen, speelde in de hereniging een belangrijke rol.
De Eerste Wereldoorlog had in Europa de machtsverhoudingen tussen kapitaalgroepen en de werkende massa's ingrijpend veranderd. In Rusland was de Sovjet-Unie gevormd. In Duitsland en Frankrijk groeiden de communistische partijen. Het antwoord van de heersende klasse op deze voor haar politieke en economische onzekerheid was fascisme. In 1922 kwam in Italië Mussolini aan de macht, volgde Portugal in 1926 met een militaire staatsgreep en in 1933 Duitsland met de verkiezingsoverwinning van de NSDAP. Ook in Nederland kreeg de NSB aanhang onder die delen van de bevolking die door de crisis werden getroffen. Voor de CPN werd de strijd tegen fascisme daarmee steeds belangrijker.
Toen Hitler op 30 januari 1933 aan de macht gekomen was verzamelden zich op 5 februari 1933, volgens de 'Echo van het Noorden', 2000 demonstranten op de Ossenmarkt in Groningen tegen 'Hitler, oorlog en fascisme'. Zij waren daartoe opgeroepen door de CPN en andere revolutionaire organisaties. De demonstratie werd uit vrees voor ongeregeldheden ter plekke door de politie verboden, waarna later op de dag toch nog een 1000-tal bijeenkwamen aan het Damsterdiep. Daar sprak ook Geert Sterringa. Aan het eind werd een verklaring aangenomen, waarin de demonstranten te kennen gaven 'hun volle vertrouwen te stellen in de Duitse arbeidersklasse onder leiding van de KPD, tegen het fascisme.' Het verzet tegen 'Hitler-Duitsland' bleef niet bij woorden. Later in het jaar weigerden Groningse arbeiders een Duits schip te lossen als niet de hakenkruisvlag naar beneden werd gehaald. Het initiatief tot deze actie lag bij 'een drietal communistische schippersvrouwen'.
De oproep van de Comintern in 1935 om als antwoord op het dreigend fascisme in Europa volksfronten te vormen leidde in 1936 tot parlementaire overwinningen van de 'volksfrontpartijen' in Frankrijk en Spanje. Zij behaalden de meerderheid en vormden regeringen. In Nederland volgde de CPN ook deze politiek. Scherpe kritiek op de sociaaldemocratische leidingen van de SDAP en NVV, die begin jaren '30 nog te horen was, bleef steeds meer achterwege om de weg naar brede samenwerking tegen fascisme open te houden. Maar de SDAP ging hierin niet mee en bleef het communisme en fascisme op een lijn stellen met de leuze: 'Tegen Mussert en Moskou'. Uitzondering hierop was de gemeenteraad van Peize, provincie Groningen, waar met de gemeenteraadsverkiezingen van 1935 de CPN, SDAP en Gemeentebelang een gezamenlijke fractie hadden gevormd. De landelijke SDAP-leiding zorgde er echter voor dat de SDAP zich uit deze samenwerking terugtrok.
Al snel na de machtsovername door de nazi's in Duitsland werd de KPD verboden en werden communisten opgepakt. Velen van hen werden geïnterneerd in concentratiekampen aan de grens met Nederland. Zij werden als dwangarbeider tewerkgesteld in de veengebieden aan de grens met Drenthe en Groningen. Na ontsnapping uit de kampen lag een vlucht over de grens met Nederland voor de de hand. De strijd tegen fascisme werd in Groningen daarom heel concreet toen vluchtelingen voor het naziregime de Duits-Nederlandse grens overstaken. De Internationale Rode Hulp, in 1922 door de Comintern opgericht en vanaf 1925 door Clara Zetkin geleid, organiseerde het transport en onderdak voor de vluchtelingen. Deze kwamen niet alleen uit de kampen maar ook elders uit Duitsland, waar door hun politieke activiteiten de grond te heet onder hun voeten werd. De Groninger communisten en sympathisanten kregen de handen vol aan deze taak.
Hoewel Ruud Weijdeveld reeds in 1986 deze Rode Hulp in een publicatie vastlegde, zijn deze activiteiten terecht opnieuw uitgebreid opgenomen in dit werk over het communistisch verzet. Ze leggen immers de basis voor het latere verzet in Groningen als in 1940 nazi-Duitsland Nederland binnenvalt en bezet. Ze maken duidelijk dat de communisten, die bij de Rode Hulp betrokken waren, reeds erop waren voorbereid om ondergronds te gaan. De Duitse communisten waren daar vanaf 1933 al toe genoodzaakt en deelden hun ervaringen in directe contacten via Rode Hulp met de Groningse kameraden.
Het onderdak verschaffen aan vluchtelingen was niet alleen riskant, het betekende ook persoonlijke opofferingen van de opvanggezinnen. De economische crisis had vooral ook in Groningen grote werkloosheid veroorzaakt. Van de geringe inkomsten van kameraden moesten bovendien de Duitse onderduikers worden gevoed en gehuisvest. De Rode Hulp organiseerde inzamelingen in geld en in natura om in deze noden proberen te voorzien.
Na het aan de macht komen van de nazi's spande de Nederlandse regering van Colijn zich in om hen niet voor de voeten te lopen. Integendeel, Nederland was het eerste land dat reeds in 1933 een handelsovereenkomst met Hitler-Duitsland sloot! Duitse vluchtelingen werden opgepakt en weer over de grens gezet. Na kritiek in het parlement werd dit beleid versoepeld. De toenmalige minister Van Schaik verklaarde dat bij 'lijfsgevaar' geen uitwijzing zou mogen plaatsvinden. Een uitzondering werd echter gemaakt voor actieve antifascisten. Op vragen van Wijnkoop in de Tweede Kamer antwoordde Van Schaik: "dat van mij niet te verwachten is dat ik zal goedkeuren dat aan actieve revolutionairen, die als zodanig bekend zijn, een verblijfsvergunning in ons land wordt verleend." In 1938 werd de grens met Duitsland gesloten voor vluchtelingen. Alleen tijdelijk, na de kristalnacht, werd de grens weer even opgesteld voor Joodse vluchtelingen, om in 1939 definitief te worden gesloten.
Talloze voorbeelden in het boek tonen de praktijk van de Nederlandse overheid om antifascistische vluchtelingen op te sporen en uit te leveren aan Duitsland. De Internationale Rode Hulp reageerde daarop met vele campagnes om hier tegen te protesteren.
Voor de CPN waren deze ontwikkelingen in de 30-er jaren een enorme leerschool. De hereniging in 1930 - na de ervaring met de landarbeidersstaking in 1929! - van de CPN met de Wijnkoop-groep, die in 1925 met een conflict over vakbondspolitiek was gescheurd, noemde Paul de Groot het overwinnen van sektarisme. Persoonlijk contact met Duitse gevluchte kameraden en de noodzaak om deze te laten onderduiken verschafte de partij ervaring hoe een beveiligde organisatie op te bouwen. De hulp aan vluchtelingen werd georganiseerd in groepjes van drie of vijf man om bij verraad de schade te beperken. Ook contacten met de verboden KPD, die in buurlanden als Nederland structuren opbouwde om de strijd in eigen land voort te zetten en te ondersteunen, droegen bij aan versterking van de organisatie en de politieke standpunten van de CPN.
De partij werd voor de leden, en ook voor sympathisanten, een betrouwbaar vehikel om hun kwaadheid over onrecht, hun verbondenheid met de voor een beter bestaan strijdende medemens, tot uitdrukking te brengen. Bovendien kanaliseerde en kristalliseerde de partij hun ongenoegen met de politiek van de heersende klasse in politieke standpunten, die in pamfletten, oproepen en campagnes zichtbaar en uitgewerkt werden. De partij was voor hen inspiratiebron en leverde onderbouwing voor een andere maatschappij, zonder uitbuiting en zonder dreiging van het fascisme als kapitalistische noodrem.
Het is belangrijk dit vast te stellen om de kameraden te begrijpen die in actie kwamen tegen het fascistisch regime in Duitsland. Die na de inval van nazi-Duitsland in Nederland in het verzet gingen en aan wie het monumentale boek van Ruud Weijdeveld is opgedragen! Het waren niet alleen gevoelens van solidariteit en medeleven met onderdrukking, die hen bewoog, maar vooral ook politieke overtuiging en politieke georganiseerdheid!
Dat standpunten van de partijleiding overigens niet kritiekloos werden overgenomen blijkt wel uit de discussie bij kameraden over de verklaringen door het partijbestuur van de CPN over het 'niet-aanvalsverdrag tussen Hitler-Duitsland en de Sovjet-Unie in 1939.' Dat was voor kameraden soms moeilijk te begrijpen. Terecht wees de partijleiding voortdurend op de noodzaak van een vredesalliantie tussen Frankrijk, Engeland en de Sovjet-Unie als antwoord op de expansie-aspiraties en agressie van nazi-Duitsland. Maar dat was niet genoeg. Ook de dreiging van het 'anticomintern pact' van Duitsland, Italië en Japan: de 'as-mogendheden', een pact dat op heimelijke sympathie van westerse mogendheden kon rekenen en op openlijke van kapitaalgroepen, kon het onbegrip over het niet-aanvalsverdrag ophelderen! De vredesalliantie van de 'geallieerden' kwam pas tot stand na de inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 en werd uitgebreid met de VS na de aanval op Pearl Harbour. Maar de politieke vijanden van de CPN in Nederland lieten niet na te betogen dat het niet-aanvalsverdrag aantoonde dat de leuze 'Tegen Mussert en Moskou' juist was geweest. Een redenering die kameraden in discussie met anderen toen - begrijpelijk - niet makkelijk konden weerleggen.
Achteraf, nu vele archieven zijn opengegaan, had de Sovjet- Unie toen weinig keus. Alle pogingen om een alliantie te sluiten met Frankrijk en Engeland tegen nazi-Duitsland liepen op niets uit. En de aanval van nazi-Duitsland was slechts een kwestie van tijd. Die werd gewonnen met het niet-aanvalsverdrag, waardoor een groot deel van de zware industrie uit het westen van de Sovjet-Unie 'over de Oeral' kon worden gebracht en dus - voorlopig - buiten bereik van een Duitse invasie. Was dit niet gebeurd dan zou WO II ongetwijfeld een ander verloop, bijv. de slag bij Stalingrad, hebben gehad!
Onmiddellijk na de bezetting van Nederland door de nazi's en het verbod van het communistische 'Volksdagblad' in juni 1940, begonnen communisten in Groningen met illegale activiteiten. In eerste instantie met het verspreiden van schriftelijke informatie en parolen om de onderwerping van de bevolking aan de bevelen van de nazi's tegen te gaan. Zo werd in Peize het blad Alarm' uitgegeven en verspreid. Later werden plakstroken in openbare ruimtes aangebracht met leuzen als 'Geen uitzending naar Duitsland, doch werk in eigen land!' en 'Wie wint deze oorlog? Duitsland? Engeland? Neen! De arbeidersklasse!' In oktober/november van 1940 verscheen de eerste illegale 'Waarheid', die regionaal onder andere naam uitkwam. In Groningen onder de naam 'Noorderlicht', in Utrecht, Haarlem en Den Haag onder de naam 'De Vonk'. De meeste artikelen werden door de centrale partijleiding geschreven. In de verschillende regio's van de partij werden ze op stencil overgetypt, vermenigvuldigd en verspreid. Eén nummer bestond meestal uit twee gevouwen, dubbelzijdig bedrukte folio-velletjes, met in het midden een nietje. Vanuit de partijleiding was de instructie gegeven om met zgn. vijfmansgroepen te werken. Die bestonden niet altijd uit precies vijf personen, maar wel kleine eenheden, waardoor bij arrestaties niet de hele organisatie werd opgerold. Met deze wijdvertakte organisatie werden per nummer landelijk zo'n 12.000 exemplaren gedrukt en verspreid. Voor Groningen wordt dit aantal geschat op ruim 600. De krantjes werden ook weer doorgegeven waardoor het lezerspubliek veel groter was.
Rond de jaarwisseling verscheen het nieuwjaarsnummer van het Noorderlicht. De daarin gestelde eisen: 'verhoging van de lonen en salarissen, werklozensteun, wachtgelden en pensioenen, in verhouding tot de gestegen kosten van levensonderhoud', laten zien dat de strijd voor verbetering van het levenspeil onder de bezetting gewoon werd voortgezet. Maar de economische strijd werd niet geïsoleerd gezien, maar bijv. in verband gebracht met de jodenververvolging. In een pamflet van februari 1941 'aan het werkende volk van Groningen' werd gesteld dat de bezetter de bevolking wil afhouden van strijd voor vakbondsrechten, tegen verlenging van de werktijd, voor behoud van de vrije zaterdagmiddag en zondag, door ophitsing tegen de Joden, zoals het verbod van bioscoopbezoek door Joden. In dat pamflet werd opgeroepen hiertegen te protesteren door bioscopen te boycotten.
De februaristaking tegen de vervolging van Joden, waartoe de landelijke partijleiding had opgeroepen, kreeg alleen in het westen van het land en vooral in Amsterdam, gehoor. Hoewel alle kranten en zelfs Radio Oranje in Londen zwegen over de staking, was het nieuws, omdat de treinen wel reden, ook in Groningen snel bekend. Geert Sterringa riep in een manifest de bevolking van Groningen op om een voorbeeld te nemen aan de Februaristaking. Om uitbreiding van de acties te voorkomen werden overal in Nederland bekendstaande communisten opgepakt. Ook in Groningen werden veel leidende communisten gearresteerd. In het boek staan hun eigen ervaringen of van hun nabestaanden uitgebreid opgetekend.
In juni 1941 viel nazi-Duitsland de Sovjet-Unie binnen en was het niet-aanvalsverdrag van 1939 van de baan. Voor de partij betekende dit een impuls om in het verzet naar brede bondgenootschappen te zoeken. Op 31 augustus 1941 was Koninginnedag aanleiding voor grote anti-Duitse demonstraties. De CPN, herstellende van de zware slag die haar was toegebracht door de arrestaties in het voorjaar, deed hieraan actief deel. Reden voor de SD (Sicherheits Dienst) om de communisten weer aan te pakken. Opnieuw belandden enkele tientallen bekende communisten in de cel. Ook hun verhalen staan uitgebreid in de twee boekdelen van Weijdeveld: hun arrestaties en verhoren in Groningen, hun transport naar de gevangenis van Scheveningen of de kampen in Schoorl en Amersfoort, hun transport naar de strafkampen in Duitsland, het verblijf in die kampen, hun overlijden, vlucht of bevrijding.
De arrestaties leverde voor de achterblijvers naast bezorgdheid en vrees, ook vaak economische problemen op. Het organiseren van solidariteit voor de gezinnen zonder inkomen was een wezenlijk onderdeel van de verzetsactiviteiten.
Eind april 1943 eiste de bezettingsmacht dat alle Nederlandse militairen zich meldden. Toegeven aan deze eis zou zeker tewerkstelling in Duitsland betekend hebben. In Twente, bij de fabrieken van Stork, leidde dit tot een spontane staking op 29 april, die zich razendsnel over heel Nederland verspreidde. De autoriteiten reageerden hierop met de invoering van standrecht. Tientallen burgers werden op straat doodgeschoten en bijna honderd personen door een vuurpeloton standrechtelijk doodgeschoten. De CPN ondersteunde de staking actief. Ook in Groningen werd met plakstroken opgeroepen te staken. De omvang en spontaniteit van de stakingsgolf gaf het verzet nieuwe impulsen. Omdat het contact met de centrale partijleiding verloren was gegaan besloot de CPN in Groningen tot uitgave van een lokale krant onder de naam 'Verzet', die om de veertien dagen verscheen.
Eind 1943 werd het verzet van de partij in Groningen opnieuw getroffen door arrestaties van actieve leden en sympathisanten. Hun verhaal en documenten die dat ondersteunen staan in de twee boekdelen.
Aan de gevechten om de bevrijding van Groningen werd deelgenomen door de Binnenlandse Strijdkrachten, waarbij de Raad van Verzet zich had aangesloten. In de RVV waren veel communisten actief. Enkele Groningse communisten gaven tijdens de strijd hun leven.
Het was van groot belang om De Waarheid zo snel mogelijk na de bevrijding uit te brengen. De 'bevrijdingsuitgave' was daarom reeds voorbereid en zou in Groningen gedrukt worden bij Het (Vrije) Volk. Maar die drukkerij ging door de gevechten in vlammen op. De drukkerij van het Nieuwsblad van het Noorden werd echter verzegeld door de Canadezen. Met medewerking van het personeel is de krant toch op die pers gedrukt.
Na de oorlog waren de machtsverhoudingen in de wereld en Nederland ingrijpend gewijzigd. De CPN was door haar aandeel in het verzet een belangrijke factor geworden. Het dagblad de Waarheid kreeg honderdduizenden abonnees. Internationaal was de Sovjet-Unie een grootmacht geworden. De CPN haalde in Groningen electorale overwinningen. In de stad ging de CPN van 5,7% in 1939 naar 18,6% in 1946. In Delfzijl van 10,6 naar 31,0%, in Zuidbroek naar 31,3%, in Finsterwolde van 48,6 naar 54,5% en in Beerta van 45,6 naar 53,5%. Maar niet alleen in Groningen, in Amsterdam werd de CPN in 1946 de grootste partij met 32% van de stemmen! Bij de Tweede Kamerverkiezingen in datzelfde jaar haalde de CPN 10,6% van de stemmen.
Reactie kon niet uitblijven van de heersende klasse, die internationaal al voor het einde van de oorlog in 1944 in Bretton Woods al lijnen had uitgezet om de macht te behouden of weer in handen te krijgen. Het anticommunisme werd als belangrijk wapen ingezet. De angst voor het communisme werd actief aangewakkerd toen in 1948 de communistische partij in China de macht veroverde. In Nederland werd de CPN politiek geïsoleerd omdat zij zich als enige bleef verzetten tegen de Indonesië-politiek van Nederland. De CPN had vanaf het begin van haar bestaan gepleit voor onafhankelijkheid van Indonesië. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1933 had zij op haar kandidatenlijst om en om een Nederlander en een Indonesiër geplaatst!
Schaamteloos werd het anticommunisme vervolgens ingezet in organisaties van het voormalig verzet. Nadat al eerder leden van de CPN, die door deelname aan de burgeroorlog in Spanje aan de zijde van de Republiek hun Nederlandse staatsburgerschap waren kwijtgeraakt, uit de Expoge (ex-politieke gevangenen) waren geweerd, werden in 1949 alle CPN-leden uit de vereniging geroyeerd. Als motief werd aangevoerd dat in Tsjechoslowakije, na een verkiezingsoverwinning, een regering was gevormd uit louter communisten.
Maar hier bleef het niet bij. Veel van de communistische oud-verzetsstrijders waren er na de oorlog lichamelijk en geestelijk slecht aan toe. De transporten en het verblijf in de kampen hadden hun tol geëist. Velen waren niet in staat te werken, waardoor zij geen inkomen hadden. Voor communisten bleek het echter niet eenvoudig een uitkering te krijgen van de daarvoor opgerichte Stichting 1940-1945. In het boek van Ruud Weijdeveld staan vele schrijnende voorbeelden hoe communistische verzetshelden en hun nabestaanden moesten opboksen tegen de anticommunistische regelgeving en uitvoering. Een argument dat werd gehanteerd om een uitkering te onthouden was dat de communisten niet voor het 'vaderland' hadden gevochten, maar voor de Sovjet-Unie. Uit het boek van Ruud Weijdeveld blijkt echter overduidelijk dat communisten al strijd voerden tegen het fascisme en de fascistische dreiging voor Nederland, toen anderen daar nog helemaal niet aan toe waren! Vooral in Groningen bleek het uitkeren van vergoedingen door de Stichting 1940-1945 aan communisten te worden gesaboteerd. Het hoofdbestuur van de Stichting corrigeerde keer op keer de plaatselijke uitkeringsinstantie en moest in sommige gevallen zelf een aanvraag afwikkelen.
Bij het lezen en verwerken van de overstelpende hoeveelheid informatie in de boeken leg je onvermijdelijk de link naar de positie van de communistische partij in Nederland nu, in 2014. Wat is ervan geworden? Welke lessen kunnen voor de partij nu worden getrokken uit de ervaringen van de kameraden en het optreden van de partij toen? De noodzaak dringt zich op van geschiedschrijving van de partij in de naoorlogse tijd, de tijd van wederopbouw en anticommunisme, van economische en maatschappelijke veranderingen in de 60-er en 70-er jaren, van neoliberalisme vanaf de jaren '80.
Wat is er gebeurd? Hoe kan, met de les van de groep Wijnkoop in de jaren '20, de reeds 15 jaar durende scheuring van de NCPN in Oost-Groningen worden begrepen? Hoe moet het opgaan in 1990 van de CPN in GroenLinks worden beoordeeld, als we de betekenis en inspiratie van de partij in de vooroorlogse periode en in de oorlog onderkennen, als drager van een nieuwe maatschappij zonder uitbuiting en fascistische dreiging? Hoe kan het dat ondanks de in de boeken van Ruud Weijdeveld vastgelegde indrukwekkende en bezielende wisselwerking tussen de partijorganisatie en de individuele leden, er zoveel zich communist voelende en soms noemende kameraden buiten de partij staan? De verwarring hierover laat zich goed illustreren aan een passage in de toespraak van Thewis Wits, van 1975 tot 1981 wethouder van de CPN in de stad Groningen, bij de presentatie van de boeken op 5 maart (terug te vinden op de site van de Geert Sterringa Stichting). Hij merkt op dat:
"Verzetsactiviteiten konden plaatsvinden door onderlinge solidariteit, onderlinge loyaliteit én een betrouwbare organisatie. Tot in de kampen aan toe. Mensen voor wie een ruggengraat belangrijker was dan een partijlijn, om woorden van oud-burgemeester Buiter, die mij zijn bijgebleven, te gebruiken."
"Toen opnieuw de solidariteit met de Sovjet-Unie bij de CPN de boventoon voerde bij de machtsdeling in de wereld na het verslaan van het fascisme. Ze werden beoordeeld aan de hand van een partijlijn, en niet aan de hand van hun ruggengraat."
In het eerste citaat knipt Wits, verwijzend naar Buiter, het verband door tussen het individuele lid en de partijorganisatie. Terwijl hij in dat citaat juist de samenhang en het belang onderstreept van onderlinge solidariteit, onderlinge loyaliteit én een betrouwbare organisatie. Dus van de noodzakelijke wisselwerking tussen lid en partijorganisatie!! In het tweede citaat merkt hij met spijt op dat de 'buitenwereld' jammer genoeg niet dit verband doorknipt: de individuele communist (met ruggengraat) niet los ziet van de partij(lijn).
Titel: Het communistische verzet in Groningen 1940 - 1945, Deel 1 en 2
Auteur: Ruud Weijdeveld
Uitgave: Profiel Uitgeverij, Bedum 2014 / Geert Sterringa Stichting
ISBN 978 90 5294 5538
Beide delen zijn (zonder verzendkosten) te bestellen op http://www.geertsterringastichting.nl voor totaal Euro 42,95. Of te koop in de boekwinkel.