Maarten Muis
De zogenaamde flexibele schil in bedrijven groeit steeds verder aan. De media bracht afgelopen weken nieuwe cijfers van TNO, dat bij 900 Nederlandse bedrijven in negen sectoren het aantal Nederlanders met een tijdelijk en flexibel contract onderzocht heeft. Flexibilisering heeft niet alleen consequentie voor de werknemer, die steeds meer in grote onzekerheid leeft, maar ondergraaft ook de loyaliteit naar het bedrijf toe.
In 2007 was een vijfde van de werknemers binnen de bedrijven zzp'er, uitzend- of oproepkracht of tijdelijk in dienst. In 2013 was dat gemiddeld een op de vier werknemers. Als de huidige ontwikkeling doorzet zal in 2020 het leger flexibele krachten gegroeid zijn tot een derde.
Sterke daling van het aantal vaste contracten wordt vooral verwacht in de zorg en de financiƫle wereld. De grootbanken en verzekeraars, die vanouds met vaste medewerkers werken, zijn hun arbeidsrelaties aan het versoberen en bouwen een steeds grotere flexibele schil om zich heen. Zo gaan ook deze sectoren richting een realiteit die al zichtbaar is in de horeca: meer dan 60 procent van de contracten is daar tijdelijk en flexibel.
Al doet minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher pogingen om werkgevers te dwingen tot sneller verstrekken van vaste contracten via juridische maatregelen (Wet Werk en Zekerheid), de tendens gaat door de economische crisis de andere kant op.
Werkgevers, zo stelt Paulien Bongers, directeur arbeid en innovatie bij TNO, voelen juist door de crisis de druk om verder te specialiseren en te focussen op de kern van het bedrijf. Zij stoten steeds meer taken af richting flexibele schil.
Maar niet alleen in bedrijven waar de winst onder druk staat, ook in florerende bedrijven wordt de arbeid driftig geflexibiliseerd. Deze tendens werd door Robin Colard in het FD ideologisch aangekleed met het concept: strategische uitstroom. Vaste medewerkers moeten in zijn ogen gedwongen worden na te denken over de eigen positie op de langere termijn. Zekerheid van baan zou in dit ideologisch kader niet alleen nadelig zijn voor de winstgevendheid van de bedrijven, maar ook niet goed voor de werknemer zelf. Deze verdient na jaren trouwe arbeid zeker een 'tweede kans' in de flexibele schil.
Arbeidsmarktdeskundigen waarschuwen al enige tijd voor een tweedeling op de arbeidsmarkt: tussen hooggeschoold vast personeel met fraaie arbeidsvoorwaarden en vogelvrije flexwerkers. Zo pleit Jurriƫn Koops, directeur van de uitzendkoepel ABU bij minister Asscher voor drastische veranderingen in het sociale stelsel. Maar natuurlijk wel vertrekken vanuit de norm van de flexibele uitzendkrachten en niet vanuit het stelsel van huidige verworvenheden. Hij blijft de woordvoerder van uitzendbedrijven.
De risico's die de kapitalistische economie in zich draagt zijn de laatste veertig jaar stelselmatig richting werknemer verlegd. De flexibilisering maakt dat bedrijven platforms worden waar alleen nog tijdelijk en ad hoc arbeid wordt ingezet. Het sociale karakter binnen bedrijven, waar collega's langdurig relaties met elkaar aangaan om zich te bekwamen in het leveren van een dienst of de productie van een waar, verdwijnt steeds meer.
Dat stelt ook Ben Ligteringen, die promoveerde op onderzoek naar de lange termijn ontwikkeling binnen het personeelsmanagement. Hij schreef in het FD: "Als de onderneming ophoudt een sociale institutie te zijn, en zich ontwikkelt tot louter een transactieplatform, welke rol kan een personeelsmanager dan nog spelen? We zien functieverlies alom. Het eindpunt van de ontwikkeling is de payrolling-constructie: de werkgever ontkent nog langer werkgever te zijn."
Deze verdergaande flexibilisering maakt dat werknemers steeds minder echte betrokkenheid bij het bedrijf tonen. Afnemende zekerheid loopt evenredig aan afnemende loyaliteit. Dit zal grote consequenties hebben voor de kwaliteit: niet alleen van de sfeer op de werkvloer, maar ook voor het product of de dienst. Zo wordt de werknemer drie keer door het kapitalisme gepakt: met flexibilisering van de inzet van de eigen arbeid, door minder arbeidsvreugde en meer vervreemding, en ook door de dalende kwaliteit van wat hij of zij voor het karige loon kan krijgen.