Zoltan Zigedy
In een land dat sportsterren als rolmodellen presenteert en waar acteurs politieke ambities koesteren zijn intellectuele beroemdheden een curiositeit. De komeetachtige opkomst van Thomas Piketty komt dan ook als een volslagen verrassing. De Engelstalige versie van zijn boek 'Het kapitaal in de 21e eeuw' was razendsnel uitverkocht en werd een bestseller, wat uniek te noemen is voor een boek afkomstig van een wetenschappelijke uitgeverij.
Met zijn charme, gevoel voor humor en jonge uitstraling tourde Piketty door de Verenigde Staten waar hij met open armen werd ontvangen door journalisten en talkshowpresentatoren. Een maand voordat het boek uitkwam voelde ik aan dat Piketty iets verfrissends te bieden had en ik schreef: "Piketty's betoog is een welkom tegengif voor het gebrek aan verklarende theorieën bij de progressieve en sociaaldemocratische betweters. De controverse die Piketty teweegbrengt, nog voor het verschijnen van de Engelstalige editie duidt erop dat hij iets biedt dat het conventionele overstijgt. Een nadere bestudering van Piketty's ideeën moet wachten totdat de vertaling van zijn boek verschenen is." (ZZ's Blog, 11 februari 2014)
Ik had niet het geringste vermoeden dat Piketty zo'n hype zou worden en dat er een onafgebroken discussie zou ontstaan tot in de hoogste regionen van de massamedia. Piketty's betoog heeft de navelstaarderij van de universitaire economen in de war geschopt. Hij leverde het bewijs voor het buikgevoel, voor het voor de hand liggende, op een manier die zelfs tot de koppigste geleerden doordringt: kapitalisme produceert en reproduceert ongelijkheid.
Helaas laat Piketty het achterwege om een andere, even spannende conclusie te trekken: de enige manier om de ongelijkheid te elimineren is het elimineren van het kapitalisme. Het is alsof een wetenschapper de oorzaak van kanker ontdekt heeft maar weigert om het geneesmiddel ertegen goed te laten keuren.
Mijn eigen ideeën over Piketty's provocerende en stimulerende boek zijn geplaatst op 'Philosophers for Change'. Het fenomeen Piketty overschaduwt een mogelijk nog provocerender en meer tot de verbeelding sprekende studie van twee Amerikaanse professoren, Martin Gilens en Benjamin I. Page. Hun artikel 'Testing Theories of American Politics: Elites, Interest Groups and Average Citizens' (verschijnt in 'Perspectives on Politics') biedt antwoorden die de zelfgenoegzaamheid van de politieke theorie evenzeer zou kunnen doorbreken als Piketty's boek dat deed met de ideeën van de bourgeoisie-economen.
Jammer genoeg beschikken Gilens en Page niet over Piketty's bravoure en houden zij vast aan de droge, formele schrijfstijl van de universitaire politieke wetenschap. Daardoor hebben maar weinig mensen er commentaar op geleverd. Een uitzondering was Margaret Kimberly in haar column met de zeer treffende titel 'Democracy is Dead' in de onschatbaar scherpzinnige 'Black Agenda Report'.
Voor de verdedigers van het kapitalisme vormt 'democratie' de vanzelfsprekende en enige ontsnappingsroute uit de greep van economische ongelijkheid: de kapitalistische tendens om vermogens- en inkomensongelijkheden te produceren en te reproduceren. Progressieven en sociaaldemocraten beloven om hetwetgevend systeem en de bestaande politieke instellingen zodanig weerbaar te maken dat zij het kapitalistisch systeem kunnen temmen, reguleren, hervormen, managen.
Zij pleiten voor een strategie waarbij ze burgers willen betrekken in bondgenootschappen, belangen- en lobbygroepen en bij het verkiezingsproces om zodoende de machtsverhoudingen in overeenstemming te brengen met de wil van de bevolking. Zij beschouwen de bestaande politieke instellingen als adequaat voor veranderingen, als voldoende democratisch en kiezen voor een weg waarbij de macht van de bevolking de economische macht met behulp van de bourgeoisiedemocratie zou kunnen aftroeven.
Om dit en soortgelijke ideeën te testen stellen onderzoekers Gilens en Page de volgende prangende vragen:
"Wie regeert er? Wie is er echt aan de macht? In welke mate is de bevolking als geheel soeverein, semisoeverein of machteloos?" (p.3) Ze betwijfelen of de 'democratie' zoals we die kennen ook werkelijk democratisch is. Is ze de uitdrukking van de wil van de bevolking? Of geeft ze daar alleen maar de schijn van?
Gilens en Page beseffen dat dit vragen zijn waarmee ontelbare filosofen, sociale wetenschappers en politieke activisten zich beziggehouden hebben. Gilens en Page voerden echter empirisch onderzoek uit om vast te stellen wat anderen alleen maar beredeneerden. De resultaten van hun onderzoek zijn veelzeggend:
"Het centrale punt dat naar voren komt uit ons onderzoek is dat de economische elites en de groeperingen die de belangen van de zakenwereld vertegenwoordigen een aanzienlijke onafhankelijke invloed hebben op het Amerikaanse overheidsbeleid, terwijl belangengroepen vanuit de bevolking en de gemiddelde burger nauwelijks of helemaal geen onafhankelijke invloed uitoefenen." (p.3)
Net zoals met Piketty's bevindingen valt deze uitkomst samen met wat elke onbevooroordeelde waarnemer van de recente geschiedenis kon verwachten. Ze komen overeen met wat een marxistische analyse voorspelt. Alleen de gevestigde orde van de sociale wetenschappen blijft geloven dat de instellingen van de bourgeoisiedemocratie democratisch functioneren. In hun academisch jargon stellen Gilens en Page: "Een heleboel geleerden - onder wie waarschijnlijk meer economen dan politieke wetenschappers - klampen zich nog steeds vast aan het idee dat de politieke voorkeur van de gemiddelde kiezer de beleidsresultaten van het Amerikaanse politieke systeem bepaalt." (p.5)
Op een uitstekende manier slagen de auteurs erin om de verschillende filosofische richtingen die een intellectuele dekmantel bieden voor het idee dat de VS wereldwijd model staan voor democratie voor het voetlicht te halen. Ze laten zien hoe de zelfgenoegzame intellectuele basis die steun biedt aan Amerikaanse interventies in oorden waar de Amerikaanse elites gebaseerd zijn op hypocrisie.
Zonder een greintje ironie klagen Gilens en Page het falen van de Amerikaanse democratie aan:
"de voorkeuren van de economische elites hebben veel meer onafhankelijke invloed op politieke veranderingen dan de voorkeuren van gemiddelde burgers. Dit wil niet zeggen dat gewone burgers voortdurend aan het kortste eind trekken. Vaak genoeg krijgen zij het beleid dat ze verkiezen maar alleen omdat dit beleid toevallig ook de voorkeur is van de burgers uit de economische elite die daadwerkelijk invloed uitoefenen." (p 22) Met andere woorden, gemiddelde burgers zien dat er aandacht wordt besteed aan hunverlangens op voorwaarde dat zij hetzelfde verlangen als de elites! Alleen in dat geval werkt de bourgeoisiedemocratie voor de gemiddelde burger.
Gilens en Page tonen aan dat de elites een vetorecht hebben over de beslissingen van de Amerikaanse politiek. De collectieve wil van de meerderheid kan de wil van de geprivilegieerde minderheid niet aftroeven, zelfs niet als de collectieve wil georganiseerd is in belangengroeperingen: "bestaande belangengroeperingen zijn niet effectief als aandrijfriem voor de wensen van de bevolking als geheel." (p.22)
Vakbonden en andere massaorganisaties slagen er thans niet in om de politieke belangen van de meerderheid effectief te promoten als deze belangen in conflict komen met die van de rijken en machtigen. Koppel deze empirische conclusie aan Piketty's bevindingen en we worden geconfronteerd met een schijnbaar onontkoombare slotsom: de groeiende ongelijkheid en de afnemende macht van de meerderheid zijn onvermijdelijk. Een oplossing voor de ongelijkheid kan niet gerealiseerd worden zolang de belangen en de wil van de meerderheid buiten het democratisch overleg gesloten blijft. Het pad naar economische rechtvaardigheid wordt geblokkeerd door ondemocratische instellingen die zich slechts voordoen als democratisch.
Gilens en Page verklaren het falen van de Amerikaanse democratie niet maar het is niet moeilijk om de oorzaken ervan aan te duiden. Het Amerikaanse tweepartijensysteem dat voortdurend door de knieën gaat voor geld en invloed is een belangrijke oorzaak voor de corrumperende democratie. Het organiseren vanaf de basis heeft plaatsgemaakt voor kostbare mediacampagnes en de macht van rijke donateurs is enorm toegenomen. Al jarenlang minachten de twee Amerikaanse politieke partijen de massa's. Ze zijn opgebouwd met behulp van geldinzamelingen en professioneel opgezette verkiezingscampagnes.
Ze worden geholpen door een juridisch systeem dat vrijwel onneembare hindernissen opwerpt voor derde partijen. Hierdoor zijn ze op hun kleine speelveld gevrijwaard van externe schokken. Tegelijkertijd wordt het reilen en zeilen binnen beide partijen gecontroleerd door de belangen van het bedrijfsleven.
De massamedia in de VS zijn bijna in zijn geheel in handen van de monopoliebedrijven die het tweepartijenstelsel ondersteunen. De grenzen van de politieke discussie worden bepaald door de belangen van de rijken en machtigen en door de partijprogramma's. Alleen aan de uiterste vleugels van beide partijen is er sprake van een frisse wind in het publieke debat. Onder deze omstandigheden worden de belangen van de meerderheid en de argumenten voor deze belangen gemarginaliseerd.
De studie van Gilens en Page toont afdoende aan dat voortgaan op dezelfde weg niet zal leiden tot een aanmerkelijke verbetering in de situatie van de arme en werkende bevolking, de grote meerderheid van de Amerikanen. Zij die op cijfers en feiten gebaseerd bewijsmateriaal eisen hebben nu wat zij willen. Ze worden nu niet alleen meer geconfronteerd met indrukken en speculaties maar met ongemakkelijke feiten: het kapitalisme brengt ongelijkheid voort en verstikt het democratisch proces.
Welke is deze 'zelfde weg'? Deze doodlopende weg? Het is de weg die leidt tot mislukking, dankzij het tweepartijensysteem en vooral de valse vriend, de Democratische Partij. Zij die blijven hopen dat de Democratische Partij veranderingen bewerkstelligt moeten zich afvragen hoe dit tijdens hun eigenleven heeft uitgepakt. Als de Democraten daarin succesvol waren geweest hoefde men nu naar aanleiding van Piketty, Gilens en Page niet aan de alarmbel te trekken.
Zij die nog steeds hopen op veranderingen door de Democratische Partij moeten de onwaarschijnlijkheid hiervan toch onder ogen zien na zes jaar teleurstellende Democratische politiek. De euforie van 2008 heeft plaatsgemaakt voor gerechtvaardigde scepsis.
Mensen die veranderingen nastreven kunnen hun energie beter steken in het steunen van onafhankelijke bewegingen en in buitenparlementaire acties. Ze moeten strijden om de barrières die democratische uitingsmogelijkheden in de weg staan te slechten en in verzet komen tegen de daadloosheid die voortkomt uit het periodieke verkiezingscircus. Het uiting geven aan dit streven voorziet het politieke leven van nieuwe energie en bestrijdt de doelbewust klein gehouden deelname aan het verkiezingsproces.
Voorstanders van verandering moeten zich realiseren dat het op een bescheiden manier bijdragen aan een verkiezingscampagne en het plichtsgetrouw naar de stembus gaan niet volstaat en dat dit de heersende elites alleen maar in de kaart speelt. Het gebrek aan een luid klinkende, militante en verstorende vredesbeweging bij voorbeeld heeft het Amerikaanse militarisme wereldwijd carte blanche gegeven.
De groepering met het meeste potentieel om verandering teweeg te brengen - de georganiseerde arbeidersbeweging - kan ons niet op een nieuwe weg leiden zonder dat ze wezenlijk verandert. 'Business unionism', klassencollaboratie, partnerschap - noem het hoe je wil - heeft de werkende bevolking bedonderd en bijgedragen aan de erosie van de Amerikaanse democratie.
De studie van Gilens en Page laat zien dat economische elites zoals de monopoliebedrijven hun belangen niet in de waagschaal stellen. Ze eisen en krijgen wat ze willen van het politieke systeem in de VS. Met hun gigantische rijkdommen en hun enorme politieke invloed zijn Amerikaanse bedrijven niet snel geneigd om te 'onderhandelen'. Ze zijn toegerust en bereid tot de klassenstrijd, zelfs wanneer de vakbondsleiding dat niet is.
Alleen door een radicale wijziging in de ideologie en de tactiek van de georganiseerde arbeid kan een antwoord op de groeiende ongelijkheid en de afnemende democratie gevonden worden.
De geschiedenis toont aan dat het socialisme - een beweging die de onrechtvaardige ongelijkheid aan de kant veegt door het smoren van het kapitalisme - kan dienen om de bourgeoisiedemocratie te 'liberaliseren' en sociale rechtvaardigheid te garanderen. De progressieve verworvenheden waarop de Democratische Partij zich laat voorstaan kwamen op de politieke agenda dankzij communisten, socialisten en andere radicale critici van de kapitalistische orde.
Republikeinen noch Democraten zullen het kapitalisme willen bekritiseren of corrigeren zonder georganiseerde antikapitalistische druk. Van de New Deal tot de War on Poverty, toegevingen aan de massa's, de democratie en de sociale rechtvaardigheid werden gedaan om te ontkomen aan de interne of externe invloed, de druk of het leiderschap van radicaal links. De heropleving van de beweging voor het socialisme vormt daarom een essentiële en urgente component van de strijd voor sociale rechtvaardigheid en democratie.
Bron: ZZ's blog, 8 mei 2014, vertaling Frans Willems.