Eda Yenil
Begin augustus vonden de presidentsverkiezingen plaats in Turkije. Premier Erdogan behaalde een percentage van 52 procent van de stemmen, genoeg voor het presidentschap. Net iets meer dan 70 procent van de kiesgerechtigden nam deel aan de verkiezingen. Bijna 30 procent van de bevolking toonde dus geen belangstelling voor de verkiezingen met maar drie kandidaten.
De eerste kandidaat was premier Recep Tayyip Erdogan die al zijn middelen en kracht heeft ingezet om succes te kunnen boeken. Zijn slechte imago, ontstaan door zijn gedrag tijdens de Gezi-protesten en zijn misdaden die aan het licht kwamen, heeft weinig effect gehad op de keuze voor het presidentschap bij de meeste kiezers, gezien de uitslag. Tijdens zijn eerste speech bedankte hij vooral de mensen die gestemd hadden. Ondanks de betrekkelijk lage opkomst wil hij de verkiezingsresultaten zoveel mogelijk legitimeren.
De tweede kandidaat is Eklemeddin Ihsanoglu, die was voorgesteld door de Republikeinse Volkspartij (CHP) en de Partij voor de nationale beweging (MHP). Hij stond verkiesbaar namens de oppositie (behoudens de HDP, de pro-Koerdische partij). Hij stelde zich voor als wetenschapper en oud-diplomaat en hij is de voormalig secretaris-generaal van de Organisatie voor Islamitische Samenwerking (OIC). Door de beide oppositiepartijen werd hij naar voren geschoven onder het motto 'de Grote Verzoening'. Dat leek ook zijn grote voordeel: hij had volgens de oppositie de potentie om de anti-Erdogan-segmenten te verenigen zonder daarbij de zwevende kiezers op de flanken, die overwegend AKP stemmen, van zich te vervreemden.
Ihsanoglu was echter geen juiste keuze, zoals bleek uit de resultaten. Met een rechtse kandidaat had de oppositie zeker geen succes. De CHP heeft zelfs haar stemmen gedeeltelijk verloren.
Selahattin Demirtas, de kandidaat van de Democratische Volkspartij (HDP) heeft aangegeven dat hij ongeveer 10 procent van de stemmen verwachtte. Hij behaalde dit percentage ook daadwerkelijk. Zijn succes was meer te danken aan de steun van de Koerden en de voorstanders van linkse bewegingen die geen andere keuze zagen, gezien het aanbod van de kandidaten.
Dit resultaat heeft wel de positie versterkt van de Koerdische beweging en wordt gezien als een positieve stap voor de linkse bewegingen.
De vierde keuze voor de linkse bewegingen was de boycot van de verkiezingen. In de campagnes gaven zij aan dat de verkiezingen totaal geen legitimiteit hadden en dat Erdogan niet rechtmatig gekozen kon worden. Deze campagnes hebben niet het beoogde succes geboekt. Maar omdat uiteindelijk 30 procent niet ging stemmen blijkt dat 'links' toch een belangrijke strijd kan voeren tegen Erdogan.