Sociaaleconomische redactie (*)
Bedrijven slagen erin een steeds groter deel van het nationale inkomen naar zich toe te trekken. Ze krijgen daarbij een zetje in de rug van de overheid die hun belastingtarieven heeft verlaagd. De verbetering voor de bedrijven gaat ten koste van de financiële positie van gezinnen, de 'huishoudens'.
Dit bleek dinsdag uit een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek over 2001 tot en met 2013. Het aandeel in het nationaal inkomen van de bedrijven is in die periode gegroeid van 5 procent naar 11 procent, terwijl dat van de huishoudens - gezinnen en alleenstaanden - slonk van 63 procent naar 55 procent.
"Het komt er grosso modo op neer dat de groei van de afgelopen jaren volledig bij de bedrijven is terechtgekomen", zegt hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen van het CBS in een toelichting. "Het is een trend die breder zichtbaar is. Ook in de Verenigde Staten en elders in Europa. De bedrijven verdienen steeds meer en dat gaat ten koste van de inkomens van burgers."
Ook de overheid en de financiële instellingen krijgen hun deel uit het nationaal inkomen. Sinds 2001 zijn deze aandelen niet heel veel veranderd, anders dan bij bedrijven en gezinnen.
De verhoudingen zijn zo sterk verschoven doordat de beschikbare inkomens van bedrijven veel sneller zijn gestegen. Deze namen in de onderzochte periode met nominaal 150 procent toe, terwijl huishoudens er slechts 18 procent bijkregen. Het verschil was nog veel groter geweest als in 2013 de bedrijfsinkomsten niet sterk waren afgenomen, als gevolg van verminderde winstoverdrachten van buitenlandse dochterondernemingen.
De plus van 18 procent nominaal voor de gezinnen betekent dat er reëel sprake was van een achteruitgang. Over die periode was de inflatie een paar procentpunt hoger. Inkomsten uit de winst van bedrijven zijn bij de huishoudens meegerekend als inkomen.
Een van de oorzaken van de inkomensverschuiving zijn de betalingen aan de overheid. De door huishoudens betaalde zogeheten inkomensoverdrachten stegen gedurende de gehele periode sterk. Dit komt niet alleen omdat huishoudens meer loon ontvingen en daardoor dus meer loonbelasting betaalden, maar ook door hogere belastingtarieven en de invoering van het nieuwe zorgstelsel in 2006. Door dit nieuwe stelsel werd het belastbaar loon namelijk hoger.
"Het nieuwe zorgstelsel", zegt Van Mulligen, "relativeert deze uitkomsten ook wel wat omdat er voor burgers inkomsten in natura in de vorm van zorg tegenover staan. Maar ook als we voor dit effect zouden compenseren, blijft de basisconclusie overeind dat de inkomens van de gezinnen weinig stegen."
Huishoudens ontvangen ook geld van de overheid, bijvoorbeeld in de vorm van uitkeringen. Deze ontvangsten stegen wel na 2001, maar minder snel dan de betalingen. In 2013 betaalden huishoudens per saldo 83 procent van alle overdrachten aan de overheid. In 2001 was dit nog 70 procent.
Het aandeel van de belasting op arbeid in de totale Nederlandse belastinginkomsten is gestegen van 48 procent in 2001 naar bijna 58 procent in 2012. Alleen in Zweden is dit aandeel nog hoger. Nergens in Europa, zo stelt het CBS, groeide dit aandeel zo sterk als in Nederland.
In tegenstelling tot huishoudens zijn bedrijven de laatste jaren juist minder belasting gaan betalen. Zo nam de belasting op inkomen af van 13,7 mrd euro in 2001 tot 9,9 mrd euro in 2013. Deze daling werd onder andere veroorzaakt door een verlaging van de tarieven van de vennootschapsbelasting.
Per saldo betaalden bedrijven 13 procent van alle overdrachten aan de overheid. In 2001 was dit percentage nog 23. Huishoudens betaalden in 2013 83 procent van de overdrachten aan de overheid.
(*) Bron:fd.nl/Jule Hinrichs, 10-09-2014.