Oost-Europeanen eisen afweerraketten ook tegen Moskou in stelling te brengen. Polen bouwt paramilitaire verenigingen op.
Reinhard Lauterbach
De NAVO wil haar militaire infrastructuur in Polen en in de Baltische staten uitbouwen en bevoorradingsdepots en soortgelijke voorzieningen op voorraad bouwen. Zoals gisteren in Der Spiegel werd gemeld, moet ook officieel de verdenking worden uitgesproken, die al enige tijd van de daken geschreeuwd wordt: dat het geplande raketafweersysteem van de NAVO in Oost-Europa ook gericht is tegen Rusland en niet alleen tegen Noord-Korea of Iran die niet over vergelijkbare raketten beschikken.
Daarentegen rekent Polen niet meer op de permanente stationering van extra NAVO-troepen in Oost-Europa. Minister van defensie, Tomasz Siemoniak, zei enkele dagen geleden in het dagblad Rzeczpospolita, dat hij niet verwacht dat de NAVO-top van 4 en 5 september in Newport (Wales) zou besluiten tot een "permanente militaire aanwezigheid" in de Oost-Europese lidstaten. Zich beroepend op het NAVO-Rusland-verdrag uit 1997, had een aantal lidstaten van 'het oude Europa' zich hiertegen uitgesproken. Dit document garandeerde Moskou dat het bondgenootschap zijn destijds nog geplande uitbreiding naar het Oosten, niet zou gebruiken om in de nieuwe lidstaten een substantiële troepenmacht te stationeren.
Deze formulering is rekbaar; de juristen van de NAVO beschouwen volgens verklaringen uit Polen een brigade niet als substantieel. Alleen de Poolse minister van Buitenlandse Zaken, Radoslaw Sikorski, wenste er twee [Brigades, KB] voor zijn land. Ondertussen probeert de NAVO die verklaring uit 1997 op een andere manier te omzeilen. In de plaats van een permanente stationering moeten militaire manoeuvres komen waaraan Amerikaanse en West-Europese soldaten deelnemen. Siemoniak zei, dat hij daarmee goed kan leven. Alles bij elkaar opgeteld zouden er hierdoor permanent honderden soldaten uit de West-Europese NAVO-lidstaten in Polen aanwezig zijn.
In Polen leidt deze door Siemoniak geschetste optie tot luid gejammer, dat het land, hoewel gelegen aan een potentiële frontlinie met Rusland, een tweedeklas lidstaat is. Jammerklachten als deze zijn niet alleen afkomstig van de rechterflank van de politiek, maar ook Slawomir Sierakowski, chef van de 'salonsocialisten' van de vereniging Krytyka Polityczna, uitte zich het afgelopen weekend in deze geest in de Gazeta Wyborcza. Polen is bang om in geval van oorlog net zoals in 1939 door de bondgenoten in de steek te worden gelaten.
De voormalige opperbevelhebber van het Poolse leger, generaal Waldemar Skrzypczak, becijferde de weerstandscapaciteit van het Poolse leger tegen een conventionele aanval vanuit Rusland op maximaal één week. Voor de aanvoer van versterkingen van overzee moet men volgens hem rekenen op zes weken.
Onder deze omstandigheden activeert Polen de plannen voor een vernieuwde verdediging van zijn grondgebied. Tot zo'n 30.000 leden van paramilitaire organisaties als de padvinders en de zogenaamde 'reconstructoren' (mensen die historische veldslagen naspelen) tot aan groeperingen met de plechtige benaming Fideles et Instructi Armis (de in het gebruik van wapens geschoolde 'Trouwen') moeten op korte termijn door scholing op militaire complexen worden klaargestoomd, om in geval van een oorlog bruggen, energiecentrales en soortgelijke objecten te kunnen beschermen en als partizanen te kunnen vechten.
Doel op de middellange termijn is de uitbreiding van deze groepen tot 600.000 á 800.000 man. Dit soort troepen moet Armia Krajowa gaan heten. Zo heette namelijk de grootste verzetsorganisatie tegen de fascistische bezetters in de Tweede Wereldoorlog.
Bron: Junge Welt, 25-08-2014, vertaling Kees de Bruijn.