Marcel de Jong
Duitsland kent - in tegenstelling tot Nederland - een éénheidsvakbond (DGB), waarin alle werkenden georganiseerd kunnen zijn, onafhankelijk van hun politieke gezindheid of voorkeur. Dit is een van de grote verworvenheden van de Duitse arbeidersbeweging na de bevrijding van het fascisme in 1945.
In de strijdbare jaren '50 en '60 kon dankzij deze sterke vakcentrale en de vastberadenheid van veel klassenbewuste arbeiders heel wat aan verworvenheden worden afgedwongen van de kapitalisten. Dat was natuurlijk niet zo leuk voor die heren (en enkele dames) en daarom werd ervoor gezorgd dat vooral in niet zo klassenbewuste streken minder strijdvaardige, meestal christelijke (zogeheten 'gele') vakbonden werden opgericht, die het daar voor het zeggen kregen in de - meestal kleinere - bedrijven. Dat waren dus 'goede' vakbonden voor die heren - in tegenstelling tot de 'slechte' DGB-bonden.
Bedienden en ambtenaren hadden niet zo veel op met de vakbeweging en zagen meer heil in een eigen standsorganisatie: de bedienden hadden de Deutsche Angestelltengewerkschaft DAG en voor de ambtenaren zijn er talloze beroepsverenigingen binnen de Deutscher Beamtenbund. Ook dat waren 'goede' bonden. De 'Angestellten' hadden het goed in de 'Gouden Tijd' van West- Duitsland (jaren '50-'70) en de ambtenaren hadden een veilig inkomen en een veilige baan, maar dan wel met een stakingsverbod.
(Een ambtenaar was tot in de jaren '90 haast iedereen die met een witte boord voor de overheid werkte: dus wel de agent en de leraar, maar niet de vuilnisman en de gemeentearbeider). Het ambtenarenstatuut werd vanaf de jaren '90 opgeheven voor geprivatiseerde overheidsbedrijven - nu veranderden de meeste personeelsleden van vooral 'Bundesbahn' en 'Bundespost' van ambtenaar tot bediende. Ze verloren een hoop voordelen, maar ze mochten nu wel staken. Dat veranderde de status van enkele voorheen ingeslapen beroepsorganisaties tot een strijdbare voorhoede. Vooral de 'Gewerkschaft der Lokführer' (GdL) (machinistenvakbond) legde al in 2007 het gehele raderwerk van de spoorwegen stil, toen zij voor de machinisten bij de geprivatiseerde Deutsche Bahn een eigen cao eisten.
Deze voormalige beroepsorganisatie kreeg vooral met de annexatie van de DDR een grote toestroom van leden, die hun heil niet zochten bij de in slaap gesukkelde 'Gewerkschaft der Eisenbahner Deutschlands' (GdED) van de DGB. Hun staking in 2007 had succes en ze kregen van de DB het recht op het afsluiten van een eigen cao voor de bij hen georganiseerde machinisten. De GDL was ineens in één van de meest vooruitstrevende bonden veranderd en zette ook de GdED enigszins in beweging, nu er kapers op de kust waren.
Nu, in 2014, legde de GdL er nog een schepje bovenop: naast een forse loonsverhoging en een werktijdverkorting eisen ze nu om voor álle treinpersoneelsleden te kunnen spreken: dus niet alleen voor de machinisten, maar ook voor de conducteurs en het gastronomisch personeel. De top van de DB weigerde tot nu toe. Maar de GdL toonde nu weer haar macht: juist tijdens het weekeinde van 18 en 19 oktober, waar in Duitsland en in veel andere landen de herfstvakanties begonnen of eindigden, zette de GdL de seinen op rood.
Met een noodplan liet de DB plus minus een derde van de personentreinen rijden, het goederenvervoer lag compleet plat. Er werd weer onderhandeld, maar de 'Bahn'-chefs toonden zich nog niet welwillend, wat tot gevolg had dat de GdL-machinisten opnieuw staakten. Nu vier dagen lang, de laatste dag viel juist op de dag dat de Duitse hoofdstad Berlijn groots het feit wilde vieren dat 25 jaar geleden de 'muur' werd geslecht. De Duitse pers huilde en GdL-voorzitter Weselsky (nota bene lid van Merkel's CDU) werd bestempeld als de meest gehate man van het land.
Natuurlijk was het nooit de bedoeling geweest dat kleine, maar strijdbare bonden buiten de gevestigde DGB-centrale om de werkgevers lastig zouden vallen. Dat moest nu maar ophouden. En wie kan dat beter dan de beproefde arts aan het ziekbed van het kapitalisme? Juist, de SPD. Diens minister voor Werk en Sociale zaken in het kabinet Merkel II, Andrea Nahles, die zich van 1995 tot 1999 als voorzitter van de Jungsozialisten nog als 'links' voordeed, ontwikkelde een wetsontwerp dat inhoudt dat alleen nog maar de grootste bond binnen een bedrijf voor een cao mag strijden. De uitkomsten van die cao gelden dan voor alle personeelsleden, dus ook voor die van een bond die eventueel verdergaande eisen stelde.
Heel wat DGB-leden vinden dat best een goed idee. Komt er eindelijk weer rust in de tent en dreigen er geen acties meer. Bewustere vakbondsmensen zien dat het erom gaat de vakbeweging als geheel te bestrijden. Er zijn immers ook veel regio's waar de DGB bij lange na niet de sterkste bond is. De dienstenbond Ver.di roept haar leden op tot een handtekeningenactie tegen dat wetsvoorstel.
In een commentaar in 'Unsere Zeit' van 14 november jl. schrijft dagelijks bestuurder van de DKP voor de sociaaleconomische strijd, Olaf Harms: "Het stakingsrecht is het belangrijkste basisrecht van de werkenden. Zonder het recht op staken kunnen vakbondsleden hun belangen niet doorzetten, is er geen cao-autonomie. Bij cao-onderhandelingen zal alleen nog maar collectief worden gebedeld. De geplande en antigrondwettelijke beperking van het stakingsrecht en het ermee gepaard gaande cao-recht is uiteindelijk een aanval op de eenheidsvakbeweging. Dat zullen wij verdedigen!"