De hongersnood in Ierland 1845-1851,

Een historische waarschuwing tegen marktfundamentalisme

i-008-015.jpg
Illustratie uit 1847 van de Ierse kunstenaar James Mahony uit Cork voor de krant London News over de Ierse Hongersnood. (Foto: WikiCommons)

Wiebe Eekman

The Great Famine. Aanleiding was de mislukking van de aardappeloogst. In een paar jaar tijd halveerde de Ierse bevolking. Eén á twee miljoen doden. Meer dan 3 miljoen emigranten. Ierland had zijn armste bevolking uitgeroeid en weggejaagd. Tegelijk veranderde Ierland van een landbouwland in een veeteeltland.

18de en 19de eeuw: Engeland bouwt met militair geweld zijn koloniaal imperium. Vanaf 1800 valt Ierland volledig onder Engels bestuur. Ierland levert volop graan, boter en vlees. Maar in 1815 wordt Napoleon bij Waterloo verslagen. Engeland kan dan goedkoper graan invoeren uit het Europese vasteland. Ook de vlasproductie en de thuisnijverheid stuikt in elkaar.

De Ierse landheren willen overschakelen naar veeteelt dat meer opbrengt. Maar wat te doen met de duizenden pachters op hun land? In 1845 telde Ierland 8,5 á 9 miljoen inwoners, het dubbele van nu. De arme boerenbevolking (4,7 miljoen) leefde hoofdzakelijk van aardappels, driemaal per dag. Op 24 juni 1845 breekt de aardappelschimmelziekte uit in de velden van Kortrijk in België. Het rotten van de teelt verspreidt zich razendsnel via de wind. Op 1 augustus is ook de hele aardappelteelt vernield in Nederland, Noord-Frankrijk, Duitsland en Zuid-Engeland.

Op 20 augustus bereikt de schimmel Dublin. Op 15 oktober is de hele Ierse aardappelteelt vernield. De reeds geoogste aardappels rotten binnen enkele dagen weg. Ook in 1846 en 1847 zal de oogst mislukken. In 1848 is er niet meer gepoot bij gebrek aan zaaigoed. Daarna waren er geen aardappelboeren meer.

De aardappelschimmel, een natuurlijke plaag? De hand Gods? Niets aan te doen? De Duitse staten verboden meteen elke uitvoer van voedsel. België en Nederland verminderden drastisch de importbelastingen op voedsel ter compensatie van het tekort. Engeland, het rijkste land van de wereld, weigerde ook maar enige staatsinterventie in het marktgebeuren. Als de Ierse boeren honger hadden dan zou de onzichtbare hand van de markt dat wel oplossen. Dus werd er nog steeds massaal Ierse tarwe, Ierse haver, Ierse gerst en Iers vlees uitgevoerd naar de Engelse steden. Stukken meer dan er nodig was geweest om de arme bevolking te voeden. Protesten daartegen werden militair neergeslagen.

De eigen stommiteit van de Ierse armen?

"Ze zouden er beter aan doen te gaan werken voor een loon dan zich zo lui afhankelijk te maken van de aardappel". Maar die Ierse boeren betaalden de pacht van hun armzalig stukje grond (op nauwelijks een halve hectare, een aker) met dagen werken op de gronden van de landheer. Er kwam géén geld, géén uitbetaling van loon aan te pas. Bijzonder voordelig voor de landheer. De boeren overleefden op hun eigen aardappelteelt. Aardappels brachten dubbel zo veel voeding per hectare op als graan. Eén aker kon een hele familie het jaar rond voeden. Nu die oogst mislukte hadden ze niets om voedsel op de markt te kopen. Halftijdse vissers verpandden hun roeiboot en netten en konden de volgende jaren niet meer vissen omdat ze hun materiaal kwijt waren. Veel boeren hadden nog een varkentje gehouden. Die werden in 1845 en 1846 verkocht. In 1847 was er niets meer te verkopen.

Daarna begonnen de uitdrijvingen. De landheer wil overschakelen op veeteelt. Hij heeft geen boeren meer nodig. Die mogen nu hun pacht in geld betalen, dat ze nooit gehad hebben. "Niet betaald? Van mijn land af", zegt de landheer. Met politie wordt de boerenfamilie uit haar eenkamerhuisje gezet. Het rieten dak wordt in brand gestoken, stenen worden uit de muur gewrikt, opdat ze toch maar niet stiekem terug zouden komen.

Reeds in 1836 was één derde van de Ierse bevolking in diepe armoede, volgens de census van dat moment. In 1838 wordt de Poor Law Ireland Act in het Engelse parlement in Westminster aangenomen. Ierland wordt opgedeeld in 130 'unions', zeg maar diensten van 'openbare onderstand'. In 1840 worden daar overal 'workhouses' gebouwd, allemaal volgens hetzelfde plan van architect Wilkinson. De armen moeten 'geactiveerd' worden om werk te zoeken. Het moet hen zo onaangenaam mogelijk gemaakt worden om voor hulp te komen bedelen, is het politiek parool.

Dus wordt het verboden ondersteuning te geven buiten het werkhuis. Wie hulp wil, mag geen grond meer hebben. Daar maken de landheren grondig gebruik van om de laatste pachters van hun domein te verjagen. Families worden uiteengerukt in de werkhuizen. Vijf volledig gescheiden afdelingen: mannen vanaf 15 jaar, vrouwen vanaf 15 jaar, jongens van 3 tot 14 jaar, meisjes van 3 tot 14 jaar, en kleine kinderen van 0 tot 2 jaar. In slaapzalen bij elkaar gepropt: een verhoogde houten vloer langs een middenpad. Bedekt met stro. Dat is het.

In het historische stadje Bantry is het werkhuis voorzien van plek voor 600 mensen. In november 1846 huizen er 2400. Cholera, tyfus, dysenterie grijpen om zich heen in die hoop verzwakte en opeengestapelde mensen. In december 1846 sterven daar 46 mensen. In februari 1847, 232. Van 60 kilometer in de omtrek komen de hopelozen naar Bantry. Het werkhuis weigert hen. Ze leggen zich naast de weg neer om te slapen na hun calvarie voettocht. 's Morgens gaat een kar met paard rond om de lijken op te halen. Naamloos worden ze in het massagraf bij de abdij gestort: 8000. Ik ben even stil gebleven bij dat kleine bebloemde perkje.

Voor de hopeloze boeren is het goedkoper de overtocht naar Canada te betalen dan hun pacht. De baron van Strokestown zal in 1847 3006 pachters verdrijven van zijn domein van 6000 hectare. Een duizendtal scheept in op vier schepen. Op 4 augustus 1847 bericht de Canadese krant 'The Toronto Globe' over de aankomst van de Virginius. Van de 496 passagiers waren er 158 onderweg gestorven en over boord gezet, 180 werden ziek aan land gebracht en zullen daar later sterven. Slechts acht waren nog normaal gezond.

Wie wil eten, zal werken, is het politiek parool. Stenen breken, wegen aanleggen, treinsporen leggen, kaaimuren bouwen. Duizenden hongerigen bieden zich aan. De meesten worden geweigerd, bij gebrek aan voldoende werk. De gelukkigen die toegelaten zijn, worden onderbetaald. En vaak ook te laat betaald. Door honger bezwijken ze op de werkplaats. Maar Ierland heeft zijn ommezwaai van een zelfbedruipend landbouwland naar een land met kapitalistische loonarbeid gemaakt.