Jan Ilsink
Eind oktober presenteerde de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties haar eindrapport. De commissie was ingesteld na het financiële debacle van Vestia. De commissie meent dat woningcorporaties terug moeten gaan naar hun kerntaak: het sociaal huisvesten van mensen met een laag inkomen en het ontwikkelen en beheer van maatschappelijk vastgoed. Bovendien moet het toezicht op de corporaties worden verstevigd. De commissie wil een sterke onafhankelijke Woonautoriteit die controleert of de sector zich aan de regels houdt.
Het tv-programma 'Andere Tijden' besteedde eind oktober aandacht aan de ondergang van de Enschedese woningbouwcorporatie 'Eigen Haard' in 1994. De directie van deze corporatie bleek met haar vermogen 'te goeder trouw' gespeculeerd te hebben in 'opties'. Aanvankelijk leverde dit 'winst' op waardoor minder huurverhoging kon worden berekend. Maar daarna ging het mis en ontstond een schuld van 65 miljoen. Ook toen reageerde de overheid geschrokken en kwam met een circulaire met strikte voorwaarden waaraan woningcorporaties moesten voldoen.
De conclusie van deelnemers aan 'Andere Tijden' was dat er sinds 1994 niets geleerd is. Het antwoord van de enquêtecommissie is dat de controle moet worden vergroot. Niet door de huurders maar door, helemaal in de traditie van de neoliberale privatisering van publieke diensten, een 'waakhond' aan te stellen! Een 'autoriteit' samengesteld uit dezelfde elites die de politiek uitstippelen en de directies in het bedrijfsleven bevolken.
In de discussie rond woningcorporaties blijft dikwijls geheel buiten beeld dat huisvesting een basisbehoefte van de mens is. Een behoefte die in Nederland aan de wieg van de sociale beweging heeft gestaan en voortdurend speelbal was van kapitalistische tegenstellingen: van klassenstrijd dus! De woningwet van 1901, die de bouw van goede woningen bevorderde en bewoning van slechte en ongezonde woningen moeilijk heeft gemaakt, kwam tot stand door bemoeienis van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Deze organisatie, opgericht in 1784, stelde zich ten doel het welzijn, in de ruimste zin, van individu en gemeenschap te bevorderen. ''t Nut' kwam zowel voort uit de ideeën van de 'Verlichting' als uit angst voor revolutie: voor klassenstrijd!
De van loon afhankelijke bevolking die door mechanisatie van de landbouw in de 19e eeuw naar de steden trok om werk te zoeken, kreeg niet alleen te maken met karige lonen en hoge werkloosheid, maar ook met een tekort aan goedkope woonruimtes. Dit terwijl vele duizenden krotten werden opgeruimd, om plaats te maken voor verkeer, handel, industrie, scholen, kantoren, nutsvoorzieningen, enz. De binnensteden van grote steden raakten overbevolkt en woningbouwspeculanten grepen hun kans met zgn. revolutiebouw buiten de vestingwallen: kleine woningen die zeer snel en goedkoop, vaak rug aan rug, vijf verdiepingen hoog werden gebouwd, en grote winsten opleverden voor de particuliere woekeraars. De woningwet probeerde hier een eind aan te maken. Mede vanuit de socialistische beweging, als uitdrukking van klassenstrijd, werden woningbouwverenigingen opgericht om met contributiegeld van de leden goede, goedkope en gezonde woningen te bouwen. Alle steden in Nederland laten prachtige resultaten zien van deze verenigingen!
Met de wederopbouw na WO II stond Nederland voor de taak grote aantallen woningen te bouwen. Veel woningen waren door oorlogsschade onbewoonbaar en veel nieuwe jonge gezinnen gingen op zoek naar een woning. Herstel van de kapitalistische productie en accumulatie eiste dat de lonen laag bleven. Dat kon mede bereikt worden met lage huren. Woningbouwverenigingen, meestal van sociaaldemocratische of confessionele signatuur, waren 'geknipt' om hiervoor te zorgen. De vele wijken in de steden uit de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw zijn voorbeelden van deze goedkope woningen.
Weliswaar strikt gebonden aan gedetailleerde en bevoogdende regelgeving van het rijk werden woningcorporaties machtige organisaties met veel vermogen en aanzien, zonder winstoogmerk en zonder 'marktwerking'! Dit werd een doorn in het oog van de kapitalistische krachten die met een neoliberale politiek eind jaren '70, begin '80 de aanval inzetten om de grote publieke vermogens, zoals die van woningbouwverenigingen en nutsbedrijven, in te palmen. De verenigingsstructuur van woningcorporaties, waar bestuur en management op ledenvergaderingen en ledenraden ter verantwoording kon worden geroepen, stond privatisering van deze vermogens in de weg.
Maar de verenigingen werden zonder veel verzet ontbonden en corporaties tot fusies verleid of gedwongen. Een succesvol voorbeeld van de geluidloze klassenstrijd die het monopoliekapitaal met het neoliberale beleid voert. De tot zeer grote ondernemingen gefuseerde corporaties werden geleid door uit de oude besturen en directies opgeklommen managers en/of 'frisse' professionals afkomstig van neoliberaal gebrainwashte onderwijsinstellingen. Zij vervingen de 'volkshuisvesters in hart en nieren', die tot dan, vaak onbezoldigd, verantwoordelijk waren geweest voor bestuur en directie van de corporatie.
Dit proces van ontmanteling van de zelforganiserende woningbouwverenigingen en ombouw tot moderne vastgoedbedrijven werd in de tweede helft van de '80-er jaren bezegeld door staatssecretaris Heerma. Met de 'bruteringsoperatie' werden de leningen van het rijk aan woningbouwcoporaties kwijtgescholden maar vervallen voortaan alle subsidies van het rijk voor de bouw van goede en goedkope woningen. Woningcorporaties moeten voortaan het geld voor sociale nieuwbouw verwerven. Verkoop van woningen uit hun bestand of bouw en verkoop van dure wooncomplexen moesten de benodigde financiën opleveren. In een circulaire van zomer 1994 moedigt Heerma corporaties zelfs aan te speculeren: "Opties en derivaten kunnen noodzakelijke en waardevolle instrumenten zijn in het kader van het vermogensbeheer, zij zijn dus niet bij voorbaat uitgesloten voor corporaties".
De huidige minister Blok, deel uitmakend van een kabinet met sociaaldemocraten, gooit het over een andere boeg. Hij eist dat corporaties zich uitsluitend toeleggen op huisvesting van sociaal zwakke groepen en dwingt woningcorporaties met zgn. verhuurdersheffingen jaarlijks tientallen miljoenen aan het rijk af te dragen. Die moeten worden opgebracht door zgn. 'scheefhuurders' (huurders die - inmiddels - een hoger inkomen hebben dan een sociale huurwoning zou rechtvaardigen) voor wie elk jaar de huren fors omhooggaan. Pompte het rijk na de oorlog subsidies in sociale woningbouw, nu worden met de verhuurdersheffing miljoenen daaraan onttrokken! Maar ondanks de eis van Blok schieten corporaties tekort in het huisvesten van sociaal zwakke groepen. Vorig jaar werden bijna 7000 mensen of gezinnen uit hun huis gezet door woningcorporaties. Dat is 8 procent meer dan in 2012. In bijna 90 procent van deze uitzettingen waren financiële problemen de oorzaak.
Het antwoord op de successen van het Kapitaal in deze geluidloze klassenstrijd in de volkshuisvesting en op de grove verkwistingen en zakkenvullerij van het neoliberale management van corporaties, kan alleen maar openlijke klassenstrijd van de huurders, van de werkende bevolking, zijn!
De Woonbond, die zich inzet voor alle huurders in Nederland, doet in haar commentaar op het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie voorstellen voor versterking van de positie van huurders. Zij pleit voor instemmingsrecht van huurdersorganisaties bij fusies van woningcorporaties, die tot nu toe alleen hun zienswijze kenbaar mochten maken! In ontwikkeling van het volkshuisvestingsbeleid moet niet alleen - zoals tot nu toe het geval was - naar de verhuurders (Aedes, de woningcorporatiekoepel) maar ook naar de huurders geluisterd worden!
Huurders(organisaties) moeten instemmingsrecht hebben in het verkoopbeleid van corporaties (de verkoop van delen van hun woningbezit) en in het huurbeleid (zowel de jaarlijkse huurverhogingen als het harmonisatiebeleid, het rechttrekken van historisch ontstane verschillen in huur). Ook moeten huurdersorganisaties instemmingsrecht hebben bij besluiten over sloop, renovatie en herstructurering van het woningbestand en zou zij een bindende voordracht moeten doen voor de meerderheid van de Raad van Commissarissen van een corporatie! De Woonbond wijst bovendien op de noodzaak van een sterkere overlegpositie van huurders in de commerciële sector en op zeggenschap van individuele huurders over woningverbetering en hun directe woonomgeving als tuinen en gemeenschappelijke ruimten!
Deze voorstellen gaan terecht veel verder dan de zwakke aanbeveling van de enquêtecommissie om 'governance' van woningcorporaties mede te versterken door een onafhankelijk toezichthouder te benoemen en huurders meer zeggenschap te geven.
Alleen sterke huurdersorganisaties als de Woonbond zullen de geluidloze klassenstrijd van het Kapitaal met openlijke klassenstrijd van de huurders kunnen beantwoorden en perspectief bieden!