Ron Verhoef
In november kondigde staatssecretaris van onderwijs, Sander Dekker, een onderwijsdebat aan. Hij is van mening dat het onderwijs van nu niet meer passend is in de toekomst. Er zou op verouderde wijze worden lesgegeven en in vakken die niet meer relevant zijn. Aan vakken die nu juist wel van belang zouden zijn wordt nu geen aandacht besteed.
Natuurlijk is het goed dat er kritisch wordt gekeken naar de inhoud van het onderwijs. Maar dat gebeurt al jaren. De afgelopen jaren was de ene onderwijsvernieuwing nog niet goed en wel ingevoerd of de volgende stond alweer in de steigers. Het motto van al dat onderwijs vernieuwen is altijd geweest dat het onderwijs niet meer bij de tijd is. Blijkbaar heeft een halve eeuw onderwijshervorming dat nog steeds niet voor elkaar gekregen.
Dat is natuurlijk niet zo raar. Een aantal jaren geleden concludeerde het ministerie van Onderwijs dat het tijd was voor rust in het werkveld. Alle vernieuwingen hadden het onderwijs geen goed gedaan en leidden er alleen maar toe dat scholen groter werden en de kwaliteit achteruit holde.
Waarschijnlijk niet en Sander Dekker gaf zelf al het voorbeeld waarom niet. In de Wereld Draait Door werd geopperd dat Frans wellicht verouderd was. Dekker antwoordde daarop dat hij heel blij was dat hij Frans sprak nu hij vaak in Brussel komt. Feit is echter dat het overgrote deel van de Nederlandse jeugd nooit in Brussel zal werken en Frans uitsluitend op vakanties zal gebruiken.
Waar het antwoord van Dekker vooral op wijst is dat de staatssecretaris geen grote veranderingen in het vakkenpakket wil. Terwijl dat waarschijnlijk nu juist wel zoden aan de dijk zou zetten. Ons onderwijs is nog steeds heel specialistisch, maar is dat wel nodig? Is het niet beter om meer algemene vakken te geven, zoals taalkunde, natuurwetenschap en sociale wetenschappen?
Maar eigenlijk gaat deze opmerking al een stap te ver. De eerste vraag zou immers moeten zijn wat het doel van het onderwijs eigenlijk is. Wat Dekker betreft draait onderwijs om economie. Onderwijs moet kennis en vaardigheden aanbrengen die voor een kapitalist straks bruikbaar zijn. Of iemand er iets aan heeft in het kader van zelfontwikkeling is niet van belang. Frans moet blijven omdat het in de EU gesproken wordt, niet omdat iemand er op vakantie zich mee kan redden of iets kan leren over de Franse (dan wel Waalse) cultuur. Voor iemands persoonlijke ontwikkeling zou dat van belang zijn, maar economisch kan je er weinig mee.
Nu hebben legio boeken en artikelen al aangetoond dat de voorspelling van de economie in de toekomst een riskante aangelegenheid is. Zo werd een paar jaar geleden bekend dat de CPB het in al zijn raming maar in ongeveer 2 procent van alle gevallen bij het goede eind had. De meeste ramingen kwamen niet eens in de buurt van de daadwerkelijke ontwikkelingen. Met name op de langetermijndoorberekeningen scoren de economen van het CPB slecht.
Hoe moeten we nu onderwijs voor de toekomst inrichten? Het moet dus gaan om vakken en lessen die voor de toekomst van belang zijn, maar niemand kan de toekomst voorspellen. Als we de school van de toekomst gaan ontwikkelen kunnen we de plank weleens dubbel misslaan. We verwaarlozen kennis en vaardigheden die op dit moment van belang zijn en brengen kennis en vaardigheden aan die in de toekomst wellicht niet nodig zijn.
Gedurende de hele onderwijsgeschiedenis is scholing altijd iets geweest van het heden. Mensen werden opgeleid voor het nu en dat heeft ons heel ver gebracht. Mensen stoppen immers niet met leren nadat ze de school verlaten hebben. Dat maakt school niet overbodig want het brengt basiskennis aan en wakkert hopelijk ook de nieuwsgierigheid van mensen aan.
Een debat over hoe de school er in de toekomst uit zou moeten zien lijkt daarom weinig zinvol en is zelfs een stap te ver. Vroeger werd er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen algemeen vormend onderwijs dat mede moest bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling en het vakonderwijs waarin zelfontwikkeling van minder belang was. Zoals de staatssecretaris het nu neerzet gaan we naar een onderwijs waarin zelfontwikkeling helemaal geen rol meer speelt, maar waarin uitsluitend oog is voor de economische relevantie en dan wel de kapitalistische relevantie.
Mensen moeten niet op het idee kunnen komen dat het ook anders kan. Een echt goed onderwijsdebat zou echter moeten beginnen met de vraag wat de zin is van het onderwijs. Leiden we alleen op voor een toekomstig beroep of willen we ook nog wat persoonlijke bagage meegeven? En waar ligt dan het zwaartepunt? Pas als die vraag wordt beantwoord kunnen we ons gaan afvragen of we nog wel Frans willen aanbieden of niet.