Anna Ioannatou
Op 3 april 2014 vierde het PAME zijn 15-jarig bestaan. Geboren uit de noodzaak de vakbondsbeweging te reorganiseren om effectiever het hoofd te kunnen bieden aan de steeds frontalere aanval op sociale en werknemersrechten, kwam deze strijdbare organisatie ook in 2014 met nieuwe voorstellen tot actie en vorming van bondgenootschappen op basis van klassenbewustzijn.
Deze strijd is niet gericht op verzoening met de werkgever en is tegen het hele concept van klassenvrede en het 'nieuwe' modebegrip 'sociale economie', waarmee gepoogd wordt de mensen om de (crisis)tuin te leiden.
Het begrip is niet nieuw. Het startpunt dient gezocht te worden binnen de sociaaldemocratische stroming in omstandigheden waarin de moeilijkheden om kapitaal te reproduceren vroegen om een ander beheer, vooral in het kapitalistische West-Europa van na de Tweede Wereldoorlog. Dat bracht een reeks verstatelijkingen met zich mee, protectionisme en een programma van uitkeringen en sociale voorzieningen voor de werkende mens.
Het hele idee plus de praktijk van de 'sociale economie' is dus verbonden met kapitalistische herstructureringen. Besluiten tot privatiseringen of verstatelijkingen worden van overheidswege genomen in opdracht van het kapitaal. De laatste jaren beleven we een hausse van privatiseringen (wild in landen als Griekenland, wat rustiger in de metropoollanden van het kapitaal), besnoeiingen of zelfs afbraak van sociale en werknemersrechten, van uitkeringen en voorzieningen, in naam van de concurrentie en de vrije markten. Dus armoede neemt toe. En dus kwam het 'nieuwe' concept op van de 'sociale economie'.
Dit moderne reformisme echter is heel wat krakkemikkiger dan zijn oudere variant. De kapitalistische economie bevindt zich immers nu in een voortdurende crisis met korte tijdelijke oplevinkjes. Het 'heilmiddel' voor de toenemende armoede is reactionairder dan toen. De poging de arbeidersbeweging terug te draaien naar de illusies van utopische en kleinburgerlijke socialisten neemt toe. Destijds konden die illusies nog verklaard worden als historische 'onrijpheid', gebrek aan politiek bewustzijn van de werkende klassen. Nu is het een vorm van rechtstreekse onderwerping aan het kapitaal en zijn machtsstructuren.
Deze theoretische grondlegger van het reformisme in de arbeidersbeweging eind 19de eeuw blijft actueel, maar dan in aangepaste versies. Het socialistische doel zou niet belangrijk zijn, maar de beweging alleen en al sleutelend aan het kapitalisme kom je vanzelf wel bij het socialisme uit. Politieke drager bij uitstek van deze benadering op dit moment in Griekenland is Syriza. Ondanks de verbale ruzies met de regeringspartijen vindt men elkaar in dezelfde terminologie, die voor een in wezen gelijke ideologie staat: een institutioneel kader voor de ontwikkeling van de sociale en solidaire economie, de individuele en collectieve zelfenergie, zelfbestuur met sociaal experimenteren. Beheer (management) als de nieuwe god.
Niet alleen economisch beheer, maar probleembeheer, armoedebeheer, werkloosheidsbeheer enz. Een symptomenbestrijding van heb ik jou daar zonder aan de wortels van het kwaad te zitten, waarbij overigens wel stukjes Marx uit de kast gehaald worden, bijvoorbeeld omtrent het coöperatieve idee van samenwerking in fabrieken, maar dan wel omgeturnd in 'coöperatieve zelfstandigen'. Tegelijkertijd wordt het 'individu' weer opgediept uit de eerste tijd van het toen dynamische Europese kapitalisme (waar Griekenland overigens toen niet bijhoorde).
De hele logica heeft verder haar voorgeschiedenis in de 18de eeuwse kleinburgerlijke utopische socialisten en de 19de eeuwse Bernstein, zoals hierboven aangestipt. Bij tijd en wijle wordt ook Rousseau's 'Sociale Contract' opgerakeld. Dit alles blijft de denktank waaruit elke sociaaldemocratische stroming in een nieuw jasje put - de Oktober Revolutie van 1917 wordt zorgvuldig buiten beschouwing gelaten, deze valt onder het kopje 'extremen' en daar moet de echte 'gemiddelde mens' niets van hebben - maar dan wel met een telkens aangepaste woordenschat.
Het sociaaldemocratische beheervoorstel kan duidelijk minder beloven dan in de tweede helft van de 20ste eeuw. Het belooft geen verstatelijking meer, maar slechts 'overheidscontrole', geen sociale uitkeringen meer zoals de afgelopen decennia, maar slechts een 'beschermend net' voor de 'verpauperden' met een laag niveau aan voorzieningen voor gezondheid en onderwijs, geen flinke vermindering van de werkloosheid, maar het 'beheer' ervan, waarbij 'werklozencoöperatieven' een slagwoord zijn.
Zelfs het oude reformistische eisenpakket van de sociaaldemocratische vakbeweging wordt hier vervangen door het accepteren van een leven met kruimels en vooral veel 'vrijwilligerswerk' met allerhande netwerken met vooral het voorvoegsel 'zelf' (zelfbestuur, zelfenergie, zelfbeheer). [In Nederland vindt deze operatie plaats onder de verzamelterm participatiemaatschappij, nvdr]
Voor dit alles is er nationale eensgezindheid nodig, het gevoel van hoog tot laag dat 'we allemaal Griek zijn' en dezelfde belangen hebben. Zo is er nog een terminologiepakket, waarmee de mensen om de oren geslagen wordt: 'redding van de nationale economie', de 'grote nationale inspanning', 'nationale strategische planning', 'nationaal risico', 'nationale standpunten', 'nationale kwesties', 'nationale veiligheid' en daarvoor is er een 'gemeenschappelijke visie' nodig, een 'institutionele verstandhouding', 'convergentie' en 'consensus'.
Het gevaar van buitenaf (gevarenzone Zwarte Zee, Midden-Oosten, Noord-Afrika, Balkan) komende van de intra-imperialistische concurrentie, maar dat wordt niet gezegd, wordt erbij gehaald om de noodzaak van een 'buitenlands consensusbeleid' aan te tonen. Minister van Buitenlandse Zaken en tevens regeringsvicevoorzitter E. Venizelos (Pasok) spreekt van een 'buitenlands consensusbeleid'. Hij had begin december een onderhoud met Syriza-chef A. Tsipras, waarbij zij het roerend eens waren. "Onze inschatting is dat de buitenlandse politiek buiten de binnenlandse confrontatie moet worden gehouden", verklaarde de laatste na afloop, eraan toevoegend dat "voor kwesties van buitenlands beleid er een nationale strategische planning nodig is".
Eind oktober al had hij erop gewezen, dat voor cruciale kwesties inzake buitenlands beleid er een "institutionele verstandhouding nodig is en waarom eigenlijk ook geen convergenties". En begin december zei minister van Defensie N. Déndias (Nea Dimokratia), dat het land "stabiliteit en effectiviteit behoeft los van elke partijlogica en 'doelgerichtheid". Ook de Bond van Griekse Industriëlen deed een duit in het zakje als waarschuwing voor 2015: als er geen nationale verstandhouding komt dan "verglijden we in een nieuwe cyclus van recessies".
En die had het zeker niet alleen over buitenlandse politiek... Ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders (die zelf geen duit hoefden in te leveren) passeerden de revue met boodschappen voor het Nieuwe Jaar, een en al begrip en medeleven met "het volk dat zo te lijden heeft gehad de laatste jaren, maar zich niet voor niets heeft opgeofferd, want Griekenland hoort weer bij het grote internationale economische gebeuren. Grexit (uit de EU gezet worden) is niet meer aan de orde".
Het is de regering niet gelukt eind 2014 een president van de Helleense Republiek verkozen te krijgen. Dus landelijke verkiezingen op 25 januari a.s. Het economische establishment in binnen- en buitenland hoeft niet bang te zijn voor een eventuele Syriza-regering. De geest van consensus staat al klaar, zij het dan ook met andere 'beheervoorstellen' op sommige gebieden. Maar is zo'n eensgezindheid dan slecht? Het gaat er maar net om met wie, voor wie en in het belang van wie. Het antwoord op die vragen is onthullend voor de 'aard van het beestje' en dit zijn nu juist de vragen die de bevolking zich zal moeten stellen wil zij een politieke keus in haar voordeel doen.