De martelpraktijken van het imperialisme

i-011-015.jpg
De Amerikaanse vlag achter het hek van Camp Delta 5 - Guantánamo Baai op Cuba. In dit kamp verblijven 520 gevangenen zonder enige vorm van rechtspraak en zijn er talloze voorbeelden bekend van marteling. (Foto: ZLV)

James Petras (*)

De onthullingen in het rapport dat de Senaat uitbracht over het martelen door de CIA van verdachten na de aanslagen van 11 september, is slechts het topje van de ijsberg. Wat in dit rapport niet vermeld wordt is de geschiedenis van het martelen en het veel bredere scala van gewelddadigheden waarbij de CIA betrokken was, en ook nu nog is.

De CIA organiseerde grootschalige activiteiten met doodseskaders en extreme martelpraktijken in Vietnam (het Phoenix Project); ze organiseerde vele moorden op politieke leiders in Congo, Chili, de Dominicaanse Republiek, Vietnam, in het Midden-Oosten, Midden-Amerika en in nog veel meer landen; ze organiseerde ontvoeringen en verdwijningen van verdachte activisten in Irak en Afghanistan; ze organiseerde het verspreiden van drugs en organiseerde harddrugstransporten in de 'Gouden Driehoek'in Zuid-Oost-Azië en Midden-Amerika (de Iran-Contra's oorlog).

Het rapport van de Senaat plaatste de huidige terreur- en martelpraktijken van de CIA niet in een bredere historische context, waarmee immers aan het licht zou komen dat in de Verenigde Staten het systematisch gebruikmaken van martelen en geweldpleging als een 'normaal' politiek instrument gezien wordt.

In tegenstelling tot de beweringen van het Witte Huis en de Senaat, dat het martelen een 'fout in het beleid' was, uitgevoerd door 'onbekwame'(of gestoorde) functionarissen, blijkt uit de historische feiten dat gedurende een langere periode op grote schaal intensief door de CIA het martelen, het moorden en het plannen van ontvoeringen toegepast werd. Het was weloverwogen beleid van hoog gekwalificeerde en ervaren beleidsmedewerkers volgens een wereldwijd toegepaste strategie, goedgekeurd door zowel de leiders op de ministeries als in het Congres.

Het rapport beschrijft het martelen als een 'lokale' reeks van gebeurtenissen, die losstaan van het officieel beleid van de machtspolitiek. In werkelijkheid is het martelen een integraal onderdeel van oorlogen om de macht, koloniale militaire bezettingen en oorlogsvoering bij het neerslaan van opstanden. Dat is het ook altijd geweest. Oorlogen om gebiedsuitbreiding en bezettingen lokken uitgebreide tegenstand op en bijna unanieme vijandigheid.

Het besturen van een bezet land kan nu eenmaal niet rekenen op steun vanuit de lokale gemeenschap en helemaal niet op het verstrekken van vrijwillige 'inlichtingen' aan de bezetters. Buiten hun versterkte kampementen moeten de bezettingslegers opereren te midden van vijandigheid. Het omkopen en verleiden van lokale collaborateurs levert slechts beperkte informatie op, vooral over ondergrondse verzetsbewegingen en individuele activisten. Familiebanden, banden mat de omgeving, met de gangbare godsdienst, met de etnische groepering en klasse, zorgen voor beschermende en ondersteunende netwerken. Om dit ondersteunende netwerk van vrijwilligers te doorbreken nemen de bezettende machthebbers hun toevlucht tot het martelen van verdachten, familieleden en anderen. Het martelen wordt 'geroutineerd' uitgevoerd en maakt een integraal deel uit van het beleid bij het in stand houden van een bezetting van een gebied.

Een grootschalige bezetting en intensieve verwoesting van woningen en werkgelegenheid kan niet worden gecompenseerd door het geven van 'hulpgoederen', waarvan doorgaans veel achterovergedrukt wordt door lokale collaborateurs. Deze laatsten worden op hún beurt weer buitengesloten door de lokale bevolking en worden daardoor dan nutteloos als informanten. De 'voorgehouden worst' voor sommige collaborateurs weegt echter op tegen het gemarteld worden of de dreiging daarvan die velen in het verzet boven het hoofd hangt.

In het eigen land wordt geen ruchtbaarheid gegeven aan het martelen, alhoewel het wel 'begrepen' wordt door Congrescommissies die 'ervan op de hoogte' zijn. Maar voor de onderdrukte bevolking in de bezette gebieden is het laten weten dat er door de CIA en het leger tegen opgepakte verdachten bij razzia's gewelddadig wordt opgetreden en gemarteld wordt, juist bedoeld als een wapen om de vijandige bevolking te intimideren. Het martelen van een familielid veroorzaakt angst (en weerzin) onder familieleden, kennissen, buren en collega's.

Marteling is een integraal onderdeel in het opzetten van massale intimidatie, een poging om de samenwerking tussen een actieve minderheid van verzetsstrijders en een meerderheid van passieve sympathisanten zo klein mogelijk te houden. In het rapport van de Senaat werd beweerd dat de martelingen "geen bruikbare inlichtingen" hebben opgeleverd. Er wordt betoogd dat de slachtoffers geen informatie wisten die voor de heersende macht van nut was. Het huidige hoofd van de CIA, John Brennan, weerlegt de uitlatingen van de Senaat, terwijl hij eenvoudigweg de "paar fouten" toegaf (zoals: het onderdompelen in water duurde een minuut te lang, of de elektrische stroom op de geslachtsdelen stond te hoog ingesteld) en hij betoogde dat het "martelen wel degelijk werkte". Brennan beweert dat zijn martelende collega's "inlichtingen" verkregen die geleid hebben tot de aanhouding van militanten, activisten en 'terroristen'. Als het martelen 'werkt', zoals Brennan stelt, kan aangenomen worden dat de Senaat en ook de president hieraan goedkeuring hebben gegeven.

Het brute optreden tegen mensen, hun familieleden en buurtgenoten wordt niet gezien als principieel slecht en moreel en politiek weerzinwekkend. Volgens de uitdrukkelijke regels van Brennan en de onuitgesproken waarden waarvoor de Senaat staat, is alleen 'zinloze' marteling onderwerp van afkeuring. Volgens de criteria van het rapport van de Senaat is het martelen wel toegestaan, als daardoor bijvoorbeeld een adres wordt verkregen, of als een slachtoffer van marteling om nog meer pijn te voorkomen een collega als 'terrorist' aanwijst.

Volgens de gangbare code van de CIA moeten de internationale wetgeving en de Conventies van Genève worden aangepast: marteling zou niet langer universeel moeten worden veroordeeld, en de uitvoerders van marteling niet langer vervolgd. Volgens de Senaat moet alleen marteling "die niets oplevert" berispt worden. Dat kan het best beoordeeld worden door het hoofd van degenen die de martelingen uitvoeren, de directeur van de CIA. Evenals Brennan, springt ook president Obama in de bres om de CIA te verdedigen, waarbij hij beweert dat er alleen maar enkele "fouten" waren begaan. Zelfs dat meesmuilend toegeven kwam er slechts met grote moeite uit, nadat de president het onderzoek verschillende jaren had geblokkeerd en de publicatie verschillende maanden tegengehouden had, en dan nog pas nadat de grootste blunders en meest perverse passages waar NAVO-bondgenoten bij betrokken waren, eruit waren verwijderd.

Het rapport van de Senaat gaat ook niet over de discussie van medeplichtigheid en het met elkaar delen van marteltechnieken tussen de Mossad van Israël, de CIA en het Pentagon. Ter verdediging van het martelen voeren juristen van de CIA en het Witte Huis regelmatig uitspraken aan van het Isralische Hooggerechtshof uit 1999, die 'gronden ter rechtvaardiging' voor het martelen bevatten. Volgens joodse rechters uit Israël konden uitvoerders van martelpraktijken dat straffeloos doen, als het ging om niet-joodse (Arabische) verdachten, als zij verklaarden dat het "noodzakelijk was om te voorkomen dat er doden of gewonden zouden vallen."

De CIA en professor recht aan Harvard en opperzionistisch beijveraar, Alan Dershowitz, gebruiken net als de Israëlische Mossad het argument van de 'tikkende tijdbom' ter rechtvaardiging voor het martelen, aan de hand waarvan "ondervragers marteling kunnen toepassen om informatie los te krijgen om bomaanslagen te voorkomen". Dershowitz noemde ook het efficiënte martelen van kinderen van verdachten dat in Israël gebeurt. De CIA-functionarissen voerden veelvuldig de Israëlische 'tikkende tijdbom' aan, als rechtvaardiging voor het martelen in 2007, op hoorzittingen van het Congres in 2005, en eerder in 2001 en 2002. De CIA weet dat het Congres van de Verenigde Staten, dat onder controle staat van zionistische belangenverdedigers, zeker graag van officiële maatregelen zou afzien, ongeacht hoe pervers en tegengesteld aan internationale wetgeving de feiten ook waren, als er maar Israëlische rechtvaardiging of 'merkteken' achter zou staan.

De CIA van de Verenigde Staten en de Mossad van Israël delen en kopiëren elkaars martelmethodes, ze doen aan uitwisseling. De uitvoerders van de martelingen in de VS bestudeerden het routinematig seksueel martelen en vernederen van moslim-gevangenen door Israël en gingen dat vervolgens ook toepassen. De handelwijze van de racistische koloniale Israëli's met betrekking tot technieken in het breken van het 'Arabisch bewustzijn' werden door de Amerikaanse inlichtingendiensten overgenomen. Israëlische functionarissen leenden de Amerikaanse technieken om hongerstakers gedwongen voedsel toe te dienen. De techniek van de Mossad van 'het laten hangen van Palestijnen' werd door de Verenigde Staten overgenomen. Maar de Verenigde Staten kopieerden en verbeterden vooral ook van Israël het 'doelgerichte' moorden zonder vorm van proces - het hart van Obama's antiterrorismebeleid. Deze moorden kostten ook onschuldige omstanders het leven bij elke 'succesvolle treffer'.

Het Senaatsrapport vermeldt niet de namen van de bedenkers, de opdrachtgevers, de toezichthouders en de politieke eindverantwoordelijken voor deze martelpraktijken. De presidenten George W. Bush en Barack Obama en de voorzitter van de Senaatscommissie voor de inlichtingendiensten Diane Feinstein, schaarden zich bij de nazi-oorlogsmisdadigers met de verontschuldigingen "we wisten het niet", "we werden misleid" en "de CIA heeft het ons niet verteld." Geen rechter van het Neurenberg Tribunaal zou hen geloofd hebben. De verontschuldigingen van de Amerikaanse politieke leiders, dat ze van de CIA-martelpraktijken, die tientallen jaren hebben geduurd, niets afwisten, zal ook door geen enkel Internationaal Gerechtshof geloofd worden. Zeker niet nadat de vorige vicepresident Cheney deze praktijken ophemelde in tv-uitzendingen in de Verenigde Staten en pochte dat hij dat beleid zó weer opnieuw zou uitvoeren. (Je kunt je afvragen waar het getransplanteerde hart van Cheney vandaan kwam...)

Tijdens de regering van president Bush jr. overlegden de CIA-leiders gedetailleerde rapporten over de inlichtingenactiviteiten, met bronvermeldingen en de manier waarop de inlichtingen verkregen werden, routinematig met video's en 'live-beelden' om de politici te informeren. Toen en nu werd niets 'achtergehouden', zoals het huidige hoofd van de CIA John Brennan ook getuigde.

Vanaf 2001 werd voor de methode van het martelen gekozen, volgens getuigenissen van militaire topfunctionarissen in het onderzoek van de zaak Abu Ghraib. Bijeenkomsten van het Nationale Veiligheidsagentschap (NSA) die ook door de president werden bijgewoond, ontvingen gedetailleerde rapporten die verkregen werden door CIA-ondervragingen. Dus alle reden om te geloven dat ieder die de NSA-bijeenkomsten bijwoonde 'wist' hoe de inlichtingen verkregen werden. En als zij er niet om vroegen was dat omdat het martelen een 'normale' routineprocedure was.

Toen de Senaat besloot om de methodes van de CIA te gaan onderzoeken, zo'n vijf jaar geleden, was dat niet vanwege de stank van verbrande geslachtsdelen, maar omdat de CIA de grenzen van de privileges van de Senaat overschreed. Er werd indringende en vijandige spionage bedreven tegen Senatoren van de VS, waaronder ook het vooraanstaande lid Senator Feinstein; de misdaden van de CIA compromitteerden ook regimes waarmee werd samengewerkt over de hele wereld, vooral vanwege het feit dat hun martelpraktijken en ontmenselijking er niet toe hadden geleid dat het gewapend verzet in Afghanistan, Irak, Jemen en Syrië werd verslagen.

Het Senaatsrapport is een oefening van institutionele machtsuitoefening, een middel voor de Senaat om politiek terrein terug te winnen en de opdringerigheid van de CIA te beteugelen. Het rapport gaat niet verder dan het bestraffen van 'ongepaste' technieken: het komt niet voort uit de opvatting dat dit overheidsmisdaden zijn waarbij functionarissen die verantwoordelijk zijn voor misdaden tegen internationaal en nationaal recht, vervolgd dienen te worden. Wij weten het, en zij weten het, zoals iedere rechtsstaat in de wereld het ook weet; zonder het bestraffen van de politieke leiders zal het martelen een integraal deel van de Amerikaanse machtspolitiek blijven uitmaken: straffeloosheid leidt tot recidivisme.

Richard Cheney, vicepresident onder president George W. Bush, een notoir oorlogsmisdadiger in vele zaken, en een groot pleitbezorger van het martelen, verklaarde in een publicatie op 10 december 2014, dat president Bush specifieke toestemming gaf tot het martelen. Hij schepte er verder over op dat zij daarover tot in detail volledig op de hoogte werden gehouden. Hoe kan in de politieke wereld van martelpraktijken de onthoofding van burgergevangenen, uitgevoerd door islamitische extremisten, nu afgewogen worden tegen het in de koelcel zetten van naakte politieke verdachten, zoals door de imperialisten van de Verenigde Staten gedaan wordt?

Degenen die het Senaatsrapport uitgebracht hebben, vinden het openbaar maken van de misdaden van de CIA waarbij ze "het blazoen van de Verenigde Staten weer wat oppoetsen" een verdienste, want ze zijn immers "transparant". De islamisten gingen nog een stap verder in 'transparantie': ze maakten (en maken steeds opnieuw, nvdr) een videofilm die de hele wereld is overgegaan, waarbij ze hun marteltechniek lieten zien door gevangenen te onthoofden.

Het Senaatsrapport over de martelpraktijken zal geen ontslagen ten gevolg hebben, laat staan aanklachten of rechtszaken, omdat tijdens de afgelopen 20 jaar oorlogsmisdaden, misdaden door de politie, spionagemisdaden en financiële oplichtingszaken nooit werden vervolgd. Ook heeft geen enkele schuldige functionaris hiervoor ook maar één enkele dag voor een rechtbank moeten verschijnen (behalve enkele lagere in rang, nvdr). Ze worden in bescherming genomen door de meerderheid van de politieke leiders, die onvoorwaardelijk de CIA, zijn macht, zijn technieken en vooral het martelen van gevangenen, blijven verdedigen.

De overgrote meerderheid van het Congres en de president van de Verenigde Staten hebben keer op keer jaarbudgetten van over de 100 miljard dollar voor de CIA en haar binnenlandse evenknie, het ministerie van Binnenlandse Veiligheid, goedgekeurd. Ook nog laatst op 10 december 2014, toen het budget ter stemming voorlag. Terwijl de 'onthullingen' bekend werden, werd het jaarbudget goedgekeurd. Bovendien blijft Obama, óók nu de storm over de CIA-martelingen gaande is, gewoon doorgaan met het geven van opdrachten voor moordaanslagen met drones op burgers van de Verenigde Staten 'zonder een enkele vorm van proces'.

Ondanks de 6000 bladzijden aan documentatie en verklaringen die misdaden tegen de mensheid bevatten, is het onwaarschijnlijk dat het tot beleidswijzigingen of ontslagen zal leiden. En dat is niet vanwege het werk van verschillende machtige schimmige figuren 'achter de schermen' en ook niet vanwege het steeds groter en machtiger wordende nationaal veiligheidsapparaat. Het echte probleem is dat de gekozen functionarissen, de president en de leden van het Congres, of ze nu van de Democraten of de Republikeinen zijn, neoliberaal of neoconservatief zijn, zich allemaal volledig geconformeerd hebben aan het veiligheidsapparaat en allemaal achter het gezamenlijk streven naar wereldoverheersing staan.

Als voor deze imperialistische wereldoverheersing oorlogen, aanslagen met drones, invasies, bezettingen en martelingen nodig zijn, het zij zo! Martelpraktijken zullen zeker wel ophouden, en de verantwoordelijke politici zullen voor deze misdaden berecht worden, maar dat gebeurt pas nadat de imperialistische staat weer een republiek wordt. Waar de straffeloosheid stopt, begint de gerechtigheid.

(*) Gepost door Nick Wright/21centurymanifesto, 27 december 2014, vertaald uit het Engels: Ardengo Persijn.