Ron Verhoef
Met de protesten van de studenten van de UvA (Universiteit van Amsterdam) staat de democratisering van het onderwijs weer op de agenda. Dat is geen overbodige luxe. Al eerder berichtte Manifest over de invloed van het bedrijfsleven op het onderwijs. De voorbeelden daarvan zijn talrijk. Of het nu gaat om de Ba/Ma structuur die de concurrentiepositie van hogeropgeleiden op de arbeidsmarkt moet verhogen of de reeks aan onderwijsvernieuwing die met een quasi-wetenschappelijk sausje wordt overgoten.
Om van dat laatste maar een voorbeeld te geven. Hoe mensen exact leren is niet echt bekend binnen de onderwijspsychologie. We weten twee dingen zeker en dat is dat herhaling helpt bij leren en dat activerend leren werkt. Activerend leren betekent in de onderwijspsychologie overigens dat je actief bezig bent met de leerstof, dus bijvoorbeeld nadenkt over hoe je het kunt toepassen of dat je het in je dagelijkse omgeving kunt herkennen. Daarover nadenken is dus al een vorm van actief leren. Helaas wordt dat nu vaak verbasterd tot spelenderwijs leren. Of het nu gaat om een balspelletje of een kaartspel, het maakt niet uit, onderwijsvernieuwers zien dit graag als actief leren. Dat laatste is twijfelachtig want hoe verwerk je met een bal leerstof?
Een ander voorbeeld is de beroemde leerstijlencirkel van Kolb (niet te verwarren met de motivatietheorie van Kolb, die wetenschappelijk is aangetoond). Onderwijspsychologen hebben dit idee al enige tijd naar de prullenbak verwezen en toch wordt het nog altijd gebruikt in elk boekje over onderwijsvernieuwing.
Waarom? Is het zo dat onderwijsvernieuwers zelf niet op de hoogte blijven van de ontwikkeling binnen de onderwijspsychologie? Dat is onwaarschijnlijk. Ook bij deze vormen van vernieuwing moeten we de hand van het bedrijfsleven zien. De meeste onderwijsvernieuwingen zijn niet binnen het onderwijs gestart, maar binnen het bedrijfsleven. Dit komt omdat het bedrijfsleven het idee heeft dat het onderwijs niet goed aansluit op hun behoefte. Conclusie is dat het onderwijs anders moet. Daarbij steunen ze vervolgens niet op wetenschappelijke bevindingen maar op hun eigen gevoel. Spelen is leuk, weet elke manager, dus spelend leren moet leuk en effectief zijn. Dat dit niet helemaal opgaat is een zege voor de maatschappij want veel spellen bevatten tegenwoordig heel wat agressieve componenten.
Hoe groot de invloed van het bedrijsleven is kun je al zien aan de verwarring die ontstaat over wie eigenlijk de klant is. Binnen diverse scholen worden opeens visies aangenomen waarin expliciet vermeld staat dat de leerling de klant is. Dat dit vermeld moet worden is toch merkwaardig. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar dat is het dus niet. In bijeenkomsten komt het maar al te vaak voor dat onderwijsmanagers en het bedrijfsleven enerzijds en docenten anderzijds langs elkaar heen praten door de verwarring over wie de klant is.
Nog los van de vraag wie de klant is, is er ook verwarring over wat het doel is. Binnen universiteiten is het allang gewoon om onderzoek in te stellen dat zinvol is voor het bedrijfsleven. Onderzoek dat algemeen nut of de vergroting van onze kennis tot doel heeft, kan niet meer rekenen op financiering. Doel is om voor het bedrijfsleven geschikt personeel op te leiden. Daarbij komt dat het bedrijfsleven veel waarde hecht aan diploma's en minder aan kwaliteit. Het onderwijs wordt daarom opgeroepen om zoveel mogelijk mensen te laten slagen. Nuttig en kwalitatief goed onderzoek komt daardoor steeds minder voor.
In theorie hebben studenten en leerlingen iets te zeggen over hun eigen studieloopbaan, dat is zelfs wettelijk vastgelegd in de eisen voor het vak burgerschap. In de praktijk hebben ze echter weinig te vertellen. Het bedrijfsleven bepaalt wat er wordt geleerd en wanneer. Ook je inzetten voor maatschappelijk nut en het meewerken aan een sociale samenleving en kritisch in de maatschappij staan, zijn omschreven in de kaders voor burgerschap. Dat was behoorlijk lastig (afgezien van de ethische vragen die dit oproept) voor bedrijven. Kritische werknemers zijn niet echt gewenst. In 2011 haalden de bedrijven echter een compromis binnen. De kaders voor burgerschap blijven, maar ze tellen niet meer mee. Dus als iemand een 1 haalt voor al deze onderwerpen krijgt hij/zij toch een diploma.
Al met al wordt het tijd dat leerlingen en studenten er voor opkomen het roer weer zelf in handen te nemen. Het onderwijs is er niet voor het bedrijfsleven, maar voor ons allemaal. Tijd voor een echt kritisch debat.