Wil van der Klift
In de hele eurozone heerst optimisme bij ondernemers en consumenten over de vraag of de crisis nu eindelijk voorbij is. De barometer die het economisch sentiment meet is naar het hoogste niveau in meer dan drieënhalfjaar gestegen: naar 103,9 in maart, de hoogste stand sinds juni 2011. Zowel in de dienstensector als in de industrie is de stemming deze maand verbeterd.
De lage energieprijzen, de zwakke euro en de geldverruiming door de ECB hebben een wankel en tijdelijk positief resultaat tot gevolg. Na jaren van stagnatie is er nu sprake van een kleine inhaalmanoeuvre. Over een jaar gemeten zou het neerkomen op ongeveer 1,2 procent. Het vertrouwen in de industrie en de graadmeter voor de dienstensector stegen. In alle sectoren blijken de orderboeken weer wat voller te raken. De verwachtingen in ondernemerskringen zijn verbeterd. Dat geldt voor de hele Europese regio. Alleen in Griekenland is het vertrouwen afgenomen. Maar zonder een hogere groei dan die 1,2 procent is het onmogelijk onze welvaart te behouden. Er zitten grote nadelen aan trage of stagnerende groei. Bij een te lage groei ontstaan koopkrachtverliezen, omdat we een groter deel van ons inkomen moeten besteden aan stijgende zorg- en pensioenkosten. Voor welvaartsbehoud is groei dus noodzakelijk. Meer economische groei betekent dat minder pijnlijke ingrepen noodzakelijk zijn. Groei is dus belangrijk. Een hogere groei is noodzakelijk om het sociale stelsel, zoals pensioenen en zorg te blijven bekostigen, zolang een klein deel van de bevolking - de rijken - niet bereid is een veel hogere bijdrage te leveren aan de bekostiging van dat stelsel. Voorlopig houdt dat deel van de bevolking zich vooral bezig met het ontduiken van belastingen en zoeken naar de beste methoden om hun inkomen nog verder te verhogen ten koste van de rest van de bevolking.
Consumenten zijn een stuk positiever over het economisch klimaat. Voor het eerst sinds de zomer van 2007 is het vertrouwen van consumenten weer positief. Er zijn 2 procent meer optimisten dan pessimisten. Daarmee ligt het consumentenvertrouwen ruim boven het gemiddelde van de afgelopen 20 jaar. Het vertrouwen bereikte in april 2000 de hoogste stand ooit. Het dieptepunt werd bereikt in februari 2013. Het optimisme leidt ook tot een grotere koopbereidheid. Er wordt weer achterstallig onderhoud gepleegd. Landurig uitgestelde aankopen vinden plaats. Of de positieve tendens zich zal voortzetten valt te betwijfelen.
De Europese Centrale Bank heeft begin maart, de eerste week van het opkoopprogramma, voor 9,751 mrd euro staatsleningen opgekocht. Het 'expanded asset purchase programme' is gericht op het opkopen van staatsobligaties. Het vooruitzicht op de stimuleringsmaatregelen van de Europese Centrale Bank zorgde afgelopen maanden voor een run op Europese staatsobligaties, waardoor de rente op die leningen daalde tot ongekend lage niveaus.
Het programma wil de economie aanslingeren en de inflatie terug laten keren naar de doelstelling van dichtbij, maar onder de 2 procent. De bedoeling is om in anderhalf jaar tijd voor 1140 mrd euro aan leningen op te kopen. Veel economen maken zich grote zorgen of de ECB niet snel in de knel komt met zijn beleid. Ook over de hoogte van de brandstofprijzen wordt stevig gediscussieerd, terwijl de verhouding tussen de dollar en de euro ook variabel is. De kapitalistische systeemcrisis is niet met een paar ingrepen van de baan. Er is sprake van een massale overproductie en kapitaal dat vergeefs op zoek is naar de mogelijkheid om rendabel te worden ingezet. Zolang de economische groei neerkomt op zo'n 1,2 procent is er geen sprake van opleving, hooguit van een vertraging van de crisis. De maatregelen die worden genomen om de crisis niet in volle vaart verder te laten doorschieten zijn op hun beurt bovendien weer de nieuwe haarden voor de volgende golf in de crisis.
Alleen door een aanzienlijke verhoging van de productiviteit per gewerkt uur kan de noodzakelijke groei worden gerealiseerd. De productiviteit per gewerkt uur moet met minimaal 2 procent per jaar worden verhoogd. Maar die productiviteitsgroei was de afgelopen decennia hooguit 1 á 1,5 procent. Zelfs dat percentage lijkt voor de toekomst allerminst vanzelfsprekend.
Omdat de economieën van de eurozone op een structureel lager groeipad terecht zijn gekomen, is het terugverdienen van de uitgegeven schuld ronduit moeilijk. Minder groei betekent een geringere verdiencapaciteit, en dus minder ruimte om aan betalingsverplichtingen te voldoen.
De wereldhandel groeit tegenwoordig in hetzelfde tempo als de economische productie. Vóór de crisis was dat nog twee keer zo snel. Bovendien liggen de winsten van digitale innovaties en de IT-revolutie inmiddels waarschijnlijk achter ons. Daardoor is de algemene productiviteitsgroei op een lager niveau terechtgekomen. De crisis heeft duidelijk gemaakt dat er grenzen zitten aan de kredietgedreven groei. Een duurzame economische ontwikkeling is niet mogelijk als je schuld op schuld stapelt. Zolang een klein deel van de bevolking de pot verdeelt, zolang het kapitalistische stelsel overeind blijft, zal de neerwaartse economische spiraal zich schoksgewijs voortzetten.
Al met al is er op dit moment vooral sprake van een misplaatst optimisme.