40 dagen zonder vlees, het kan ook zonder religie

i-008-013.jpg
Zogenaamde kiloknallers (1 plus 1 gratis) in een supermarkt in Amersfoort. (Foto: Dorine Ruter/Flickr/cc/by)

Wiebe Eekman

Veel culturen en godsdiensten kennen een vastenperiode. Een periode van bezinning over zichzelf en de plaats in de wereld. Voor de katholieken loopt dat van Aswoensdag tot aan Pasen. Maar het kan ook niet-religieus. In België liep de campagne '40 dagen zonder vlees' van 18 februari tot 4 april.

Ook als bezinning bedoeld. Maar dan over de impact van ons vleeseten op het klimaat. Er doen 52.586 mensen aan mee en ze bespaarden daarmee evenveel broeikasuitstoot als het equivalent van 10.029.680 km autorijden. Mooi meegenomen.

Het wekte heel wat debat op in de pers. Ook stompzinnige reacties, zoals de steeds terugkerende aanbeveling om toch maar genoeg vleesvervangers te eten voor de eiwitten, mineralen en vitaminen. In dat rijtje ook de Belgische minister van Landbouw, Borsus: "de mens heeft vlees nodig, vlees is goed voor de planeet".

Een maatschappelijk cultuurverschijnsel

Vlees eten is eigenlijk een westers cultuurverschijnsel, hard aangemoedigd door de enorme industrie en kapitaal dat er achter zit. Eeuwenlang at de Europese bevolking noodgedwongen hoofdzakelijk vleesloos. Vlees was een luxe product. Voor feestdagen. Slachtdieren werden ambachtelijk gefokt, om voor de mensen ongeschikt voedsel om te zetten tot wel voor de mens eetbaar voedsel. Ook waren deze slachtdieren een reserve om de moeilijke periode van de winter door te komen. Vanaf de late middeleeuwen werd vee gehouden voor de bemesting van de akkers.

Zolang de veeteelt in evenwicht was met de beschikbare landbouwgrond was er geen probleem. Dergelijke ambachtelijke vleesproductie en consumptie is nog steeds ecologisch verantwoord. De ecologische problemen begonnen met de grootschalige industriële aanpak. Massale invoer van graan en soja als veevoeder. Kunstmest en pesticidegebruik voor de teelt van maïs. Voortdurende ontbossing voor bijkomende akkerbouw en weidegrond. Transport van vlees de halve wereld rond. Via al die wegen druipt ons vlees van aardolie en CO2.

Ik lees in een FAO-rapport van 2010 dat enorm veel CO2 uitgestoten wordt in de productie van stikstof-bemesters vanuit fossiele brandstof (steenkool, aardolie, aardgas): 41 miljoen ton per jaar CO2 voor 14 miljoen ton N-bemester. De diesel voor de grote landbouwmachines stoot 91 miljoen ton CO2 per jaar uit. We zwijgen dan even nog over de tientallen miljoenen tonnen CO2-equivalenten door de uitstoot van methaan en lachgas (N2O) door de mestverwerking en de tientallen miljoenen tonnen CO2 door de vleesverwerking en transport.

Maar erger, gewoon het gebruik van gronden voor deze industriële veeteelt stoot daar bovenop nog eens jaarlijks 2,4 miljard ton CO2 uit. Bovenop dus, en jaarlijks. Door de ontbossing onder andere, dat behoeft niet veel uitleg. Maar nog meer door het verloren gaan van de koolstof die vastzat als humus en als microleven in de bodem. Agro-ecologische landbouw zou hier een oplossing voor zijn.

Hebben we echt dagelijks vlees nodig voor de eiwitten, mineralen en vitaminen?

In mijn jeugd was het nog doodnormaal voor een gemiddeld inkomen om maar één keer per week vlees te eten. In België verhoogde het gemiddeld vleesverbruik per persoon per jaar van 30 kilo in 1919 en 59 kilo in 1959 naar 100 kilo in 2004. In 2009 daalde dat weer tot 90 kilo. Heeft de crisis en het verminderd inkomen hiermee te maken? Misschien wel. Maar ook zeker het stijgend milieubewustzijn onder bredere lagen van de bevolking.

Alleen de rijkere bevolking in de wereld eet dagelijks vlees. Meestal meer dan goed is voor hun gezondheid. Goed verteerbare eiwitten zitten ruim voldoende in graan, peulvruchten, noten, kortom alles wat zaad is. Brood van gezond geteeld graan is uitstekend. Mineralen en vitaminen zitten in de plantaardige oliën en in alle groenten en fruit van het seizoen. Het beruchte vitamine B12 dat 'hoofdzakelijk van dierlijke oorsprong' is, wordt ook aangemaakt in je darmen, als je huishouding aan darmbacteriën op orde is.

Vleesvervangers zijn goed als overschakeling voor vleeseters die het eens vleesloos willen proberen. Echte vegetariërs willen ze niet. Uiteindelijk is het een culturele kwestie. In onze huidige maatschappij hebben de meeste mensen en zeker vele restaurants gewoon verleerd om lekker te koken zonder vlees en het verborgen vet dat het bevat. Ik pleit voor vegetarische kooklessen. Mijn hamburger etende zoon vraagt voor zijn verjaardag steeds opnieuw naar het uitgebreid buffet van een beter vegetarisch restaurant.

Hoe voeden we de wereld?

Op de website http://www.dagenzondervlees.be lees ik: Ook landbouwgrond wordt in grote hoeveelheden opgeofferd om de intensieve veeteelt en bijbehorende voederindustrie draaiende te houden. Momenteel wordt 3,9 miljard hectare landbouwgrond gebruikt voor de productie van vlees. De veeteelt gebruikt 30 procent van de totale landoppervlakte van onze aarde aan weiland. Daarnaast wordt 33 procent van de bewerkbare landbouwgrond gebruikt voor de productie van veevoer (samen is dat 78 procent van de totale landbouwoppervlakte in de wereld). Deze oppervlakte is wereldwijd 3,3 maal groter geworden tussen 1961 en 2001. Meer dan 60 procent van de totale productie van granen, maïs en gerst wordt gebruikt als veevoer.

Met het graan om één rund te voeden, waar twee mensen van kunnen leven, kun je 12 mensen te eten geven. Dat is de verhouding één op zes. Laat het duidelijk zijn dat we met die 78 procent van de landbouwgrond maar één kwart van de wereldbevolking voeden. En dat driekwart van de wereldbevolking leeft van de overblijvende 22 procent. Van rechtvaardigheid gesproken. Er is honger in de wereld door de ongelijke machtsverhoudingen, door de ongelijke eigendomsverhoudingen, door de ongelijke koopkracht. Toch wel wat bezinning waard?

31 maart 2015.