Gedicht: In de kantine
Henricus Azewijn
In de kantine
Sip van den Keycker heeft leren relativeren
op het scherp van de rede.
Bijna niets kan hem nog deren
verklaart hij desnoods onder ede.
En hij heeft leren definiëren
noemt de 'beestjes' bij hun naam
kan zelfs een gék scheren
is tot alles in staat, is zeer bekwaam.
Sip van den Keycker kan een stootje verdragen
is de stoot proportioneel
met het schoon dat kan behagen:
wat een méid zeg... wat een juwéél...!!
Ook de politiek spreekt hem aan
menig juweel zit in de kroon
op zijn werk, staat hij vooraan
met een lage, wat hoge toon.
Wat weet Sip van den Keycker het goed te brengen
werkt hij zich dagelijks kapot
mocht de hitte hem verzengen
mocht hij bevriezen als noodlot.
In theorie moet alles kunnen
staat hij niet met de mond vol tanden
mocht iemand hem zijn aanwezigheid misgunnen
veroorzaakt hij die grote schande.
Sip van den Keycker heeft promotie gemaakt
hij won het spel "Brood en Spelen"
heeft in de kantine de strijd niet gestaakt
kon zich beheersen bij het verdelen.
Hij werd de 'Werknemer van het Jaar'
al staat hij nu mooi op straat
met zijn voorspelbaar commentaar
met de mond vol van... zoals dat gaat...