"(...) Zo komt het dat zuinigheid in het aanschaffen van arbeidsmiddelen van begin af tegelijkertijd de meest meedogenloze verkwisting van de arbeidskracht en roof op de normale voorwaarden der arbeidsfunctie wordt; dat de machinerie, het geweldigste middel ter verkorting van de arbeidstijd, omslaat in het onfeilbare middel om geheel de levenstijd van de arbeider en zijn gezin te veranderen in voor het productief maken van het kapitaal beschikbare arbeidstijd; zo komt het, dat het overwerken van de een, de voorwaarde wordt voor de werkloosheid van de ander, en dat de grote industrie, die het gehele wereldrond afjaagt om verbruikers te vinden, thuis het verbruik der massa's tot een hongerminimum beperkt, en daarmee zijn eigen binnenlandse markt ondermijnt. 'De wet van de relatieve overbevolking of industriƫle reserveleger steeds met omvang en energie der kapitaalaccumulatie in evenwicht houdt, smeedt de arbeider vaster aan het kapitaal dan Prometheus door de hamer van Hephaistos aan de rots werd geklonken. Zij heeft een aan de accumulatie van het kapitaal beantwoordende accumulatie van ellende tot voorwaarde. De accumulatie van rijkdom aan de ene pool is dus tegelijkertijd de accumulatie van ellende, arbeidsmartelingen, slavernij, onwetendheid, verdierlijking en morele degradatie aan de tegenpool, d.w.z. aan de zijde der klasse die haar eigen product als kapitaal produceert'. (...)" (Marx, Kapitaal, blz. 671)
Uit: De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap, Friedrich Engels, 1882.