Billijkheid en sociale rechtvaardigheid zijn de strijdpunten in de Parijse onderhandelingen
Wiebe Eekman
Klimaatrechtvaardigheid Nu. Dat was de boodschap op de vele klimaatbetogingen wereldwijd, op zondag 29 november, vlak voor dat de COP21-klimaatonderhandelingen in Parijs begonnen. En ook op de Belgische klimaatbetoging van vandaag, Sinterklaasdag, 6 december 2015, in Oostende aan de kust, met 14.000 betogers uit heel het land. Die was tegelijk een antwoord op de repressieve noodtoestand in Frankrijk en in België, na de aanslagen in Parijs.
Vakbondsacties en klimaatprotesten werden hier opgeschort of heel selectief verboden, terwijl kerstmarkten en dergelijke doorgingen. Wij zijn erg ongerust over de mogelijke uitslag van de Parijse onderhandelingen. De stem van de bevolking en de vakbonden wordt gesmoord, terwijl anderzijds de grote multinationals uit de olie- en nucleaire sector wel actief aanwezig mogen zijn, rechtstreeks aan de onderhandelingstafel.
Terwijl ik dit schrijf, vandaag 6 december, weet ik nog niet wat de eindtekst zal worden. In de algemene pers klinken vele hoopvolle uitspraken: "we zijn goed op weg om een akkoord te krijgen". Misschien wel, maar ons is het te doen om wat daar in staat. Misschien beter géén akkoord, dan een slecht akkoord? Wie lijdt onder de klimaatverandering en wie gaat de rekening betalen? Dat is heel ongelijk. Sociale bescherming is een essentieel element om de meerderheid van de bevolking mee te krijgen voor de klimaatstrijd. De vakbonden, samen met andere progressieve krachten streden voor het inbrengen van de tekst van die 5 woorden: 'Sociale rechtvaardigheid en waardig werk'. Wat blijkt? Uit de gereduceerde ontwerptekst, die vrijdag 4 december werd voorgesteld, zijn die woorden geschrapt door het Franse voorzitterschap.
Elk land werd gevraagd welke klimaatinspanningen het wilde doen tegen 2025 en tegen 2030. Dat op vrijwillige basis. De VN telde al die nationale beloftes bij elkaar op. Dan blijkt dat de emissies nog steeds de komende 15 jaar zullen stijgen, in plaats van te dalen vanaf 2015, zoals het door de wetenschappers van het IPCC sinds 2007 gevraagd wordt. Wie doet niet genoeg? De Amerikaanse president Obama wordt in de pers opgehemeld als de nieuwe Amerikaanse klimaatbekeerling. Europa doet zich als vooruitstrevend voor. En diezelfde pers wijst steeds met de vinger naar India en vooral China als de slechteriken. De werkelijkheid is anders. In oktober kwam een studie uit die de rechtvaardige verdeling van de inspanningen per land berekende volgens twee criteria: de opgestapelde emissies en de relatieve rijkdom van die landen, die het hen mogelijk maakt werkelijk iets te ondernemen. Wat blijkt? De VS doen zes keer te weinig, Europa vier keer te weinig. Indonesië en India, doen iets meer dan redelijkerwijs van hen kan worden verwacht en China zelfs anderhalf keer zoveel.
Gaan we de globale opwarming beperken tot een gemiddelde van 2º C, zoals de rijke landen voorstellen? Misschien zijn we zelfs tevreden met beloftes van een beperking tot 3º C en volgen zij de redenering: 'als er eenmaal een akkoord is, dan kan dat achteraf strenger worden gemaakt, bij de volgendeevaluatie'. Klinkt mooi, maar is zeer verraderlijk. De eerstvolgende evaluatie wordt in het ontwerp over 9 jaar gepland in 2024. Dit jaar 2015 had het kanteljaar moeten worden waar de emissies naar beneden gingen; 2014 en 2015 blijken de warmste jaren ooit te zijn en 2016 kondigt zich nog slechter aan. In 2015 heeft de wereldwijde gemiddelde opwarming de 1º C bereikt. Die zorgt al voor genoeg problemen, zoals: extreem weer, afwisselende droogtes en overstromingen, met gevolgen zoals zoetwatertekort en oogsten die mislukken.
Vandaag 6 december zorgen stortregens er zowel voor dat de vierde grootste stad van India is overstroomd, alsook het oosten van Engeland. Op zich erg genoeg. Door het na-ijleffect van de huidige emissies zal die temperatuurstijging nog doorgaan. Daarom vraagt de meerderheid van de landen een beperking tot maximaal 1,5º C. Het zijn weer de rijke landen met olie- of steenkoolindustrie die dwarsliggen. Vier vijfde van de gekende voorraden fossiele brandstof zou in de bodem moeten blijven. Dat kan op een speculatiecrisis uitdraaien. Voor kapitalistisch georiënteerde beleidsmakers is dat een grotere ramp dan de misère die nu door de klimaatverandering veroorzaakt wordt. Terwijl ik dit schrijf, is die discussie over 2º C of 1,5º C nog niet beslecht, maar in het ontwerpakkoord wordt geen uitsprak gedaan.
Al die klimaatonderhandelingen steunen op het raamakkoord dat de Verenigde Naties in 1992 in Rio De Janeiro aannamen. Toen waren de krachtsverhoudingen tussen de ontwikkelingslanden en de rijkere landen nog iets beter dan nu. In dat raamakkoord staan duidelijke principes. Zoals de historische verantwoordelijkheid voor de emissies uit het verleden, waarop alle rijkdom gebouwd is. En ook dat alle landen wel een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben voor het klimaat, maar dat die verantwoordelijkheid sterk verschilt, naargelang hun mogelijkheden. De VS, gesteund door de andere rijke landen, proberen deze twee principes onderuit te halen. Daarom is het zo moeilijk om het klimaatfonds te financieren. Een fonds dat zou bijdragen om de schade die de armere landen nu lijden een beetje te vergoeden. Die 100 miljard is een peulenschil tegenover de oorlogsinvesteringen.
Hoe dan ook, de klimaatstrijd wordt steeds duidelijker een sociale strijd.
Artikel Manifest, 6-12-2015