Ron Verhoef
Pesten is een verschijnsel van alle tijden. In het onderwijs is er daarom hiervoor altijd veel oog geweest. De moderne tijd maakt het voor scholen echter steeds moeilijker om pesten op te merken. Dat komt vooral door twee veranderingen.
Allereerst is het klassieke pesten dat op school plaatsvond en bestond uit schelden en treiteren en eventueel fysiek lastigvallen voor een deel vervangen door modern pesten. 'Klassiek' pesten op zich is al ernstig genoeg. Voor kinderen die het overkomt betekent dit dat de school een enorm vervelende plek is. In het geval van klassiek pesten zijn ze thuis nog veilig. Echter het moderne pesten vindt via sociale media plaats, zoals: Facebook, maar ook Whatsapp, sms of Twitter worden ingezet om te pesten. Voor het slachtoffer betekent dit dat zelfs thuis geen veilige haven meer is.
Het pesten gaat gewoon 24 uur per dag door. Voor de scholen is het bovendien veel lastiger om door te hebben dat er gepest wordt. Wat leerlingen op sociale media allemaal doen is voor een school niet bij te houden. De kans dat een leraar pestgedrag constateert wordt daarmee kleiner, terwijl de impact voor het slachtoffer groter wordt. Alleen als het slachtoffer (of een meelevende klasgenoot) de stap naar de mentor durft te zetten komt het pesten aan het licht.
Een tweede verandering is de glijdende schaal waarin opvattingen over pesten zich bevinden. Veel leerlingen ervaren bepaald gedrag, met name op sociale media, niet meer als pestgedrag en snappen dus niet waarom het slachtoffer er zo moeilijk over doet. Veel scholen hebben hierop projecten ontwikkeld. Het effect daarvan is wisselend. Het project dat ikzelf op mijn eigen school doe bestaat uit twee stappen.
In een eerste les maken we kennis met een jongen, Kenneth James Weishuhn, die gepest werd, met name via Facebook en sms. Uiteindelijk leidde dat ertoe dat hij zelfmoord pleegde. Deze casus levert vooral interessante discussies op met leerlingen. Had Kenneth niet gewoon al die haatcomments kunnen negeren? Al snel komen leerlingen tot de conclusie dat dit niet kan. Dat het lezen ervan wel impact moet hebben.
Een tweede les wordt besteed aan haatvideo's. Onder jongeren is YouTube populair maar wordt helaas ook gebruikt om haatvideo's te plaatsen. De haatvideo's zelf laten we nooit zien, maar de reacties van de slachtoffers wel. Daarbij zoeken we vooral video's waarin de slachtoffers op een kalme wijze uitleggen wat er met hen gebeurt als er een haatvideo is geplaatst.
Deze twee casussen zetten leerlingen aan tot nadenken. Vooral omdat ze realistisch zijn. Hier zijn echte en zichtbare slachtoffers, die een gezicht en een naam hebben en die laten zien welke pijn ze lijden door dit pestgedrag. Met Kenneth liep het slecht af. Met de slachtoffers van de haatvideo's loopt het soms goed af, maar soms ook slecht. We gebruiken elk jaar een andere video.
Hoe duidelijk deze echte voorbeelden ook zijn, als het slechts bij een tweetal lessen blijft is het effect klein. Regelmatige herhaling is geboden. Dat kan mede doordat leerlingen aan het einde van de beide lessen samen regels opstellen over hoe je met elkaar omgaat. Deze ondertekenen ze ook en school en klasgenoten kunnen leerlingen die in de fout gaan dus wijzen op deze belofte. Hoewel het juridisch verder geen waarde heeft, blijkt het in de praktijk redelijk te werken. Maar ondanks al deze aandacht blijft pesten een probleem, ook binnen klassen waar de lessen gedraaid zijn.
De oorzaken van het pesten liggen ook dieper dan vaak gedacht. Veelal blijven de analyses beperkt tot de vraag wie gepest wordt. Feitelijk is vooral de individualisering, waarbij jongeren de noodzaak voelen om te concurreren met andere jongeren en op die manier een individuele identiteit ontwikkelen, hierbij een probleem. Dat dit ten koste gaat van anderen is minder van belang. Zo zit immers ook de individualistische samenleving in elkaar.
Binnen veel klassen bestaat niet het wij-gevoel. Het gaat er eerder om aan te sluiten bij de persoon waarvan men denkt dat deze de grootste invloed heeft. Dat leidt tot groepsvorming en het belang om niet buiten een groep te vallen is groot. Daarbij doet zich wel het probleem voor dat je tegenwoordig snel weer uit een groep kunt vallen, soms om de raarste redenen.
Jammer is dat de steun vanuit de overheid beperkt is. Ervoor zorgen dat een school een veilige school is voor iedereen is vooral de verantwoordelijkheid van de school en het schoolmaatschappelijk werk zelf. Subsidies zijn er vanuit de overheid nauwelijks, terwijl subsidies voor projecten van het bedrijfsleven talrijk zijn. Blijkbaar is het behagen van het bedrijfsleven belangrijker dan zorg te hebben voor de medemens.