Zoltan Zygedy
Als er een eerlijke, ongebonden onderzoeksjournalist of verslaggever van onbesproken gedrag in dienst van de grootste, of zelfs van de kleinere commerciële nieuwsdiensten in de Verenigde Staten bestaat, wil hij of zij dan opstaan?
In de afgelopen weken hebben we kunnen zien dat de zogenaamde 'vrije pers' zeker geen last heeft van openlijke dictaten van de regering van de Verenigde Staten, maar dat ze desondanks trouw de lijn van het buitenlands beleid van de VS-regering blijft volgen.
Ieder woord van de officiële regeringswoordvoerders wordt klakkeloos aangenomen en op slaafse wijze als nieuwsfeit doorgegeven door iedere Amerikaanse verslaggever of specialist die een perskaart draagt en een bepaald beleidsterrein kreeg toegewezen. [en vervolgens overgenomen door de Nederlandse persagentschappen, nvdr]
Neem nou het geval van de schaamteloze afwijzing van Seymour Hersch, iemand die wel een dozijn van de meest prestigieuze Amerikaanse prijzen voor de journalistiek heeft gewonnen, waaronder de Pullitzer prijs en vijf Polk prijzen. Hersch was verantwoordelijk voor de onthullingen van de wreedheden van My Lai (Vietnam-oorlog, vert.) en Abu Ghraib (Irak-oorlog, vert.) en staat feitelijk in de VS sinds 2013 op de zwarte lijst. Zijn verslaggeving van de oorlog in Syrië en van de moord op Osama bin Laden door de VS werden gepubliceerd in de London Review of Books, omdat zijn voormalig uitgever, The New Yorker, en andere Amerikaanse kanalen hem geweigerd hebben. Het is toch verbazingwekkend dat er geen journalisten-groepen, geen organisaties voor de journalistiek, of 'advocaten voor persvrijheid' tegen het muilkorven van één van hun meest gewaardeerde collega's in opstand zijn gekomen?
Er verschijnen wel regelmatig collectieve protestbrieven over vermeende mediabeperkingen in socialistische landen, of landen die het beleid van de VS kritiseren, in New York Review of Books. Maar deze zelfde verontwaardigde journalisten en specialisten hullen zich, tot nu toe, in stilzwijgen als het Seymour Hersch betreft. Zelfs nog schaamtelozer is het uitblijven van enige serieuze poging van de 'mainstream'-pers om de beweringen van Hersch te onderschrijven óf tegen te spreken.
Het tegenverhaal van Hersch, betreffende het door de regering Obama zelf verspreide en het daarmee zichzelf in verlegenheid brengende eigen verslag van de dood van bin Laden, zou gemakkelijk geverifieerd kunnen worden door de lijnen te volgen die door Hersch zijn aangegeven. In plaats daarvan ging de pers een handjevol regeringsfuncionarissen en regeringsaanhangers interviewen en lieten ze het officiële verhaal intact.
En dan zelfs nog iets belangrijkers. Uit sommige onafhankelijke onderzoeken die gedaan zijn naar de beweringen van Hersch over het Sarin (zenuwgas), kwam naar voren dat er sterke vermoedens waren dat Hersch gelijk zou kunnen hebben, toen hij de bondgenoten van de VS in de anti-Assadcampagne verantwoordelijk hield voor de gifgasaanval op burgers. Zowel een agentschap van de Verenigde Naties, alsook een Turkse wetgevende instantie, hebben de sensationele beweringen in twijfel getrokken over vermeende Syrische barbarij, die de Amerikaanse roep om een machtswisseling moesten onderbouwen.Geen enkel belangrijk mediakanaal in de VS heeft hier echter actief aandacht aan besteed, een beschamende schending van de journalistieke integriteit.
Enkele weken geleden maakte voormalig premier van Groot-Brittannië, Tony Blair, de inhoud van twee telefoongesprekken openbaar die hij op 25 februari 2011 voerde met Muammar Ghadaffi. Ondanks dat ze van grote betekenis waren aan het begin van de opstand in Libië, die leidde tot het afzetten en vermoorden van Ghadaffi, verkozen de mediabaronnen en hun hielenlikkende medewerkers ervoor om de telefoongesprekken te bagatelliseren. Tien dagen ná de datum, die door het Westen bestempeld werd als de start van de Libische opstand, belde Tony Blair bezorgd naar de Libische leider, in de hoedanigheid van, naar eigen zeggen, woordvoerder van de regering Obama en de NAVO-bondgenoten. Het is duidelijk, tijdens de vijandelijkheden in de beginfase, dat Blair Ghadaffi dreigde uit naam van zijn medestanders.
Hij begint nog redelijk onschuldig, hij verafschuwt het geweld, en roept op tot een vreedzame oplossing. Hij voegt er dan aan toe dat Ghadaffi "zich moet engageren met de internationale gemeenschap, waaronder ook de Verenigde Staten en Europa". Waarom dat zo essentieel is, is niet duidelijk. Maar dat wordt het al snel...
Vijf uur later belt Blair opnieuw met een boodschap van zijn opdrachtgevers: "... als je een veilige plek weet waar je naartoe kan gaan ga dan, want dit gaat niet vreedzaam aflopen. Er moet een veranderingsproces in gang gezet worden dat georganiseerd kan verlopen, wij beraden ons nog over de manier waarop dat zal plaatsvinden." Hij gaat dan verder: "het geweld moet stoppen, en er moet een nieuw staatsbestel komen... ik herhaal de verklaring die uitgegaan is: "als er een mogelijkheid is dat hij kan vertrekken, dan moet hij dat nu doen. Dat kan waarschijnlijk vreedzaam verlopen, maar dan moet hij nú reageren en aangeven dat hij dat wil doen". (cursieven van de schrijver)
Blair had het niet duidelijker kunnen zeggen. Hij verzoekt de leider van een soevereine staat om te vertrekken en toe te staan, dat de Verenigde Staten en de Europese machten unilateraal, zonder de toestemming van de bevolking van Libië, de toekomst van Libië gaan bepalen. Bovendien zet Blair zijn verzoek kracht bij door het dreigen met geweld... "dit zal niet vreedzaam aflopen".
Mensen met voldoende gezond verstand zullen dit beschouwen als een coup. Ghadaffi vroeg daarop aan Blair of hij de situatie hier zelf wilde komen bekijken. Hij ontkende dat de toestand verschrikkelijk of onstabiel was. Maar hij wees er ook nog eens met nadruk op dat zijn oppositie Al Qaeda is, dat is een extreme fundamentalistische organisatie. Hij vroeg of hij haar steunde: "steun jij het terrorisme?" Geprikkeld door de dreigementen concludeerde Ghadaffi: "We hebben hier geen probleem, laat ons maar met rust. Als je er werkelijk bezorgd over bent, en als je wilt weten hoe het echt zit, pak dan het vliegtuig en kom hier naartoe." Natuurlijk wilde Blair en degenen die achter hem aan de touwtjes trokken niet echt weten hoe het zat, net zo min als de westerse media serieus op zoek naar de waarheid zijn.
Nog geen drie weken later stelden de Verenigde Naties de befaamde 'noflyzone' in, waardoor de NAVO-legers een luchtoorlog tegen het leger van Ghadaffi konden beginnen. Amerikaanse en NAVO-vliegtuigen schakelden, samen met jachtvliegtuigen van de Golfstaten, de loyale troepen uit en met veel oorlogsgeweld heeft Ghadaffi het onderspit moeten delven, precies zoals Blair het gezegd had.
Nu is Libië een verwoest, onregeerbaar land, een vluchthaven voor jihadisten, precies zoals Ghadaffi het voorspeld had. Het is jammer dat de vleiers van de Amerikaanse media geen belangstelling tonen voor het 'zoeken naar de waarheid'.
Twee platbodemlandingsvaartuigen met Amerikaanse militairen werden door Iraanse veiligheidstroepen vlakbij Farsi Eiland beschoten en aangehouden op de dag dat president Obama zijn 'State of the Union' uitsprak, enkele dagen vóór een radicale wending in de Amerikaans-Iraanse betrekkingen.
Elke redelijk alerte lezer van Amerikaanse nieuwsberichten over deze gebeurtenis zou nieuwsgierig uitkijken naar ieder detail en daaropvolgende uitleg die daarover gegeven wordt. Het ging om twee gespecialiseerde militaire vaartuigen, die bij voorkeur ingezet worden bij de uitvoering van bijzondere opdrachten door de VS en voor zeer uiteenlopende commando-, controle- en verkenningsdoeleinden gebruikt worden. Het feit dat zij beschoten zijn in Iraanse territoriale wateren, vlakbij de grootste marinebasis van Iran, is uiterst opzienbarend. Ook het feit dat deze landingsvaartuigen ontworpen zijn om te opereren in ondiepe rivieren of kustwateren, maar toch meer dan 200 mijl afgelegd hadden vanaf de Saoedische kust naar het midden van de Perzische Golf, is eveneens uiterst opzienbarend.
De eerste verklaringen van de VS-militairen voor deze bizarre omstandigheden - de verrassende aanwezigheid van twee vaartuigen en tien Amerikaanse opvarenden in verboden water - , was dat ze motorpech kregen en daardoor afgedreven waren. Het is natuurlijk moeilijk voor te stellen dat beide boten op hetzelfde moment motorpech kregen en dat een oproep gedaan was voor assistentie. Nog vóór dat er iemand vervelende vragen zou gaan stellen, (niet dat de persschoothondjes dat zouden doen), kwam defensieminister Ashe Carter met een ander verhaal: gebreken aan de navigatieapparatuur waren er de oorzaak van dat de boten uit de koers geraakt zijn (vér uit de koers!).
Maar als er iemand deze verklaring gebruikt zou hebben (niemand deed dat), dan hadden ze kunnen opmerken dat de schepen uitgerust waren met de modernste navigatie-, radar- en communicatiesystemen. De waarschijnlijkheid dat bij beide boten dezelfde fout optrad, nl. zonder signalering varen en volledig van hun koers afwijken, is ongeveer even klein als dat een koe een haas vangt.
Dus kwam het leger (CENTCOM) hierop terug met een nieuwe versie van het eerste verhaal. Nadrukkelijk werd verklaard dat, terwijl ze onderweg waren van Koeweit naar Bahrein, een mechanisch defect aan de dieselmotor van één van de boten er de oorzaak van was dat beide boten stil kwamen te liggen om reparaties uit te voeren. Natuurlijk bleef dan nog de vraag bestaan, waarom de platbodemvaartuigen dan honderden mijlen uit de Saoedische kust terecht moesten komen, ver van de meest directe en ook meest aangewezen route naar hun bestemming.
Maar de klungelige verklaringen veroorzaakten geen opwinding bij de gewillige, goedgelovige kapitalistische pers. Zij hielden zich serieus bezig met de verslaggeving van het xenofobe tekeergaan door politici op verkiezingstournee, over denkbeeldige aanvallen op de Amerikaanse deugdzaamheid.
Afgezien van Glenn Greenwald in 'The Intercept' is er geen uitgesproken media-persoonlijkheid die de steeds wisselende sprookjesverhalen van het Pentagon in twijfel trekt. Alweer een voorbeeld van hoe de mediawereld in de Verenigde Staten een volslagen gebrek aan ruggengraat vertoont.
Bron: Nick Wright, 21 januari 2016, vertaling: Ardengo Persijn.