Gedicht: Een kater was haar enige gezelschap



Henricus Azewijn

Een kater was haar enige gezelschap

Sjaan zat met de gebakken peren
een pakket van de voedselbank
in de hoop dat het tij zou keren:
na zoveel jaar ervoer zij stank voor dank!

In de chemie vond zij een grond
om een bestaan aan te ontlenen
en daarna sappelde zij in een vierkant rond
was alle hoop zo kwaad als verdwenen.

Opgelost zat zij in haar problemen
overstuurd van poppenkast naar klaagmuur
op zoek naar recht om een bestaan te claimen:
de wind van voren voelde guur.

Sjaan had ook haar máátje verloren
die zoekt zijn heil in een ander verschiet
danst naar pijpen in de folklore
overal waar men hem 'n toekomst biedt.

Een kater was haar enige gezelschap
een betere kon zij niet vinden
zat of stond zij onhoudbaar krap
met een halve rooie cent in 'De Linde'.

Aan de tap sleet zij er haar verhaal
(soms wíl een mens toch wat!)
deed Sjaan kond van het schandaal
dat zij het niet redde in het gat

dat zij dagelijks moest zien zitten
omdat zij er altijd op stond
haar plafond toch ooit te witten!
Iedere dag deed zij ervan kond...

Sjaan heeft het maar opgegeven
zo gaat sinds kort het gerucht...
Want schoon is wel het streven
maar een einde hangt soms in de lucht...