Eoghan O'Neill
Men zegt dat in de Europese Unie, de Verenigde Staten en de andere ontwikkelde kapitalistische regio's concurrentie koning is. Concurrentie geeft de moderne markteconomie haar legitimiteit. Dat wordt zo onderwezen in het middelbaar en hoger onderwijs, in de secties (bedrijfs)economie en recht. En het is al zo ingeslepen dat concurrentie bijna gelijk staat aan gezond verstand.
Op een markt waarop goederen en diensten moeten worden verkocht - zo wordt ons verteld - zorgt concurrentie tussen bedrijven voor het efficiëntste en rechtvaardigste verdelingssysteem. De behoeften van de hele samenleving worden daarom vastgesteld door het marktsysteem, dat functioneert als een onpartijdig bemiddelaar.
Hoe meer iemand iets wil, hoe meer hij ervoor wil betalen; en hoe meer mensen voor iets willen betalen, hoe meer daarvan zal worden aangeboden, en dus ontstaat concurrentie tussen bedrijven die aan de vraag proberen te voldoen. Hoe meer concurrentie er is, hoe verder de prijs naar beneden gaat, omdat elke concurrent op de markt de anderen zal onderbieden om een deel van de handel te verwerven.
Dit gaat net zolang door totdat een break-evenpoint is bereikt, waarbij de kosten van het aanbod gelijk zijn aan de verkregen opbrengsten. Daarna kunnen niet nog meer concurrenten tot de markt toetreden, omdat elke prijs boven of onder dit evenwichtspunt een bedrijf buitenspel zal zetten. Dit hele proces vormt het hoogtepunt voor economen en staat bekend als 'volkomen concurrentie'.
'Volkomen concurrentie' is voor de huidige tijd een misleidend concept. Het was in de 19de eeuw misschien enigermate relevant, toen het fabriekssysteem nog in de kinderschoenen stond; maar in de hedendaagse economie, met de overheersende positie van monopolies, oligopolies, kartels, geheime afspraken, fusies, overnames en ongelijke verdeling van rijkdom (en staatsingrijpen, nvdr), behoort dit soort theorieën tot de sprookjesreeks van Hans Christian Andersen.
Vreemd genoeg blijft, ondanks deze werkelijkheid, dit de grondslag van de moderne economische theorie. Het is de norm die economen hanteren om hun ongebroken geloof in het kapitalistisch marktsysteem te rechtvaardigen.
Economen weten dat volkomen concurrentie in welke bedrijfstak ook even zeldzaam is als sneeuwval in de zomer, maar desondanks houden ze vast aan deze standaard die voor elke sector moet gelden. Het probleem is alleen dat geen enkele onderneming of firma - gelet op hun verplichting tot winstmaximalisatie - blij is met een groot aantal concurrenten in haar bedrijfstak, want dat drukt de prijzen en dus ook de winsten, misschien wel tot een punt waarbij op lange termijn geen economisch voordeel meer mogelijk is.
Bedrijven gebruiken daarom agressieve tactieken om andere concurrenten buitenspel te zetten, en werpen daarnaast enorme barrières op om andere concurrenten te beletten toe te treden tot de markt. Dit is in nagenoeg alle soorten van bedrijvigheid het geval, van tabak tot detailhandel, van auto's tot luchtvaart, van olie tot geneesmiddelen, en alles daartussenin.
Hier doet zich een tegenstelling voor: concurrentie drijft bedrijven in de richting van monopolie, terwijl economen juist streven naar 'volkomen concurrentie'. Er kan hier echter maar één winnaar zijn en dat is niet de econoom! De enige manier om op lange termijn grote of superwinsten veilig te stellen, is monopoliseren of een positie van monopoliemacht veroveren (dat wil zeggen de hele markt of een deel ervan bezitten). Als het niet mogelijk is om van alle concurrentie af te komen, dan zullen de concurrenten tot een 'onderlinge overeenkomst' komen. Dit staat algemeen bekend als 'speltheorie' en geeft aanleiding tot prijsafspraken, geheime afspraken en kartels.
Coca-Cola en Pepsi, als historisch voorbeeld, waren - en zijn dat nog steeds - verwikkeld in een marketingoorlog om de markt te veroveren; zij hebben echter nooit gekozen voor een complete prijzenoorlog, omdat zij wisten dat dat de winsten in de gehele frisdranksector zou verlagen. Bedrijfsleiders, zelfs die in dezelfde bedrijfstak, weten dat concurrentie gezond kan zijn, maar niet ten koste van de potentiële winst, en zij zullen dan ook niet overgaan tot een complete onderlinge prijzenoorlog, want dat is niet in het voordeel van de eigenaren, de aandeelhouders en de kapitalistische profiteurs.
Dit is een fundamenteel aspect van het kapitalistisch systeem: het is niet een individuele kapitalist - een die misschien positief staat tegenover eerlijke handel en bovengemiddelde lonen betaalt - die het systeem aandrijft; het systeem als geheel draait op winstmaximalisatie.
Wat maakt het dan zo aantrekkelijk om een monopolistisch of oligopolistisch bedrijf te zijn?
Wat is voor ons de betekenis van dit alles? Het is de alomvattende agenda van de machtige kapitalistische klasse die sinds de ontmanteling van de socialistische regeringen en economische systemen werkelijk vrij spel heeft gekregen. Zo wordt bijvoorbeeld de noodzaak van concurrentie als dekmantel gebruikt om de privatiseringsagenda te verhullen.
Concurrentie zorgt niet langer voor lagere prijzen van goederen en diensten voor gewone werkende mensen, maar dient de belangen van de industriële en financiële eigenaren: de kapitalistenklasse. Het fungeert als middel ter rechtvaardiging van het kapitalisme, want anders zou het niet mogelijk zijn om mensen ervan te overtuigen dat private gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, infrastructuur en industrie in het algemeen de beste manier zijn om een samenleving te organiseren. Het langetermijn strategisch doel is om alle bedrijven, diensten en hulpbronnen die publiek eigendom zijn, te verkopen, te ontmantelen en open te stellen voor concurrentie in de private sector. (zie nu pogingen om TTIP door te voeren, nvdr)
En als deze eenmaal openstaan voor concurrentie, dan beginnen de raderen van de monopolisering direct al te draaien. En wanneer er geen concurrentie meer is die de prijzen van de essentiële diensten laag houdt, dan zal - zeker bij dalende inkomens, schulden en groeiende ongelijkheid - de vraag naar goederen en diensten minder belangrijk worden dan iemands vermogen en bereidheid om te betalen. De behoeften van de mensen aan gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, diensten, banen en ontspanning vormen feitelijk de buit, de melkkoe, die de kapitalisten in de ontwikkelde economieën proberen te veroveren.
Het is van wezenlijk belang dat werkende mensen dit begrijpen en het verband gaan zien tussen Irish Water, vuilophaling, gas en elektra, en andere publieke bedrijven en diensten, die al verkocht en geprivatiseerd zijn of die de staat in de toekomst wil proberen te verkopen en privatiseren. Geen twijfel mogelijk, dit gebeurt op nationaal en internationaal niveau. Hoe we het kunnen voorkomen, is een andere kwestie, die we hier niet kunnen bespreken.
Men zegt dat concurrentie koning is; maar deze koning heeft geen kleren aan en verschijnt als naakt kapitalisme. Alles wat het wil, alles wat het altijd wil, is de rijkdom der naties bezitten.
Bron: Socialist Voice, februari 2016; http://www.communistpartyofireland.ie/sv2016-02/02-competition.html
Vertaling: Louis Wilms.