"(...) De slavenhouder koopt zijn arbeiders zoals hij een paard koopt. Wanneer hij een slaaf verliest, verliest hij een kapitaaldeel, dat hij door een nieuwe besteding op de slavenmarkt moet vervangen. Maar: 'De rijstvelden van Georgiƫ en de moerassen van Mississippi mogen op een fatale wijze schadelijk zijn voor de menselijke constitutie, nochtans is de vernietiging van menselijk leven niet zo groot of zij kan worden goedgemaakt uit de overvloedige reservoirs van Virginiƫ en Kentucky. Overwegingen van economische aard, die nog een zekere waarborg konden bieden voor een menselijke behandeling van de slaven voor zover het belang van de meesters samenviel met het welzijn van de slaven, worden na de invoering van de slavenhandel omgekeerd de oorzaak van de meest extreme vernietiging van de slaven; immers zodra de slaaf door toevoer uit andere neger-reservoirs kan worden vervangen, wordt zijn levensduur minder belangrijk dan zijn productiviteit tijdens zijn leven. In een op slavenarbeid gebaseerd economisch stelsel is het derhalve een stelregel dat in landen met een slaven-invoer de meest effectieve economie die is, waarbij de grootst mogelijke hoeveelheid arbeid in de kortst mogelijke tijd uit het menselijk vee (human cattle) wordt geperst. Juist in de tropische landbouw, waar de jaarlijkse winsten vaak gelijk zijn aan het totale kapitaal van de plantages, wordt het leven van de neger op de meest roekeloze wijze opgeofferd. Het is de West-Indische landbouw, sinds eeuwen de bron van fabelachtige rijkdommen, die miljoenen van het Afrikaanse ras heeft verslonden. Op het ogenblik is het in Cuba, waar de opbrengsten in miljoenen worden geteld en waar de planters vorsten zijn, dat we bij de slavenklasse behalve het grofste voedsel de meest uitputtende en onophoudelijke afbeuling zien en waar we door de langzame kwelling van overmatige arbeid en het gebrek aan slaap en rust een groot deel op directe wijze te gronde zien gaan. '(...)"
Uit: Het Kapitaal, Karl Marx, 1867.