Deel 1, Deel 2
Wil van der Klift
De Europese ondernemers waren tijdens de Tweede Wereldoorlog in diskrediet geraakt door hun optreden. Geconfronteerd met de sterkere linkse partijen en vakbonden en de versterkte positie van de socialistische landen en de van het kolonialisme bevrijde landen, waren de Europese ondernemers gedwongen een reeks van sociale en democratische rechten aan de arbeidersklasse af te staan. De 'contracten' verschilden uiteraard van land tot land. In 2011 publiceerde Manifest op de website in drie delen een analyse van Raoul Marc Jennar over de manier waarop in Frankrijk de economische, sociale en politieke voorstellen, opgenomen in het 'Manifest van de Nationale Raad van Verzet [Conseil National de Résistance (CNR)', Frankrijk 1943] uit 1944, werden en worden ontmanteld door de neoliberale Franse politici, als uitvloeisel van Europees beleid. De sociale contracten van na de Tweede Wereldoorlog werden en worden teruggedraaid. Steeds omvangrijker en brutaler sinds de 'val' van het reëel bestaand socialisme en de verzwakking van de kracht van de arbeidersklasse. De analyse leunt sterk op de Franse ontwikkelingen. Er moet nog een nauwkeurige analyse komen van de Nederlandse ontwikkelingen. (vervolg en slot van artikel in Manifest 6-2016)
Het proces van terugveroveren van de macht door financiële en ondernemersgroepen begon via de media. Dat is eenvoudig te begrijpen, het was noodzakelijk om de gedachten van de bevolking zo te conditioneren dat zij ging twijfelen aan de noodzaak van de hervormingen in de jaren 1944-1947. In 1944 werd nieuwe wetgeving van kracht met betrekking tot de mediasector, waaronder een verordening tegen monopolievorming in deze sector. Reeds in 1947 werd deze verordening geschonden door Hachette [Franse uitgeverij] die een aandeel van 50 procent nam in France Soir, Elle en France Dimanche. In 1950 kocht Jean Prouvost de helft van de aandelen in Le Figaro. Prouvost was een textielfabrikant die in de jaren '30 van de vorige eeuw een persimperium had opgebouwd, dat weliswaar bij de bevrijding werd ontmanteld maar vlak voor de aankoop van aandelen in Le Figaro lanceerde hij Paris Match.
Er kwam geen enkele reactie van de publieke autoriteiten. Hetzelfde gebeurde in de jaren '60 van de vorige eeuw, toen een aantal regionale kranten door grotere uitgeverijen werden overgenomen.
In de jaren '70 van de vorige eeuw, tijdens de Giscard-jaren, verscheen Robert Hersant op spectaculaire wijze ten tonele, nadat hij in 1947 voor tien jaar in nationale ongenade was gevallen, omdat hij had gecollaboreerd met nazi-Duitsland. In 1967 had hij al Nord Martin gekocht en Paris Normandie in 1972. In 1975 kocht hij Le Figaro. Niet lang daarna breidde hij zijn concern uit met Centre Presse, Le Berry Républicain en La Nouvelle République des Pyrenées. Gevolgd door Le Dauphiné Libéré en Le Progrès. Deze ongeëvenaarde concentratie van persbedrijven leidde, in 1984, tot de instemming met een wet, ingebracht door Pierre Mauroy, bedoeld om de concentratie van persbedrijven in te perken en de transparantie van persondernemingen te garanderen. Maar de wet werd nooit toegepast op concentraties en concerns die al bestonden. En tijdens de eerste 'cohabitatie, toen de regering werd overgenomen door Jacques Chirac, haastte de regering zich om de bepalingen van deze wet uit 1984 te versoepelen.
Er was geen controle meer op dit proces van concentratie in de wereld van de media. Op het moment dat dit artikel werd geschreven waren drie gigantische persgroepen in bezit van - in volgorde van belangrijkheid - Dassault, Lagardère en Ouest-France Group. Dagbladen als Le Monde en Libération zijn nu onderworpen aan kapitalistische logica en opgekocht, de eerste krant door het driemanschap Pierre Bergé (luxegoederen), Mathieu Pigasse (de Lazard bank) en Xavier Niel (telecommunicatie, server van Internet Free) en de tweede krant door Rothschild (wereldwijd financieel advies- en investeringsbank).
Dus het grootste deel van de Franse geschreven pers (en andere media) wordt gecontroleerd door de werkgevers. Veel kranten die zijn voortgekomen uit het verzet, zoals de Combat (en in Nederland De Waarheid), zijn verdwenen. In de ideeënstrijd tussen degenen die de democratie en sociale verworvenheden verdedigen en de verdedigers van de belangen van de financiële en zakenwereld moet die ontwikkeling absoluut niet genegeerd worden.
Het was in 1973, onder presidentschap van Pompidou, dat wat we de welvaartsstaat noemen een enorme slag te verduren kreeg. De minister van Economie en Financiën, Giscard d'Estaing, kreeg het voor elkaar dat er een wet werd aangenomen die de Banque de France verbood kredieten te verstrekken aan de Staat. Terwijl het ministerie van Financiën gewend was om leningen af te sluiten bij de Banque de France tegen 0 procent rente, werd het nu verplicht om leningen te vragen bij private banken en rente te betalen. Dit was een uitzonderlijk cadeau aan de private banken. De enorme groei van de nationale schulden vindt zijn oorsprong in zulke wetten.
Sindsdien duurt de strijd tegen deze gedwongen schuldenlast voort, en dient als een rechtvaardiging voor alle bezuinigingen in het sociale domein.
Toen het Verdrag van Maastricht werd aangenomen werd deze verordening een Europese regeling (Artikel 104, dat werd Artikel 123 in het Lissabon Verdrag).
In 1981 werd François Mitterand verkozen op basis van een programma dat direct voortkwam uit het CNR-programma. Je zou zelfs kunnen zeggen dat hij een aanvang maakte met het implementeren van dat programma, dat betekende het werk hervatten dat in 1947 was gestopt. Nationaliseringen, in het bijzonder in de bankensector, waren aan de orde van de dag.
Men kan zich wel de vraag stellen of Mitterand daadwerkelijk werd verkozen op basis van zijn programma of eerder omdat er een schreeuwende behoefte was aan een regeringsverandering, nadat rechts 23 jaar aan de macht was geweest.
Vervolgens stond in 1983 alles weer op zijn kop. Het ideologische landschap was alweer veranderd en de ideeën van de neoliberalen, die hun argumenten baseerden op de oliecrisis en het duidelijke falen van de economie in het Sovjetblok, werden in toenemende mate opgelegd. Het was ook in die periode dat neoliberale doctrines werden ingebracht in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië door Reagan en Thatcher. Deze doctrines werden de hemel in geprezen in de Franse media door intellectuelen en artiesten en ook door politici als Delors en Rocard, wat werd bestempeld als het 'nieuwe links' (Derde Weg). Wat voorheen onmogelijk leek werd nu toelaatbaar: het ter discussie stellen van bepaalde verworvenheden uit het CNR-programma in Frankrijk en het terugdraaien van sociale en democratische rechten in Europa.
Toen hij werd geconfronteerd met de onverenigbaarheid tussen het economische en sociale CNR-programma en de Europese neoliberale politiek, koos Mitterand (en kozen elders in Europa andere sociaaldemocraten, zoals Kok) voor Europa, waarvan de ontwikkeling volledig in strijd was met politiek beleid waarbij publieke autoriteiten een zeer belangrijke rol was toebedeeld.
Vanaf dat dramatische keerpunt begon alles geleidelijk aan te desintegreren. De sociale verworvenheden van het Programma van de Conseil National de Résistance werden onverbiddelijk ingeperkt. De Europese Single Act en het Verdrag van Maastricht waren bedoeld om de neoliberale politiek op te leggen aan de lidstaten van wat toen de Europese Gemeenschap werd genoemd.
Het was overduidelijk dat de Socialistische Partij en de andere sociaaldemocratische partijen in Europa zich schaarden achter het idee van het primaat van de markt, want het politieke beleid bleef onveranderd, ongeacht of de regering werd geleid door rechts of die bepaalde 'linkse kliek'. Dat gold ook met betrekking tot de invoering van privatiseringen. Toppunt in Nederland is het huidige kabinet van liberalen en sociaaldemocraten.
Tussen 1986 en 2002 voerden vier regeringen in Frankrijk enorme privatiseringen door in de sectoren industrie, energie, transport, bank en verzekeringen. Daarmee beroofden zij de staat van belangrijke middelen voor regulering en distributie in vitale sectoren en ook van de mogelijkheid om zich in de ontwikkelingen in die sectoren te mengen.
In chronologische volgorde voerden de opeenvolgende regeringen onder leiding van resp. Jacques Chirac, Edouard Balladur en Alain Juppé bij de volgende organisaties en bedrijven privatiseringen door: Saint-Gobain, Paribas, TF1, de Crédit Commercial de France, de Compagne Générale d'Electricité, de Société générale, de Agence Havas, de Mutuelle générale française, de Banque du bâtiment et des travaux publics, Matra, de Compagnie financière de Suez, Rhône Poulenc, Elf-Aquitaine, Renault, de UAP, de SEITA, de AGF, de Compagnie Générale Maritime, Pechiney, Usinor Sacilor, de Compagnie française de navigation rhénane, de BFCE en Bull. In dezelfde periode vond in ons land en elders in Europa een vergelijkbare golf aan privatiseringen plaats.
De Franse regering onder leiding van Lionel Jospin privatiseerde de Crédit Lyonnais, de CIC, de Société Marseillaise de Crédit, de Banque Hervet, de GAN en CNP verzekeringsmaatschappijen, Aérospace-Matra, Ermet, RMC en de Autoroutes du Sud de la France. Vervolgens stelde hij Air France, France Télé-com, Thomson Multimedia en EADS open voor private investeringen. En zoals we nu weten bracht de regering Jospin, met behulp van Europese beslissingen die werden genomen in 2000 en 2002, een Europees wettelijk kader ten uitvoer waarmee de privatisering van EDF-GDF onvermijdelijk werd. Dezelfde regering handelde op vergelijkbare wijze in de transportsector, door de spoorwegen open te stellen voor privaat kapitaal.
Deze vier opeenvolgende regeringen steunden onvoorwaardelijk de neoliberale keuzes die op Europees niveau werden gemaakt. Ze namen deel aan de onderhandelingen die leidden tot de oprichting van de Wereld Handelsorganisatie (WTO) in 1995.
De pensioenstrijd is symbolisch voor het verzwakken van de waarden die het CNR-programma hadden geïnspireerd. Er waren twee tegenovergestelde standpunten. Het ene was de wens om het systeem van gedeelde premiegrondslag te handhaven (waarbij de pensioenen worden gefinancierd vanuit bijdragen die door alle leden van de actieve beroepsbevolking tegelijk worden gedaan). Het andere standpunt was dat van de verzekeringsmaatschappijen en werkgevers, die sinds 1945 hadden gewacht op de terugkeer naar het systeem van kapitalisatie [2]. Gedurende 35 jaar had de laatste groep het niet aangedurfd haar bedoelingen openlijk kenbaar te maken. Maar de tijden waren veranderd en zo ook de heersende ideeën. Deze ontwikkeling gaat tot op heden door en wordt nu in Nederland ten top gevoerd.
Al in 1982 publiceerden Dennis Kessler (de dan nog toekomstige vicevoorzitter van MEDEF, Mouvement des Entreprises de France), vergelijkbaar met VNO-NCW, en Dominique Strauss-Kahn een boek getiteld 'L'épargne et la retraite' ('Besparingen en Pensioenen'), waarin voorstellen voor voorgefinancierde pensioenen werden gepropageerd. Dit boek werd gepubliceerd met de steun van de Geneva Association (International Association for the Study of Insurance Economics). Vanaf 1983 wilden sociologen, gesteund door lobby's van ondernemers, het pensioenstelsel onderwerpen aan neoliberale logica. De hele discussie over de vergrijzing van de Franse bevolking overschaduwde alle meer genuanceerde analyses.
Tussen 1986 en 1989 kwam uit een aantal opiniepeilingen - essentiële instrumenten ter beïnvloeding van de ideeënstrijd - de groeiende ongerustheid naar voren van de Fransen over de toekomst van hun pensioen. Sommige peilingen werden betaald door verzekeringsmaatschappijen die kort daarvoor werden geprivatiseerd, zoals AGF.
In 1991 schreef Rocard, als eerste minister, het voorwoord van een 'Witboek over Pensioenen'. Hij schreef dat de duur van de pensioenbijdragen die men moet betalen verlengd moest worden van 37,5 jaar naar 42 jaar. Hij deed tevens een voorstel voor een onderzoek naar de vraag wat de minimum pensioenleeftijd zou moeten zijn.
In 1993, door middel van een onbetwiste 'coup' in de vorm van een verordening die midden augustus werd gepubliceerd, indexeerde de regering Balladur de hoogte van de pensioenen op basis van de prijsontwikkelingen en niet langer op basis van de lonen. Tevens verhoogde de regering de pensioenbijdragen en verlengde de duur waarover pensioenbijdragen betaald moesten worden. In deze hervormingen waren een aantal voorstellen van Rocard's 'Witboek' meegenomen.
Inmiddels weten we wat er daarna gebeurde: het Jupé-plan in 1995, Fillon's contrahervormingen in 2003, hervormingen in 2007 en contrahervormingen in 2010.
In het licht van waarden en ideeën is het interessant om te constateren dat elke keer als deze aanpassingen op het solidariteitspact uit 1945 naar voren werden gebracht deze enthousiast werden ontvangen door de overweldigende meerderheid van de media en een groot aantal intellectuelen. 'Acrimed', kritische Franse mediawatcher, beschreef dat de systematische steun van de media voor deze voorstellen afkomstig waren van het bedrijfsleven en regeringen. Hun analyse liet zien dat zelfs de geestelijke gesteldheid van de Franse bevolking ter discussie werd gesteld, toen een groot deel daarvan het oneens was met de voorgestelde contrahervormingen.
Dennis Kessler, vicevoorzitter van de Mouvement des Entreprises de France (MEDEF) verklaarde in het weekblad 'Challenge': "Het Franse sociale model was puur het product van de Conseil National de Résistance (...) Het is de hoogste tijd om dat model te hervormen en deze regering is ook van plan dat te doen. De opeenvolgende aankondigingen van de verschillende hervormingen door deze regering geven een fragmentarisch beeld omdat ze zo divers zijn, uiteenlopend qua belangrijkheid en met verschillende effecten: aanpassing ambtenarenstatuut, speciale pensioenscenario's, hervorming sociale zekerheid, co-management, etc. Als men de aankondigingen nauwkeuriger bekijkt kan men zien dat al deze elementen nauw met elkaar samenhangen in dit ambitieuze programma. De lijst van hervormingen? Het is simpel: verwijder zonder uitzondering alles wat is ingevoerd tussen 1944 en 1952. Dat is wat het programma betekent: 1945 achter ons laten en systematisch het programma van de Conseil National de Résistance afbreken!"
De strijd om de gedachten en ideeën duurt voort. De bevolking moet nog steeds overtuigd worden dat 'er geen alternatief is', dat ze zich moeten aanpassen aan wereldwijde, neoliberale contrahervormingen, alsof het door het lot is bepaald, een natuurlijk en onvermijdelijk fenomeen. Terwijl in werkelijkheid deze democratische en sociale stap achterwaarts door onze eigen regeringen is gewenst, doordacht, onderhandeld en doorgevoerd.
Enige maanden geleden, op 26 oktober 2010, publiceerde MEDEF een rapport van het Montaigne Institute. Deze denktank werd in 2000 opgericht door Claude Bébéar, voormalig CEO van Axa, en gefinancierd door 24 grote ondernemingen. Het rapport verklaart en ik citeer: "Het solidariteitspact uit 1945 is achterhaald."
Het is duidelijk dat de waarden die de intellectuele, financiële, economische en politieke elite erop nahouden zeer weinig gemeen hebben met de waarden die de inspiratie vormden voor het Programma van de Nationale Raad van Verzet (CNR). Vandaag de dag zijn de dominante waarden die waarden die worden verspreid door de media en de zogenoemde 'opinieleiders', de nieuwe regisseurs van het bewustzijn, die ons bombarderen met hun voorgekauwde denkbeelden in de geschreven pers en op de radio en televisie. De propagandisten van dit 'nieuwe geloof', dat de soevereiniteit van de volkeren verwerpt, aarzelen niet om als de mensen niet naar hen luisteren hen te beschuldigen van ketterij. Herinnert u zich nog de termen die zij gebruikten om diegenen in diskrediet te brengen die het niet eens waren met hun steun voor het Verdrag voor een Europese Grondwet in 2005, waarbij ze zelfs zo ver gingen om de mensen die hen niet volgden te beledigen? Dan komen al snel de woorden in herinnering van Bertold Brecht, na de arbeidersopstand in Oost-Berlijn in 1953: "Waarom, daar de bevolking geen vertrouwen meer heeft in de regering, ontbindt de regering de bevolking niet en kiest een andere?"
In het pensioendebat zijn we getuige van een zeer vergelijkbaar mediabombardement om, ten behoeve van een gunstige publieke opinie, de onrechtvaardigheid te rechtvaardigen van een hervorming die door de meerderheid van de bevolking wordt aangevochten.
Maar het probleem is niet alleen de kloof tussen de media en de bevolking. Nee, het hele landschap is veranderd. Ten tijde van de bevrijding na WO II was het voor een individueel land nog mogelijk om een samenleving op te bouwen gebaseerd op solidariteit en de waarden die de basis vormden voor het CNR-programma. Terwijl nu op basis van de Europese en internationale regelgeving, uitonderhandeld en geaccepteerd door onze regeringen, het niet is toegestaan af te wijken van Europese en internationale invloedssferen. Om de problemen op te lossen is het niet genoeg om te zeggen "laten we uit de WTO (Wereldhandelsorganisatie) stappen, of uit de Europese Unie". De globalisering van de handel, waarnaar alle regeringen gestreefd hebben sinds de jaren '80 van de vorige eeuw, verandert volledig de voorwaarden van het debat.
Deze verandering zet alles in een ander perspectief. Alle maatregelen die zijn genomen om ons te beschermen zijn weer afgebroken. Het hele concept van bescherming is uitgebannen. Om bescherming vragen zou tegen de geschiedenis ingaan! Bij de WTO gaat men zelfs zo ver dat men beweert dat protectionisme de oorzaak was van de Tweede Wereldoorlog! De heersende regel van nu is concurrentie, iedereen tegen iedereen. Nationale en internationale concurrentie. We moeten ons de beroemde discussie herinneren over de Bolkestein-richtlijn, die draait om het organiseren van concurrentie op het terrein van alle diensten en activiteiten binnen de Europese Unie. Of de WTO-overeenkomsten die iedere staat ertoe dwingen om alle obstakels weg te werken die de vrije circulatie van goederen en kapitaal in de weg staan, alle obstakels, inclusief sociale, gezondheidszorg en ecologische bescherming. Dat is de nieuwe wereldorde die onze regeringen hebben gebouwd in minder dan dertig jaar. En er bestaan mondiaal nauwelijks nog sterke tegenkrachten nu de USSR niet meer bestaat.
Kunnen de waarden die de basis vormden voor het CNR-programma nog steeds worden toegepast in deze nieuwe wereldorde?
Wij mogen geen moment twijfelen aan de relevantie van deze waarden. Het zijn universele waarden die zijn voortgekomen uit een groeiend bewustzijn, door de eeuwen heen en in het bijzonder sinds de Verlichting, dat mensen niets zijn zonder de maatschappij waarin zij leven, dat menszijn boven alles betekent: een burger zijn. Deze waarden kunnen in drie woorden worden samengevat, woorden die meer dan welke slogan dan ook doorklinken maar nog steeds bereikt moeten worden: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Sinds de Russische Revolutie en de opbouw van socialistische staten is bovendien duidelijk dat - ondanks alle onvolkomenheden - er een alternatief bestaat: het socialisme.
Onze begrijpelijke wens om de krachten te verenigen met anderen moet er niet toe leiden dat we vergeten dat deze waarden niet op dezelfde manier zijn en worden ervaren door de verschillende delen/groepen in onze samenleving. Voor sommigen, de minderheid maar met de meeste macht, zijn het gewoon woorden, gegraveerd in steen misschien, maar die hen tot niets verplichten en op geen enkele manier hun gedrag beïnvloeden. Voor anderen, de meerderheid maar het meest kwetsbaar, zijn het woorden van hoop, die vertellen over een wereld die nog gebouwd moet worden. Een andere wereld, een socialistische, is mogelijk.
Alles hangt af van onze wil. De wil om privileges te geven aan een kleine groep of juist de wil om andere menselijke en sociale verhoudingen tot stand te brengen. De geschiedenis van de mensheid is een voortdurende confrontatie tussen de wensen van verschillende groepen: een ideologische confrontatie, in het bijzonder in de maatschappijen waar de publieke opinie geuit kan worden. En het is ook een politieke, economische en sociale confrontatie, in de zin van de ideeën en de machtsverhoudingen die ontstaan.
Het kan niet ontkend worden dat in de afgelopen dertig jaar de waarden die het CNR-programma hebben geïnspireerd naar de achtergrond zijn verdwenen. We hebben de ideeënstrijd verloren. Degenen die op basis van hun verantwoordelijkheden deze waarden hadden moeten verdedigen hebben dat nagelaten.
Maar ik ben een van diegenen die vindt dat het verliezen van een veldslag,hoe zwaar het verlies ook mag zijn, geen terugtrekking rechtvaardigt. Jaurès zei ooit: "De geschiedenis leert mensen dat grote opdrachten moeilijk zijn en dat resultaten daarbij langzaam worden bereikt, maar de geschiedenis rechtvaardigt ook onnoemelijke hoop."
In deze context hebben 13 grote verzetsstrijders een oproep gelanceerd op 8 maart 2004. In de wrede tijd waarin wij leven moeten degenen onder ons die geen moment accepteren dat alles verloren is, zich de waardevolle nalatenschap herinneren van deze strijders. Zij werden ook geleid door hoop. Zij engageerden zich. Zij deden mee. Om, zelfs met de grootste opoffering, de waarden te verdedigen en te propageren die hen motiveerden, toen zij geconfronteerd werden met hen die ze probeerden te vernietigen. "Wij willen mensen opnieuw ontdekken als we achterhalen wat hen vernietigd heeft," zoals Malraux zei.
Dus, zonder de geringste twijfel, antwoord ik: ja, de waarden die de auteurs van het CNR-programma motiveerden zijn nog even waardevol als ze altijd waren. Ik zou zelfs zeggen dat we ze nog meer nodig hebben dan voorheen. Ondanks of zelfs omdat we in de afgelopen 30 jaar zoveel terrein hebben verloren. Er is niets vaststaands aan zulke ontwikkelingen. De mensheid maakt vooruitgang en tegenslagen mee. Soms kan de vooruitgang alleen ontstaan onder de druk van extreme gebeurtenissen: hongersnoden, oorlog, revoluties. Soms is vooruitgang het resultaat van een volhardende wil om te hervormen, dat wil zeggen het inperken van onrechtvaardigheid door het systeem te veranderen.
Er is verzet, zelfs een groeiend verzet, in veel Europese landen waar degenen die niet verantwoordelijk zijn voor de crisis wel gedwongen worden voor die crisis te betalen. In Latijns-Amerika, na eeuwen van kolonisatie en onderwerping aan de Verenigde Staten, na decennia van bloedige dictaturen, hebben sterke, democratische bewegingen de loop der dingen veranderd. Wellicht dat we daar binnenkort een terugslag zullen meemaken, maar die zal worden opgevolgd door nieuw verzet.
Tegenwoordig worden de waarden die de verzetsstrijders motiveerden niet overgebracht via de kanalen die de publieke opinie vormen. Maar daar waar langzamerhand alternatieven ontstaan, zoals Médiapart, waar mannen en vrouwen samenkomen en als een gezamenlijke kracht die waarden hooghouden, houdt hoop hen op de been. Met vereende krachten, zoals gebeurde toen in Frankrijk de linkse tegenstanders (evenals in Nederland) van de Europese Grondwet zich verenigden in 2005, wordt alles mogelijk. Tachtig procent van de arbeiders, 71 procent van de werklozen, 67 procent van de werknemers zei NEE tegen dit neoliberale project. Het was een echt klassenstandpunt. Het was de eerste glimp van hoop en het kwam van onderop. Laten we ervoor zorgen dat het zichtbaar wordt voor de elite en hen licht brengt.
Meer dan ooit tevoren hebben we een nieuwe (communistische) Internationale nodig van mensen die zich verzetten tegen de nieuwe orde, die ons al dertig jaar wordt opgelegd. Meer dan ooit tevoren moeten we ons ertegen verzetten dat we ons in onszelf terugtrekken, want dat speelt de dominante krachten in de hand, de krachten die hun voordeel doen met onze zwakheid op Europees en internationaal niveau.
De taak voor degenen die trouw willen blijven aan de idealen van de CNR-verzetsmensen is niet alleen om in opstand te komen maar ook om een sterke beweging te organiseren om deze idealen hoog te houden in Frankrijk, Europa en de hele wereld. Alleen op die manier kunnen ouders voor hun kinderen een betere wereld achterlaten dan de wereld die zij van hun ouders hebben gekregen.
Geconfronteerd met de waarden die mannen en vrouwen vernietigen en waarmee de mensheid en de aarde worden uitgebuit, moeten we de waarden van het CNR-programma en de verworvenheden van de sociale contracten van na de oorlog sterker dan ooit tevoren verdedigen. De idee van de alom overheersende markt moet worden bestreden als het grootste ideologische kwaad dat het kapitalisme de arbeidersklasse heeft opgedrongen.
[2] Kapitalisatie (fondsvorming). Hier betaalt ieder voor zijn eigen pensioen. Men ontvangt later de uitgestelde opbrengst van de eigen inspanning, maar deze wordt uitgehold door inflatie en houdt zeker geen gelijke tred met de algemene welvaartstoename (door aangroei bbp of aangroei verdiensten van de actieven). Gevonden op http://www.encyclo.nl/aangedragen.php
Bron: http://www.michelcollon.info. Vertaling Frans naar Engels Victoria Bawtree.
Vertaling uit het Engels J.Bernaven, 28 februari 2011. Raoul Marc Jennar (België). Bewerking van Wil van der Klift.