Joost van der Lecq en Niek Stam (*)
Sinds minister Asscher ontdekte dat paprika's kunnen worden gesorteerd door een machine, is er een debat op gang gekomen over robotisering en automatisering. De minister heeft advies gevraagd aan de SER over hoe verstrekkend de gevolgen van automatisering kunnen zijn en met welke maatregelen ongewenste gevolgen kunnen worden tegengegaan. Politici van verschillende partijen hebben zich erover uitgelaten. In De Financiële Telegraaf deden Willem Vermeend en Rick van der Ploeg, beiden bekend als geleerde PvdA'ers, op zaterdag 7 mei 2016 ook een duit in het zakje. Hun bijdrage doet denken aan een reisfolder over Schotland waarin beweerd wordt dat het daar altijd zonnig is.
Er zijn in Nederland maar weinigen die denken dat ontwikkelingen als automatisering en robotisering kunnen worden tegengehouden. Toch lopen mensen die aandacht vragen voor de sociale gevolgen ervan steevast het risico te worden weggezet als 'naïevelingen die tegen vooruitgang zijn'. Het zou echter pas echt naïef zijn om de ogen te sluiten voor die sociale gevolgen.
Dat de arbeidsproductiviteit door automatisering kan worden verhoogd, bestrijden we niet. We zien dat in de haven van Rotterdam al gedurende enkele decennia gebeuren. Steeds meer werkzaamheden die vroeger door mensen werden verricht, zijn overgenomen door machines en computers. Wanneer door technologische vooruitgang het aantal benodigde mensenhanden en -hoofden sneller afneemt dan de omvang van de beroepsbevolking, ontstaat er natuurlijk wel een probleem. Ook daarvan zijn we in de Rotterdamse haven getuige. De bouw van twee vergaand geautomatiseerde terminals leidt in de containersector binnen enkele jaren tot het verlies van 800 arbeidsplaatsen, van de pakweg 3600 die er nu nog zijn. Elders in Nederland gaan op dezelfde manier banen verloren.
De claim van 'economie 4.0 bepleiters' dat automatisering enerzijds banen kost, maar meer nieuwe werkgelegenheid schept, is uiterst dubieus. Ook Vermeend en Van der Ploeg verzuimen gemakshalve uit te leggen waar die werkgelegenheidswinst in de praktijk dan geboekt wordt. Heel misschien gaat het op zeer lange termijn op. Al komen langetermijnvoorspellingen in de economie zelden uit. Voor de korte en middellange termijn geldt in elk geval dat minder mensen hun eigen brood kunnen verdienen zoals nu in de havens gebeurt, en dus voor kortere - maar voor menig 40-plusser vaak langere duur - aangewezen zijn op een uitkering.
De claim dat werknemers door om- her- en bijscholing geschikt gemaakt kunnen worden voor de 'economie 4.0', zodat zij wel tot aan hun (hoge) pensioenleeftijd aan het werk kunnen blijven, is ook zeer betrekkelijk. Wij kennen maar weinig havenwerkers die het in zich hebben om ICT-specialist of onderhoudsmonteur te worden. Overigens zou het hele idee dat werknemers een leven lang om- her- en bijgeschoold kunnen worden, wel eens vooral een utopie kunnen blijken van hoger opgeleiden die het zelf op school wél altijd leuk vonden. Lang niet elke havenwerker - maar dat geldt net zo goed voor de bankmedewerker, ambtenaren en een groot deel van alle andere werknemers - staat te trappelen om opnieuw de schoolbanken in te gaan. Velen zijn blij toe dat zij na het aflopen van hun leerplicht aan het werk konden gaan en zich verder in de beroepspraktijk konden bekwamen.
De bedrijven, door Vermeend en Van der Ploeg aangeduid als 'ons bedrijfsleven', hebben het ondertussen goed voor elkaar. Zij, de aandeelhouders die zich overigens steeds vaker buiten onze landsgrenzen bevinden, plukken de financiële vruchten van de investeringen in automatisering en robotisering. Zij profiteren van de lagere loonkosten en lagere sociale lasten. De maatschappelijke kosten van hun investeringen, die betaald worden in de vorm van uitkeringen en de prijs van eventuele om- en bijscholing, wentelt ons bedrijfsleven af op de samenleving. Onze samenleving. En die wordt er niet onmiddellijk beter van.
De inkomensachteruitgang door het verlies van werk heeft immers ook nog eens direct gevolgen voor de overheidsinkomsten en voor binnenlandse bestedingen. Wie een uitkering heeft, betaalt minder belasting en premies en kan ook minder kopen. Teruglopende bestedingen zijn meestal een ingrediënt van economische achteruitgang.
Nogmaals: wij zijn geen naïevelingen die vinden dat automatisering moet worden gestopt. We vinden wel dat 'ons bedrijfsleven' bij automatiseringsbeslissingen verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen ervan voor de werkgelegenheid en de economie. In het verlengde daarvan is het heffen van belasting bij de invoering van nieuwe technologieën, zoals onder andere geopperd is door Jesse Klaver (GroenLinks) en de WRR, geen gekke gedachte. Niet om de automatisering af te remmen, maar om bedrijven een eerlijke bijdrage te laten betalen aan het beperken van de schade aan onze samenleving en aan onze sociale voorzieningen zoals o.a. werkloosheidwet, gezondheidszorg en AOW.
Ook na eerdere technologische revoluties is een andere verdeling van werk over werknemers tot stand gekomen. Als we ervoor willen zorgen dat in een samenleving waarin steeds meer werk gedaan wordt door robots en machines, toch iedereen een eigen inkomen kan blijven verwerven, zullen we het beschikbare werk opnieuw anders moeten verdelen. Dat uitgangspunt brengt een beginsel als 'basisinkomen' wel dichterbij [1]. Dat kunnen PvdA-geleerden meteen wegwuiven als 'dure linkse ideeën'. Maar het zou ook wel eens de veelbelovende uitkomst kunnen zijn van het debat dat PvdA-minister Asscher heeft aangezwengeld.
[1] Manifest acht de analyse van de havenbestuurders zeer belangwekkend in het kader van de talloze discussies over verdergaande automatisering en de gevolgen daarvan voor de werkenden. Of de invoering van een basisinkomen een oplossing zal bieden voor de problemen betwijfelen we.
(*) Bestuurders van FNV Havens.