Bestaat de kleine burgerij echt?

i-010-011.jpg
Obama sprak op 22 maart 2016 de Cubaanse bevolking toe in 'El Gran Teatro de Havana' in het kader van de normalisering van de betrekkingen tussen Cuba en de VS. Er is sindsdien veel verbeterd, maar een aantal fundamentele kwesties wachten nog op antwoord. Met name de VS-boycot moet worden opgeheven. (Foto: ZLV)
i-011-012.jpg
Op 8 juni jl. werd tegen Donald Trump gedemonstreerd door 'onafhankelijke' activisten voor het hek van het Lafayette-park in Washington DC. Zonder klassenanalyse blijven echter alleen morele klassenloze overwegingen over. (Foto: Flickr/cc/S.Melkisethian)

Zoltan Zigedy

Als instrument voor maatschappelijk onderzoek is het klassenconcept in ongenade gevallen. Academici doen het af als een achterhaald overblijfsel van de in diskrediet geraakte marxistische traditie. Politici minachten het. Ze beschouwen het als een belediging van de maatschappelijke samenhang in de moderne democratie. Toenemende bewustwording over de groeiende economische ongelijkheid in de VS brengt het idee echter opnieuw in de belangstelling, zij het ietwat versluierd.

De Occupybeweging en haar navolgers schetsten een simplistisch beeld van sociale klassen, gebaseerd op een willekeurige maar toch overduidelijke verdeling van inkomen en vermogen. Het idee van de '1-procent' is een welkome en radicale slogan, maar hij is van weinig nut voor het begrijpen van de dynamiek van verschillende sociale groepen en de relatieve stabiliteit van een sociaal systeem dat handelt tegen de belangen van de '99-procent' in.

Anderen hebben een structuur bedacht die een enorme 'middenklasse' in het middelpunt van de Amerikaanse samenleving plaatst met aan weerszijden daarvan decadente rijken en armen. Deze schijnbare klassenstructuur is het favoriete plaatje van sociaaldemocratische politici en vakbondsleiders die zich beklagen over de teloorgang van de middenklasse, terwijl ze intussen nalaten om ook een aanklacht tegen bedrijven en het kapitalisme op te stellen. Deze constructie is misleidend en politiek niet constructief.

In een eerdere bijdrage schreef ik: "Progressieven hebben een kunstmatige klasse, de 'middenklasse' in het leven geroepen. Uitgaande van dit idee zouden ziekenhuispersoneel, horecamedewerkers en arbeiders in een sweatshop tot dezelfde klasse behoren als artsen, advocaten en financiële managers. Degenen die buiten deze brede betekenisloze 'klasse' vallen zijn aangewezen op vrijwilligerswerk en liefdadigheid zoals de Democratische Partij in haar programma uit 2012 verwoordde."

In tegenstelling tot de halfslachtige erkenning van klassentegenstellingen door de Occupybeweging vinden deze progressieven dat de sociale harmonie alleen maar verstoord wordt door ongecontroleerde hebzucht. Voor hen is de uitgebreide 'middenklasse' een toe te juichen voortbrengsel van het kapitalisme als dit tenminste op de juiste wijze gereguleerd wordt.

Het marxistisch alternatief

Net zoals de Occupybeweging zien marxisten een kloof tussen de klassen die ruwweg gebaseerd is op vermogen en inkomen. Marxisten echter peilen dieper naar het ontstaan van deze kloof. Ze lokaliseren de oorzaak ervan in de maatschappelijke verhoudingen die uniek zijn voor het kapitalisme. Deze maatschappelijke verhoudingen bepalen de relatie van iemand tot de instrumenten die essentieel zijn voor het scheppen van de maatschappelijke rijkdom. Degenen die beschikken over de (eigen) instrumenten vormen een sociale klasse (de bourgeoisie, de kapitalistische klasse) die, niet toevallig een groter aandeel verwerft van de maatschappelijke rijkdom.

Om hun plaats in het economisch systeem te vinden moeten diegenen die weinig of geen van de productiemiddelen bezitten zich verhuren aan de eigenaren. Ze wisselen hun arbeid in voor inkomen. Maar omdat zij van deze uitwisseling afhankelijk zijn voor hun voortbestaan behouden de eigenaars van de productiemiddelen het voordeel. Marx noemt degenen die afhankelijkzijn het 'proletariaat' (de werkende klasse) en de relatie van afhankelijkheid 'uitbuiting'.

Zodoende splitst de kapitalistische maatschappij zich op in twee klassen op basis van hun sociaal-juridische relatie tot de materiële en immateriële middelen waarmee gecreëerd wordt: degenen die de middelen controleren (bezitten) vallen in de kapitalistische klasse. Zij die hun arbeid eraan toevoegen vormen de arbeidersklasse.

Deze kloof die Marx zo juist onderkende vraagt om verfijning. Zelf onderscheidde hij al schemergebieden binnen de twee grote klassen, kleinere groepen met een aantal dubbelzinnige kenmerken. In de marge van de arbeidersklasse staan de aan lagerwal geraakte werkers die vaak overleven met onwettige middelen of door het parasiteren op andere werkers. Marx noemde deze groep het lompenproletariaat.

Naast de voornaamste eigenaren van de belangrijkste economische middelen - de nationale en multinationale ondernemingen bestaat er in onze tijd een groep van kleine ondernemers, handelaars, managers, consultants, intellectuelen, en professionals die zich identificeren met de bourgeoisie waarmee zij ook veel belangen deelt. Marx bestempelde deze groep als de "kleine burgerij" (petite-bourgeoisie). De verhouding van deze groep tot de productiemiddelen (en de welvaart) is niet eenduidig maar deze groep neigt ernaar om de waarden van de bourgeoisie te delen. Het wereldbeeld van de kleine burgerij komt in wezen overeen met dat van de zeer rijken en machtigen.

De kleine burgerij en de huidige politiek

Een studie van Stephen Rose van het Urban Institute uit juni hecht wel belang aan de marxistische klassenanalyse en biedt inzicht in zowel de veerkracht van de kapitalistische overheersing en de huidige politieke crisis. Rose heeft geprobeerd om de groei van de Amerikaanse 'hogere middenklasse' te onderzoeken. De term 'hogere middenklasse' als economische categorie heeft een positieve bijklank maar de rol die zij speelt is niet even gunstig. Rose definieert deze klasse op basis van inkomen, waarmee hij zich op glad ijs begeeft. Zijn categorie komt ongeveer overeen met het marxistische begrip van de kleine burgerij. Rose's filter selecteert dat deel van de bevolking dat zich vanwege zijn economische status (de top 1 t/m 1,8 van de inkomens) hardnekkig identificeert met de bourgeoisie.

Zijn bevindingen tonen een opmerkelijke toename in de omvang van de 'hogere middenklasse', van 12,9 procent van de bevolking in 1979 tot 29,4 procent in 2014! Met andere woorden, de basis die de ideologie en de waarden van de zogenaamde 1 procent in potentie ondersteunt is in 35 jaar meer dan verdubbeld.

Nog opvallender: in 1979 waren de rijken en de hogere middenklasse goed voor 30 procent van alle inkomens. In 2014 is hun aandeel gestegen tot 63,1 procent van alle inkomens. Hiermee wordt de enorme groei aangetoond van de hoeveelheid middelen die gecontroleerd wordt door hen die belangen hebben bij het kapitalisme en een handhaving van de status-quo.

Terwijl 70 procent van de bevolking - de arbeidersklasse en armen - te maken krijgt met steeds meer ongelijkheid, armoede, onveiligheid, racisme, werkloosheid en schulden, groeit de kapitalistische klasse en haar kleinere partner in omvang, rijkdom en invloed. De kloof tussen de klassen wordt steeds wijder.

Wat toont de klassenanalyse aan?

De relatieve groei en haar kracht maakt van de kleine burgerij een sterke bondgenoot voor de kapitalistische klasse tegenover de meerderheid die slecht geleid wordt en in toenemende mate gedemoraliseerd en gefragmenteerd raakt. Terwijl het verbond van de kapitalisten en de kleine burgerij in de afgelopen 35 jaar steeds sterker werd nam de strijdbaarheid van de vakbonden af. Het politiek cynisme groeide en de radicale oppositie verdween naar de marge. Meer en meer verloor de meerderheid zijn plaats in het democratisch proces waardoor ze haar belangen steeds minder kon verdedigen.

Met de simplistische klassenanalyse van de 1 procent ten opzichte van de 99 procent kunnen de gevolgen van deze ontwikkeling niet geduid worden. Ze biedt geen verklaring voor het onvermogen van de 99 procent om de 1 procent te overmeesteren. De valkuilen van de heerschappij van de kleine burgerij kunnen er niet mee blootgelegd worden.

Ook de sociaaldemocratische theorie van een bloeiende, homogene 'middenklasse' bevordert de klassencollaboratie met de machtige en roofzuchtige coalitie van de rijken. Dit is eveneens een doodlopende weg. Met behulp van deze marxistische analyse kunnen we de verschuiving naar de 'nieuwe' Democratische Partij die volledig tot wasdom kwam tijdens de regeerperiodes van Clinton en Obama leren begrijpen. In mei schreef ik: "in de periode na het Watergateschandaal is de maatschappelijke basis van de Democratische Partij verschoven. Het grootste gedeelte van de twintigste eeuw bestond haar achterban traditioneel uit armen en arbeiders maar ze ging allengs steeds meer steunen op hoger opgeleiden en de stedelijke middenklasse.

Deze constatering wordt bevestigd door de studie van Rose. Er is duidelijk een verband tussen deze verschuiving en de opkomende macht van de kleine burgerij. Door haar ongeëvenaarde groei in omvang, inkomen en electorale betekenis richten de twee grote partijen zich steeds meer op de kleine burgerij. De Democratische Partij presenteert zich nog wel als de partij voor de arbeiders en de minderheden maar de hogere inkomens en 'progressieve' hoger opgeleiden spelen inmiddels een doorslaggevende rol.

De Democraten komen opnieuw met een New Deal-aanbieding als lokkertje voor arbeiders, zwarten en Latino's maar intussen keren ze zich van de armen af om de maatschappelijke belangen van de kleine burgerij te dienen. Herverdeling, het zoethoudertje uit de tijd van de oude coalitie met de armen en arbeiders heeft plaatsgemaakt voor het 'opkomend tij dat alle schepen optilt', de Democratische versie van Reagans 'doorsijpeleconomie'. De vraag hoe er brood op de plank komt heeft plaatsgemaakt voor discussies over wapenwetgeving, gendergelijkheid en lifestyle-kwesties.

De strijd tussen beide partijen is verworden tot een strijd om de stemmen van de 30 procent hogere inkomens, om hun inkomens en belangen te mogen verdedigen. De resterende 70 procent wordt verwaarloosd en krijgt een onsmakelijke pap van loze beloften voorgeschoteld.

Natuurlijk zijn beide Amerikaanse partijen altijd bourgeoisiepartijen geweest, in die zin dat ze altijd al in handen waren van de rijken en machtigen die zich vooral bekommerden om hun eigen economische en maatschappelijke belangen. Voor het grootste deel van de twintigste eeuw moest de Democratische Partij zich inspannen om de loyaliteit van arbeiders en minderheden te verwerven. Om de bereikte coalitie te handhaven deed zij kleine concessies. Nu de vakbeweging en burgerrechtenorganisaties eenmaal onlosmakelijk aan de Democratische Partij verbonden zijn voelt zij zich niet langer aan haar traditionele achterban verplicht. Met het overwicht van de kleine burgerij is er een nieuw programma opgesteld dat de belangen van dearbeidersklasse en haar bondgenoten ernstig verwaarloost.

Het lijkt erop dat een vergelijkbare uitbreiding qua omvang en de invloed van de kleine burgerij bijdraagt aan de teloorgang van New Labour in het Verenigd Koninkrijk, de Parti 'Socialiste' in Frankrijk en andere grote partijen in Europa.

Sanders, Trump, en de Brexit

De politieke elite en de volgzame analisten zijn de afgelopen tijd met verbijstering geslagen. Op zoek naar een antwoord op de afwijzing van het scenario dat de kiezers voorgeschreven kregen buitelen ze over elkaar heen. Het was niet de bedoeling dat Sanders een serieuze bedreiging vormde voor de gedoodverfde Democratische kandidaat die de belangen van het bedrijfsleven behartigde. Trump zou alleen maar een curiositeit zijn. De Republikeinen zouden toch zeker een vertrouwde kandidaat kiezen die de zakenwereld zou dienen? In het Verenigd Koninkrijk ging men ervan uit dat de bevolking haar wijze leiders zou volgen en zou kiezen voor de voortzetting van een situatie die alleen de bevoorrechten ten goede komt.

Op een onverwachte en ongekende manier weigerden de kiezers telkens om zich als makke schapen te laten voortdrijven naar het opgelegde doel. Ze gaven blijk van hun woede en onafhankelijkheid. Hun woede was gericht tegen de falende politieke instellingen, partijen en politici. De verontwaardiging is de eerste fase in het afwijzen van een politiek die zich niets gelegen laat liggen aan de meerderheid van de bevolking. In zekere zin heeft de hierboven geschetste klassendynamiek zowel in de VS als de EU geleid tot een legitimiteitscrisis, zowel in de VS en de EU. Op de korte termijn zal deze beheerst kunnen worden maar in de toekomst zal de politieke crisis zich nog verder verdiepen.

Bron: ZZ's blog, 5 juli 2016, verrtaling Frans Willems.