Karl Marx: de meest wereldse filosoof

i-010-022.jpg
Karl Marx. (Foto: Sarah/Flickr/cc/by-nc-sa)
i-011-023.jpg
Actie tegen de TTIP en CETA in Amsterdam afgelopen jaar. (Foto: Manifest/WvK)
i-001-003.jpg

Voorwoord bij het artikel

Het eerste nummer van Manifest in het jaar dat we de overwinning vieren van de Grote Oktoberrevolutie, 100 jaar geleden, kan niet anders dan ingaan op de noodzaak van een juiste theorie als basis voor een juiste praktijk. De Grote Oktoberrevolutie had nooit succesvol kunnen zijn zonder de theoretische en praktische inzichten van Lenin (en anderen) die zich baseerden op Marx en Engels. De strijd om de juiste theoretische en politieke lijn was en is steeds de belangrijkste strijd voor de arbeidersklasse gebleken om het relatieve aandeel van de arbeidersklasse in de economische koek te vergroten. Marxistisch humanisme zoals van de SP leidt tot dwaalwegen en actionisme. Alleen een consequent volgehouden strijd op basis van het marxisme-leninisme zal tot de overwinning leiden. Juist in een tijd waarin het gebruik is geworden dat iedereen denkt dat mensen met te weinig kennis van zaken, wel een vliegtuig kunnen bouwen en de waarde van wetenschap steeds meer dreigt te worden gebagatelliseerd.

Wetenschap wordt (zeker onder kapitalistische verhoudingen) misbruikt, ja dat is waar. Wetenschap moet af van perverse kapitalistische prikkels. Er worden in de wetenschap fouten gemaakt, dat is ook waar, maar die kunnen kunnen worden hersteld door het collectief van (eerlijke) wetenschappers. Voor marxisten gelden deze inzichten des te meer. Waarom vasthouden aan kennis van een eeuw geleden? Omdat die kennis nog steeds en steeds meer relevant is, omdat dag in dag uit wordt bewezen dat de marxistisch-leninistische kennis de beste manier oplevert om de wereld te begrijpen en te veranderen. Dat vraagt uiteraard om voortdurende studie en scholing, maar alleen op die manier kunnen de lessen van de Grote Oktoberrevolutie worden vertaald naar het heden. Alleen zo kan de hartstocht van de overwinning van de Grote Oktoberrevolutie leiden tot de noodzakelijke inspiratie voor de huidige strijd. Kennis maakt macht en geeft handelingsperspectief, nog steeds! Die kennis moet echter worden gebruikt in de dagelijkse strijd om successen te boeken. Kennis is dus altijd verbonden met strijd. Geen succesvolle strijd zonder juiste kennis, geen juiste kennis zonder actieve deelname aan de strijd... Het gaat er niet alleen om de wereld te begrijpen, maar vooral om haar te veranderen!

Zoltan Zigedy

Karl Marx duikt op de meest onwaarschijnlijke plaatsen op. Vijf en twintig jaar nadat de meeste publieke intellectuelen in de VS en Europa opgetogen aankondigden dat de ideeën van Marx voortaan irrelevant waren, biedt de 'Wall Street Journal' een verrassend gematigde discussie over de ideeën van Marx, met als titel 'The Most Worldly Philosopher' (1 en 2 oktober 2016).

De schrijver, Jonathan Steinberg, sinds 2000 professor aan de Universiteit van Pennsylvania en 'emeritus fellow' van Camebridge, waar hij dertig jaar heeft gewerkt, sluit het artikel af met: "Marx liet een erfenis na aan krachtige ideeën die niet afgedaan kunnen worden als een verouderde creatie van een verdwenen intellectueel klimaat" (...) en die de groei stimuleerde van (...) "marxistische partijen en de miljoenen die in de loop van de twintigste eeuw die ideologie accepteerden. Het was werkelijk wereldse filosofie."

Ik wil graag geloven dat de redacteuren van de Wall Street Journal genoten van een komisch moment tijdens het trieste verkiezingsseizoen toen zij boven het artikel het volgende citaat plaatsten: "De onderdrukten mogen eens in de paar jaar besluiten welke specifieke representanten van de onderdrukkende klasse hen mogen vertegenwoordigen en onderdrukken." Dit openingscitaat, door Lenin toegeschreven aan Marx (alhoewel meer waarschijnlijk een parafrase van Engels), wordt tijdens discussies nooit toegelaten door de 'minst-erge-van-onze-twee-slechte vrienden' [Republikein of Democraat,nvdr] die elke vier jaar krijsen dat "dit de verkiezingen zijn die alles veranderen."

Professor Steinberg gebruikt de mogelijkheid die hem wordt geboden om een recensie te schrijven over een recent verschenen boek over Karl Marx van Gareth Stedman Jones, om een aantal van zijn eigen ideeën over Marx te delen. En, afgaand op een aantal zaken die hij toeschrijft aan Jones' boek is dat maar goed ook. [nvdr: Jones is een Britse historicus, in 2016 verscheen zijn biografische boek 'Karl Marx: Greatness and Illusion'.

Stedman Jones, zoals zoveel van zijn academische tijdgenoten, beschouwde zichzelf ooit als een soort marxist, maar alleen in de periode dat Marx nog in de mode was. Met de veranderende tijden veranderden velen hun identiteit mee. Dat geeft een triest beeld van de integriteit van de discipline van de geesteswetenschappen binnen de academische wereld. Het is geen wonder dat slechts weinig studenten strijden voor een studieprogramma dat ook gericht is op de ontwikkeling als mens.

Alhoewel hij geen aanhanger is van Marx toont Steinberg een gezond respect voor zijn ideeën en de bereidheid om er op een eerlijke manier over te discussiëren. Hij komt niet aan met een 'Zwartboek over het communisme' met verhalen over de 'slachtoffers' van de ideeën van Marx, niets denigrerends over het persoonlijke leven en de moraal van marxisten en geen lofliederen ter ere van het kapitalisme, zoals men zou verwachten in de Wall Street Journal.

Confronteren van ideeën

Steinberg biedt een reeks uitdagingen aan voor het marxisme die, alhoewel niet nieuw of origineel, de kern vormen van veel intellectuele kritieken:

Het zogenaamde 'transformatie probleem'. [gerelateerd aan de wijze waarop Marx productprijzen en waarde bepaalt, nvdr].

Steinberg schrijft dat "Eugen von Böhm-Bawerk, een van de belangrijke figuren in de Oostenrijkse Economische School [1], verklaarde dat het [Het Kapitaal van Marx] er niet in is geslaagd om te komen tot een 'bevredigende theorie over de relatie tussen waarden en prijzen'". De periode na de dood van Marx, na de publicatie van het derde deel van 'Het Kapitaal', viel samen met het verval van de klassieke politieke economie en de opkomst van de economie gebaseerd op formele en mathematische reconstructies van directe economische relaties en de grondslag voor marktverhoudingen gebaseerd op psychologische disposities [verzameling van karaktereigenschappen van een persoon, nvdv] en daaraan toegeschreven individuele keuzes. Veel marxisten (inclusief Engels), misschien overmatig onder de indruk van de striktheid en grondigheid die werd beleden in de nieuwe economie, namen de uitdaging aan om te komen met 'bewijzen' voor de kwantitatieve relatie tussen de waardeberekeningen van Marx en de werkelijke prijzen in de echte wereld.

Het debat over 'bewijzen' en 'tegenbewijzen' houdt de academische marxisten tot op de dag van vandaag nog steeds bezig, in het bijzonder diegenen die zijn opgeleid in de burgerlijke economie. Maar Marx wilde alleen een bij benadering redelijke kwantitatieve relatie aantonen tussen de waarden van de grondstoffen en de grondstofprijzen. Waarden en prijzen zijn als het contrast tussen gedeelde morele standaarden (waarden) en een gemeenschappelijk juridisch systeem (rechtspraak in de reële wereld), het is niet nodig om formele afleiding of strakke correlatie aan te tonen tussen een morele waarde en de tegenhanger daarvan in de wet om te weten dat het ene is gebaseerd op het andere.

Sterker nog, het zou absurd zijn om te beweren dat onderliggende morele codes geen doorslaggevende factor zijn bij de vorming van rechtssystemen maar juist een opmerkelijk onafhankelijk bestaan zouden hebben, alleen gebaseerd op gerechtelijke eigenzinnigheid of individuele voorkeuren. Argumentatie in die trant is de erfenis van een niet realistisch positivisme.

De zoektocht naar harde bewijzen dat prijzen kunnen worden afgeleid van waarden is een schoolse oefening die academici bezighoudt, maar is van weinig relevantie voor het marxistische project. Dat waarden aan prijzen ten grondslag liggen is net zo zeker als de aanname dat het morele voorschrift tegen ongerechtvaardigd doden de basis vormt voor alle wetten tegen moord. Stel je voor, in dezelfde trant, dat de wetenschappelijke status van psychologie wordt beperkt tot het formeel aantonen van de relatie tussen psychologische aanleg en fysiek gedrag. Psychologie zou als discipline verdwijnen. En als Böhm-Bawerk en zijn dwaasheid veel aandacht krijgen dan kan het marxisme als wetenschap ook verdwijnen!

Thesis van de Verpaupering

Steinberg schrijft: "In 1899 deed zelfs Eduard Bernstein, een van de meest naaste collega's van Engels, een aanval op de theorie van de verpaupering. Volgens die theorie is de arbeidersklasse gedoemd om steeds armer te worden en de concentratie van industrie steeds groter."

Professor Steinberg, evenals Bernstein en anderen, hebben Marx op dit punt verkeerd geïnterpreteerd. In 'Het Kapitaal', de 'Theorieën van de Meerwaarde' en 'Loonarbeid en Kapitaal' is Marx ondubbelzinnig: "Een aanzienlijke vooruitgang in het bedrag dat als loon wordt betaald veronderstelt een snelle toename van het productief kapitaal." Daarom, ondanks dat de gemakken voor de arbeider zijn toegenomen, is de sociale bevrediging die dat oplevert gedaald in vergelijking met de toename van de gemakken voor de kapitalist, die onbereikbaar zijn voor de arbeider, en in vergelijking met de omvang van de totale ontwikkeling die de samenleving heeft bereikt... Dit betreft sociale verhoudingen en daarmee zijn ze relatief.

Marx bekijkt de misère van de arbeiders duidelijk relatief, afgezet tegen de vooruitgang van de levensstandaard in de hogere regionen van de samenleving. Als de productiviteit toeneemt, kan de levensstandaard van de werkende klasse weliswaar ook toenemen, maar relatief minder als deze wordt afgezet tegen de verworvenheden van de kapitalistenklasse [vet door redactie].

De periode direct na de Tweede Wereldoorlog was zo'n periode waarin de toename van de productiviteit algemene vooruitgang met zich meebracht, maar de stijging van de levensstandaard was niet voor alle klassen gelijk. Liberalen en sociaaldemocraten verheerlijken deze periode als de gouden eeuw van het kapitalisme 'met een menselijk gezicht', waarbij zij voor het gemak de relatieve verarming van de arbeidersklasse negeren, de toename van de uitbuiting van de werkers.

Echter, voor het grootste deel tijdens de afgelopen vier decennia, was er zowel relatief als absoluut sprake van verarming van de werkende klasse, waarbij de levensstandaard van de werkers stagneerde of daalde. Dus we leven in een periode die zelfs nog verschrikkelijker en ellendiger is dan Marx voorspelde.

De motor achter de relatieve verarming van de werkende klasse is de groei van wat Marx het 'reserveleger van werklozen' noemt (werkloosheid), een proces waarbij de onderhandelingskracht van de arbeid afneemt ten gevolge van een direct beschikbare en wanhopige bron van arbeid. Deze druk op de levensstandaard van de werkende klasse is in onze tijd, in de afgelopen decennia, sterk gedempt door de massale opsluiting van potentiële werknemers (met een sterke oververtegenwoordiging van minderheden). De massale gevangenschap van meer dan twee miljoen mensen [in de VS, nvdr] zorgt voor een stevige reductie van de potentiële werkloosheid ('het reserveleger') en de bijkomende druk op de lonen en arbeidsvoorwaarden. En tevens is het een teken van de erkenning door de heersende klasse van de explosieve, zelfs revolutionaire potentie van vele jonge, opstandige mensen, zonder vooruitzicht op werk, in de geïndustrialiseerde economie van de laatste periode van de twintigste eeuw. Zo zijn ze uit het 'reserveleger' gehouden door middel van gevangenisstraf.

Historisch materialisme

Professor Steinberg is verbijsterd door de visie van Marx dat de sociaaleconomische condities waarin mensen leven voor een groot deel de variabelen bepalen voor hun gedrag. Of zoals Marx zo simpel en welsprekend uitlegt in 'De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte' [2]: "Mensen maken hun eigen geschiedenis, maar zij maken haar niet zoals ze zouden willen, ze maken haar niet onder zelfgekozen omstandigheden maar binnen de reeds bestaande omstandigheden, zoals gegeven op dat moment en overgedragen vanuit het verleden. De traditie van alle overleden generaties drukt als een nachtmerrie op de hersenen van de levenden." [vet door redactie] Steinberg citeert de meer cryptische, maar overeenkomstige uitleg, met dezelfde strekking, uit het voorwoord van 'Het Kapitaal'.

Maar, overpeinst Steinberg: "Wanneer, als dat moment al ooit komt, zouden arbeiders weten wat er met hen gebeurt? Als het voorwoord van 'Het Kapitaal' juist is, dat mensen handelen vanuit economische wetten, onbewust of zonder opzet, hoe kan het systeem dan veranderen?" De professor verwart de erkenning van historische processen met de overgave aan fatalisme.

Zoals het citaat uit 'De Achttiende Brumaire' bevestigt zullen arbeiders het systeem veranderen als de historisch gegroeide sociaaleconomische omstandigheden er rijp voor zijn, en niet eerder. In de 19e eeuw vochten de Engelse Luddites [3] vurig maar tevergeefs tegen de verwoesting van hun levensomstandigheden door het kapitalisme. Maar het toen opkomende industriële kapitalisme had de kracht om dergelijke oprechte bewegingen, die gerelateerd waren aan de oude orde, te verpletteren. De Luddites klampten zich vast aan de oude orde. Het kapitalisme in de 21e eeuw is nu de oude orde, een in verval geraakt, onhoudbaar systeem dat een vooralsnog succesvolle maar uiteindelijk verdoemde strijd voert tegen haar eigen ondergang. Marx betoogde dat als het systeem zijn potentieel heeft uitgeput, de sociaaleconomische omstandigheden ontstaan die toereikend zijn voor de arbeiders om het systeem omver te werpen.

Juist op dat moment, wanneer de voorwaarden voor revolutionaire verandering duidelijk zichtbaar zijn, kunnen werkers "weten wat er met hen gebeurt." Om te verzekeren dat de werkers het revolutionaire moment begrijpen en grijpen benadrukten Marx en in het bijzonder Lenin de noodzaak van een revolutionaire partij, een partij van communisten. Die partij zal de ideeën van een nieuwe orde vooruit brengen. [vet door redactie]

Marxistisch Humanisme

Professor Steinberg verwijst naar de grote hoeveelheid literatuur over wat het 'Marxistisch Humanisme' is gaan heten. Aangespoord door de publicatie en popularisering van de vroege, niet eerder gepubliceerde notitieboeken van Marx (Economische en Filosofische Manuscripten uit 1844 / Parijse Manuscripten), vervormden en idealiseerden veel linkse personen Marx als de belichaming van de liberale waarden. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog omarmde anticommunistisch links het experimentele denken van de jonge Marx - een Marx, nog drie jaar verwijderd van zijn afstuderen, vervuld van sociaal reformisme, nog nieuw voor de arbeidersklasse en pas begonnen met de serieuze bestudering van politieke economie - en bestempelden die jonge Marx tot de ware Marx.

Centraal in de 'humanistische' visie stond het sleutelconcept van de 'vervreemding', een term die Marx leende van Feuerbach. Voor de jonge Marx diende de term als een voorlopige uitdrukking die de sociale afstand markeerde die individuen belemmerden bij het realiseren van hun 'aard'. Als een ruw filosofisch hulpmiddel schreeuwde het concept om de verdere uitwerking en verfijning die door de oudere Marx is gerealiseerd. Historisch materialisme verving de bedekte theologie van het 'soortelijk wezen'. Begrippen als 'klasse' en 'uitbuiting' vervingen de vaagheid en algemeenheid van 'vervreemding'. Zoals Dirk Struik uitlegt: "Als we de uiteenzetting van Marx in de Manuscripten tot in detail bestuderen dan vinden we het begin van zijn volwassen analyse van de kapitalistische samenleving... Alleen maar het begin!

Maar veel schrijvers, zoals Erich Fromm en Herbert Marcuse, grepen de mogelijkheid om het begrip 'vervreemding' om te vormen tot een klassenvrij concept, dat diende als een uitdrukking voor iedere vorm van sociale scheiding, van de meest triviale belediging tot de meest verschrikkelijke wreedheid. Liberalen bejubelden het nieuwe marxisme omdat het de verveling van de verwende bourgeoisie verhief tot het niveau van het grootste onrecht tegen klassen en rassen. De hedendaagse politiek van het persoonlijke heeft veel te danken aan dit verwrongen, tomeloze misbruik van het concept van 'vervreemding'.

Het marxisme van de "miljoenen die de ideologie hebben geaccepteerd in de loop van de 20e eeuw", zoals professor Steinberg het zo goed gekozen benoemt, was niet het marxisme van een verspilde jeugd en was geen mislukte romance, maar het was marxisme van lage salarisschalen, onmenselijke arbeidsomstandigheden en bloedige oorlogen. Geïnspireerd door de volwassen Marx, was de klassenstrijd tegen deze omstandigheden en voor een nieuwe sociale orde [het socialisme, nvdr] het ware 'marxistisch humanisme'.

De kritieken op het marxisme, soms gebaseerd op werkelijke fouten, maar vaker gebaseerd op moedwillige vervorming, vormen een constante uitdaging. Maar dat is absoluut een eerbetoon aan de tijdloze relevantie van het marxisme.

Voetnoten van de redactie

[1] De Oostenrijkse Economische School ontstond eind 19e eeuw. De aanhangers van de Oostenrijkse School behoorden tot de eerste tegenstanders van het marxisme en elke vorm van een centraal geleide economie of socialisme. Het werk 'Kapital und Kapitalzins' (Kapitaal en Rente) van Böhm-Bawerk was een uitbreiding van het eerdere werk van Menger, waarin op systematische wijze geprobeerd werd de exploitatietheorie van Marx te weerleggen. Ook de notie van Marx en anderen dat arbeid de basis vormt van waardevorming voor een economisch goed werd in latere werken weerlegd. Bron: wikipedia
[2] 'De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte', gepubliceerd in 1852, is een van de boeken die Marx schreef over de Franse Revolutie.
[3] Luddites waren groepen Engelse textielarbeiders die begin 19e eeuw machines vernietigden in textielfabrieken omdat zij vreesden voor hun banen.

Bron: ZZ's Blog, 15 oktober 2016, vertaling J. Bernaven.