Deel 2(slot), zie ook deel 1
Willi Gerns
In de afgelopen 20ste eeuw heeft de in politieke partijen en vakbonden georganiseerde arbeidersbeweging in de ontwikkelde kapitalistische landen belangrijke sociale en democratische hervormingen kunnen realiseren, die tot essentiële verbeteringen van de leef- en arbeidsomstandigheden van de arbeidersklasse hebben geleid. Ik noem hier kort de belangrijkste. Op sociaal gebied konden lonen en salarissen bevochten worden, waardoor voor de grote meerderheid van de loonafhankelijken en hun gezin tenminste een dragelijk leven mogelijk werd. Er werden successen behaald die voor ons vandaag vanzelfsprekend zijn, zoals betaalde vakantie, een aanzienlijke verkorting van de arbeidstijd, ontslagbescherming en maatregelen ter bescherming van werknemers, en het systeem van wettelijk geregelde sociale verzekeringen.
Tot de verworvenheden horen ook de ondernemings- en personeelsraden als vertegenwoordigingen van de belangen van het gehele personeel en - hoe beperkt en tegenstrijdig ze ook mogen zijn - bepaalde inspraak- en medebeslissingsrechten. Ook op politiek terrein zijn belangrijke hervormingen tot stand gekomen. Zoals onder andere de invoering van het algemeen en gelijk kiesrecht, de vrijheid van vereniging en vergadering, en andere zogenoemde politieke mensenrechten. Deze belangrijke verworvenheden heeft de arbeidersklasse nodig als de lucht om te ademen - zoals Friedrich Engels het eens heeft uitgedrukt.
De genoemde sociale en politieke verworvenheden vormen ongeacht hun beperktheid en hun vaak formele karakter een geweldige vooruitgang vergeleken met de sociale situatie in de 19de eeuw en met de omstandigheden waaronder de arbeidersklasse toen moest strijden. We mogen daarbij echter niet vergeten dat in de 20ste eeuw ook de scherpe reacties in de vorm van de beide verschrikkelijke imperialistische wereldoorlogen en van het fascisme hebben plaatsgevonden. Hetgeen duidelijk maakt dat de resultaten van sociale en democratische hervormingen onder het kapitalisme altijd in gevaar zijn.
De vooruitgang die in de vorige eeuw werd bereikt bij de verbetering van de omstandigheden waaronder de werkende mensen werkten, leefden en streden, is niet uit de lucht komen vallen. Ze was gebaseerd op economische en politieke voorwaarden. Op economisch gebied moeten daarbij vooral de volgende factoren genoemd worden: de snelle technische vooruitgang die een rap stijgende arbeidsproductiviteit en een massaproductie tot gevolg had. Deze massaproductie vereiste echter ook een massaverkoop van de geproduceerde goederen. Daarvoor was een koopkrachtige vraag nodig.
Onder de toenmalige omstandigheden speelde de binnenlandse markt voor deze afzet en voor het accumulatiemodel een beduidend grotere rol dan nu het geval is. Op die markt is de koopkrachtige vraag van de arbeiders en het overig personeel altijd een zeer bepalende factor. De stijgende arbeidsproductiviteit maakte toen aanzienlijke loonsverhogingen voor de arbeidersklasse mogelijk bij tegelijkertijd hoge en stijgende winsten voor de kapitalisten. Daarbij heeft de individuele kapitalist natuurlijk geen bijzondere belangstelling voor algemeen-economische eisen. Hem interesseren alleen bedrijfseconomische gezichtspunten, dat wil zeggen het streven naar zo hoog mogelijke winsten, en dat niet alleen uit persoonlijke winsthonger, maar ook gedwongen door de kapitalistische concurrentiestrijd. Daarom waren ook onder de toenmalige omstandigheden de kapitalisten niet vrijwillig bereid tot concessies aan de arbeiders en het overig personeel. Die moesten bevochten worden.
De politieke voorwaarden daarvoor waren echter gunstig. Met name twee factoren moeten genoemd worden: de ontwikkeling van sterke vakbonden en politieke organisaties van de arbeidersklasse, en het bestaan van het reële socialisme als systeemalternatief voor het kapitalisme. Beide factoren waren in hun uitwerking nauw met elkaar verbonden. De druk vanuit het socialistische systeemalternatief dwong de kapitalisten en hun regeringen tot tegemoetkomingen aan de eisen van de vakbonden in het belang van het behoud van het kapitalistische systeem. Hoe directer die druk, hoe gunstiger de voorwaarden voor de vakbonden. Dat verklaart waarom na de Tweede Wereldoorlog door de vakbonden in de Bondsrepubliek aan de onderhandelingstafel vaak grotere successen konden worden geboekt dan in landen als Frankrijk en Italië in harde en langdurige stakingsacties. De stem van de DDR vormde als het ware de onzichtbare derde onderhandelingspartner bij de loonstrijd en bij andere cao-conflicten in de Bondsrepubliek.
De voorwaarden voor de strijd voor hervormingen zijn de laatste decennia totaal gewijzigd. Wat zijn de belangrijkste veranderingen? Op economisch gebied moeten vooral genoemd worden de met het begrip globalisering aangeduide nieuwe aanzet tot kapitalistische internationalisering en de daarmee verbonden ontwikkelingen. Ik kan die hier slechts beknopt aangeven. De betekenis van de binnenlandse markt voor het kapitalistische accumulatiemodel is teruggedrongen. De wereldmarkt is het beslissende speelveld geworden. De dominante kapitalen op de wereldmarkt zijn de transnationale concerns, die niet alleen hun afzet, maar ook hun productie en onderzoek onderbrengen in wereldwijde netwerken op basis van de meest gunstige winstmogelijkheden. Daartoe behoort ook de transnationalisering van de arbeid.
Met de globalisering gaat een nieuwe fase in de macht van het financieel kapitaal gepaard. Onder deze omstandigheden is er geen plaats meer voor 'sociale nonsens', zoals sociale verworvenheden tegenwoordig door vertegenwoordigers van de ondernemers genoemd worden. Als laatste, maar niet minder belangrijk, is met de nederlaag van het socialisme en de daarmee verbonden verzwakking van de in vakbonden en politieke partijen georganiseerde arbeidersbeweging de belangrijkste politieke voorwaarde weggevallen voor de succesvolle strijd voor sociale en democratische hervormingen in de voorafgaande decennia.
Onder de nieuwe omstandigheden heeft de hegemonie van het neoliberalisme zich doorgezet. Ze vindt haar uitdrukking in de politiek van deregulering en de grootscheepse afbraak van de in de voorgaande eeuw gerealiseerde verworvenheden. De gevolgen kennen we allemaal, die hoef ik niet nader te noemen. Onder deze omstandigheden vereist tegenwoordig zelfs de verdediging van wat bereikt is, een vastberaden klassenstrijd - en dat geldt natuurlijk zeker wanneer hervormingen moeten worden gerealiseerd die deze naam verdienen, ook al zijn ze nog zo bescheiden.
Om die tot stand te brengen zijn daarom fundamentele veranderingen in de maatschappelijke krachtsverhoudingen absoluut noodzakelijk. Deze ontstaan echter niet aan de onderhandelingstafel, maar in praktische strijd en democratische bewegingen. Uitgangspunt daarbij zullen in de regel de directe, meest dringende belangen zijn. In dit soort acties kan zich solidariteit ontwikkelen, kan men de ervaring opdoen dat alleen gemeenschappelijk handelen tot successen leidt, en kan zich de voor verdergaande stappen noodzakelijke dynamiek ontwikkelen.
Tegelijkertijd worden in deze strijd echter ook de grenzen duidelijk van wat binnen het kader van de kapitalistische eigendoms- en machtsverhoudingen haalbaar is. Het verwijderen van het fundamentele kwaad van het kapitalistische systeem is niet mogelijk binnen de grenzen die worden gesteld door het particulier bezit van de belangrijkste productiemiddelen en de daarop berustende politieke machtsverhoudingen. Daarom moeten deze grenzen geslecht worden door een maatschappij die gebaseerd is op het gemeenschappelijk bezit van de belangrijkste productiemiddelen en een werkelijke volksmacht.
Of de nieuwe maatschappij - waarvan de marxisten het eerste ontwikkelingsstadium socialisme noemen - alleen door een continue hervormingspolitiek, als het ware via een ingroeien in het socialisme bereikt kan worden, of dat voor het overschrijden van de drempel naar de nieuwe maatschappijvorm een breuk in de machts- en eigendomsverhoudingen - anders gezegd een revolutie - onontbeerlijk is, daarover werd ten tijde van Luxemburg en Bernstein gestreden en scheiden zich ook tegenwoordig de geesten in de linkse beweging.
Theoretici van de partij Die Linke (en in Nederland de SP, nvdr), zoals onder anderen Dieter Klein en André Brie, verdedigen onder het motto 'transformatie van het kapitalisme' het concept van een evolutionair ontwikkelingsproces, dat door de opeenstapeling van geleidelijke veranderingen tenslotte tot het 'democratisch socialisme' moet leiden. Wat onder deze geleidelijke 'transformatie van het kapitalisme' verstaan moet worden, dat formuleren hedendaagse theoretici, maar ook politici van de partij Die Linke en andere aanhangers van dit concept vaak zo vaag en omslachtig, dat het moeite kost om de kern van de zaak bloot te leggen.
De reformistische kern van dit concept is echter al eind jaren 1980 door de woordvoerders van de toenmalige interne oppositie binnen de Duitse communistische partij helder en eenduidig geformuleerd. In het bijzonder geldt dit voor het onder verantwoordelijkheid van Wolfgang Gehrcke - toen districtsvoorzitter in Hamburg en lid van het presidium van de DKP, en tegenwoordig buitenlandwoordvoerder van de partij Die Linke - geformuleerde platform 'Marxisme en moderne communistische partij - bevrijdingstheorie en bevrijdingsbeweging'.
Daarin staat onder andere: "In het concept van het hervormingsalternatief leiden volgehouden en stapsgewijs uitgebreide democratische hervormingen allereerst tot een andere, voor het leven van de mensen gunstiger ontwikkelingsrichting van het staatsmonopolistisch kapitalisme. Ze openen tegelijkertijd de deuren voor verdere veranderingen. Die dringen de uitbuiting en onderdrukking die kenmerkend zijn voor deze maatschappelijke orde, terug en vormen tegelijkertijd essentiële elementen van een modern socialisme. Dat betekent dat de weg van de werkelijke overgang van het kapitalisme naar het socialisme wordt betreden." Verder staat er dat in dit 'hervormingsalternatief' "door democratische bewegingen bepaalde wezenlijke structuurkenmerken van het kapitalisme eerst een beetje, vervolgens meer en tenslotte zover ingeperkt worden dat ze in feite alleen nog een ondergeschikte rol spelen, terwijl tegelijkertijd door democratische hervormingen aspecten van het socialisme eerst slechts een beetje, vervolgens meer en tenslotte zover doorgevoerd worden dat ze de dominante aspecten van de structuur en de ontwikkeling van de maatschappij worden." Tot zover Wolfgang Gehrcke's 'platform'. Duidelijker kan eigenlijk het concept niet beschreven worden van de geleidelijke transformatie van het kapitalisme in het socialisme, of anders uitgedrukt het geleidelijk ingroeien in het socialisme.
De adder onder het gras bij deze strategie zit echter vooral daarin, dat hier buiten de waard gerekend wordt, buiten het oppermachtig grootkapitaal, zijn politieke vertegenwoordigers en hun machtsapparaten. Het is toch een naïeve illusie te geloven dat de kapitalistische bezitters van de belangrijkste productiemiddelen hun eigendomstitels op een zilveren dienblad aan de arbeiders zouden aanbieden. Veeleer zal zich onvermijdelijk hun weerstand tegen democratische hervormingen in dezelfde mate verscherpen als deze dieper in de machts- en eigendomsverhoudingen ingrijpen. Dan zal er een moment komen waarop de vooruitgang geblokkeerd wordt, of zelfs tenietgedaan kan worden als de naar het socialisme strevende krachten niet sterk genoeg blijken te zijn.
Het realiseren van verdergaande veranderingen vereist in elk geval een nieuwe kwaliteit van de buitenparlementaire strijd, veranderde krachtsverhoudingen in het parlement of andere instituties van de volksvertegenwoordiging, nieuwe regeringsconstellaties. Een kwalitatieve breuk met de oude machts- en eigendomsverhoudingen wordt noodzakelijk. Of deze zich in een enkele revolutionaire breuk voltrekt of via meerdere kwalitatieve breuken in de vorm van tussenetappes, hangt evenals de vormen van de strijd tussen de krachten van de vooruitgang en die van de reactie, af van de concrete omstandigheden van de klassenstrijd en vooral van de dan aanwezige nationale en internationale krachtsverhoudingen, die nu niet te voorzien zijn.
Als ik de ideeën van een geleidelijk groeiproces naar het socialisme als reformistisch gekarakteriseerd heb, dan was dat niet om de aanhangers ervan in een kwaad daglicht te stellen. Er is veel dat communisten en reformisten - in de zin van het traditionele sociaaldemocratisch reformisme, dat tegenwoordig door grote delen van de partij Die Linke aangehangen wordt - verbindt in de verschillende vormen van strijd: bij de afweer van de neoliberale aanvallen op sociale en democratische verworvenheden, voor democratische, sociale en ecologische hervormingen, rond antifascisme en vrede, en ook bij de uitvoering van andere taken die nu en in de afzienbare toekomst prioriteit hebben.
Tegelijkertijd mogen echter de verschillen in de verder reikende strategie niet uitgevlakt worden. Want juist door hun afscheiding van de toen nog reformistische sociaaldemocratie hebben Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht immers de communistische partij in Duitsland gevormd. Daarom laat mijn partij, de DKP, er geen twijfel over bestaan dat de reformistische ideeën van een geleidelijke transformatie van het kapitalisme in het socialisme niet de hare kunnen zijn.
Bron: Marxistische Blätter 5-16, pag. 86-92
Vertaling: Louis Wilms.