Gedicht: Carnaval der roofdieren
Henricus Azewijn
Carnaval der roofdieren
Te spelen het grootse spel
waar geen speld valt tussen te krijgen
de perfect georganiseerde hel
van het horen, zien en zwijgen.
Te spelen met woorden en daden
gaat het om nattig- en nalatigheid
in een klimaat van rook, vuur en maden
dat ons steeds verder van onszelf misleidt.
Te spelen ván het bord, het veld
van eer en vergane glorie
bent u zowaar van dit jaar de held
ik wist niet, verdórie...!
Te spelen mens erger je maar niet
wij zijn allemaal overwinnaars
ben je niet gebroken, geen willoos riet
met alleen wat jeuk aan z'n aars.
Te spelen met de knikkers en de stront
in de put als relatiegeschenk
tot een hofnar, doet hij van zich kond
de straat in rolt met een gejatte tank...
In de loop van het spel te spelen
spelen wij in resterende tijd
want het kan ons geen zak meer schelen
sparen bij de bank voor een mooi afscheid.
Geen rente meer, bóete betalen
het spel wordt ons duur betaald gezet.
Spéél het spel...! Vólle zalen...
iedereen krijgt z'n potje vet...