Anna Ioannatou
'Dictatuur 1967-1974, teksten en documenten' is de titel van een nieuwe interessante uitgave over het hoe en waarom van de militaire dictatuur, die op 21 april 1967 in Griekenland begon en zeven jaar zou duren, 50 jaar geleden dus. Dat deze uitgave verzorgd werd door de afdeling historisch onderzoek van de KKE (Communistische Partij) maakt de uitgave nog interessanter, aangezien al wat er tot nu toe uitgekomen is, aldus de KKE, niet objectief genoeg is en te oppervlakkig wat betreft de rol en de houding van de andere politieke partijen tijdens en vóór de dictatuur.
De logische gevolgtrekking zou kunnen zijn, dat ze het een en ander te verbergen hebben dat een ander, minder gunstig licht werpt op hun ideeën over democratie.
Het regime van de kolonels wordt meestal voorgesteld als een kwalijk intermezzo dat een democratisch functioneren onderbrak. Dus eerst democratie, dan dictatuur en dan weer democratie. Maar er zijn wel degelijk verschillen in de parlementaire democratie van vóór en na de dictatuur. Bijvoorbeeld de wetgeving t.o.v. de KKE, die tijdens de 'democratie' van vóór 1967 illegaal was (vanaf 1947) en vervolgd werd met talloze communisten in isolatiecellen, martelkamers, gevangenissen en ballingschap.
Deze illegaliteit werd opgeheven op 23 september 1974. Verder werd de illegale status van de 35.000 politieke vluchtelingen (hun was zelfs de Griekse nationaliteit ontnomen na de Burgeroorlog van 1946-1949) geleidelijk opgeheven. Progressief Griekenland kon eindelijk ademhalen na tientallen jaren terreur, want die was al begonnen sinds de eerste prille jaren na de oprichting van de Socialistische Arbeiders Partij Griekenland in 1918, later herdoopt in Communistische Partij Griekenland (KKE).
Een ander verschil was dat de monarchale parlementaire democratie van vóór de dictatuur presidentiële parlementaire democratie werd. Deze opheffing van het koningschap vond haar weerklank in de nieuwe grondwet van 1975. De koning werd roemloos weggestuurd met het referendum van december 1974, waarbij 70 procent van de bevolking voor afschaffing van het koningschap stemde. Het hoeft geen betoog dat de ideologie van vóór, na en tijdens de dictatuur dezelfde bleef: behoud van de kapitalistische economische organisatie.
En dat kon in het Griekenland van na de Tweede Wereldoorlog alleen maar met harde hand en veel staatsterreur gebeuren vooral tegen de klassengeoriënteerde arbeiders- en volksbeweging, want de eis van de overweldigende verzetsbeweging was niet alleen antifascistisch, maar ging een stap verder in de richting van een socialistische maatschappij. En dat moest koste wat het kost vermeden worden. Zo ontstond de anticommunistische hetze, waarbij alles wat naar links of progressief rook de dans niet ontsprong. Dat was de monarchale parlementaire 'democratie' die voorafging aan de dictatuur van 1967. Om een idee te krijgen: tijdens deze dictatuur was het aantal vermoorde voorvechters voor democratie ongeveer gelijk aan dat van de parlementaire regeringen van 1928-'32 en 1933-'35! Ook toen waren er duizenden ballingen en politieke gevangenen.
De dictatuur van de kolonels propageerde leuzen en denkbeelden die raciaal-nationalistisch gekleurd waren: bijvoorbeeld leuze nummer één het 'Griekenland van de Griekse Christenen' of liever 'Hellas van de Helleense Christenen' dat als vertaling beter het mengsel van christendom en de verheerlijking van de Oudheid en de Oude voorouders tot zijn recht laat komen (aan de vermenging met Turken tijdens de 400 jaar Ottomaanse bezetting plus de vermenging met Slavische invasies wordt de eigentijdse decadentie van het Griekse - pardon Helleense - ras geweten) en andere onwetenschappelijke, hypocriete en moralistische preken.
Dit plus opvattingen omtrent de nationale gezindheid, de verantwoordelijkheid van het leger t.o.v. het 'communistische gevaar' zijn ook te vinden - in meerdere of mindere mate, soms slechts als vage weerklank - in het ideeënarsenaal van het burgerlijke politieke krachtenveld, tot aan de zich links noemende vleugel toe. Deze ideologische uitgangspunten kwamen in extreme, onverhulde mate naar voren - in combinatie met onverbloemd geweld, martelingen en een openlijke massale terreur - tijdens de jaren 1967-'74 gepaard gaande met een verbod op alle toentertijd legale politieke partijen.
Over deze, zij het eventueel verre ideologische verwantschap, is de officiële geschiedschrijving vaag. Begrijpelijk, want duidelijkheid zou negatief onthullend zijn voor een heel spectrum aan politieke krachten. Maar er is meer. In de jaren '50, maar vooral de jaren '60, begonnen er tendensen op te komen binnen het gevestigde politieke krachtenveld ten gunste van een modernisering van het hele politieke bestel. Binnen de bestaande economische orde wel te verstaan. Het land bereidde zich ook voor op een toetreding tot de Europese Economische Gemeenschap (EEG).
Ook in Griekenland moest het kapitalisme gered worden en het was daar ernstig bedreigd en bovendien gelegen op de Balkan omringd door landen die aan de westerse invloedssfeer onttrokken waren. Er waren geen grenzen meer met het 'Westen'. De verschillende tendensen leidden tot een verscherping van interne tegenstellingen, waarvan sommige al bestonden vanaf het begin van de 20ste eeuw. Deze tegenstellingen betroffen de rol en de bevoegdheden van de troon plus de controle op het leger, maar ook de kwestie Cyprus die op haar beurt weer verstrengeld was met internationale ontwikkelingen vanwege de betekenis van Cyprus voor Groot-Brittannië, VS en NAVO (zie Manifest 1-2017).
In 1967 werden de kolonels gedoogd, zo al niet gesteund door de VS die weliswaar negen maanden wachtten met de erkenning van het militaire regime, maar het verder helemaal steunden. De dictatuur was amerikaansgezind en nam een NAVO-gezinde en anticommunistische positie in, wat goed uitkwam binnen het agressieve beleid van de VS tegen de Sovjet-Unie en het Warschaupact.
Soms stelde het militaire regime zich gedifferentieerder op, bij voorbeeld toen het in de Arabisch-Israëlische oorlog van 1973 aanvankelijk weigerde de VS gebruik te laten maken van zijn bases in Griekenland (tenminste officieel, maar uiteindelijk gedoogde het het gebruik door de VS van Soeda op Kreta (zie Manifest 4-2017), terwijl het dit wel had toegestaan tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog van 1967. Toch heeft de militaire junta Israël niet erkend, de lijn volgend van de aan haar voorafgaande regeringen. Dit soort 'afwijkingen' zijn te verklaren uit betrekkingen en transacties met diverse Arabische landen.
Wat de economie betreft werden de wetten in gunstige zin gewijzigd voor de financiering en de belastingvrijstellingen van het kapitaal, vooral de reders en de scheepswerven (denk aan houding Gouden Dageraad in dit opzicht, waarover al vaker in Manifest). De winsten stegen in de periode 1967-1971 met maar liefst 186 procent! Op 10 mei 1966 schreef Karamanlís aan K. Tsatsos, een van de belangrijkste politieke persoonlijkheden van Griekenland van de 20ste eeuw, president van de republiek van 1975-1980, dat "er in de geschiedenis van de naties momenten zijn waarbij alles ondergeschikt gemaakt moet worden aan de hoogste wet, de redding van het vaderland. Momenten van zo diepe crisis van de instellingen, maar ook van de zeden, dat je om de democratie te redden, haar opnieuw moet instellen." Het eerlijke antwoord luidde: "Om de dingen bij hun naam te noemen deel ik je gedachten zonder enig voorbehoud. We zijn dus vóór de afwijking van het politieke bestel en vóór een voorlopige dictatuur - misschien voor een jaar."
Vooral na de (studenten-, nvdr)opstand in het Polytechnion van november 1973 groeide de vrees dat de uitbarstingen tegen de dictatuur niet meer controleerbaar waren als gevolg van het feit dat de junta steeds meer geïsoleerd van de bevolking kwam te staan en tevens als gevolg van de internationale ontwikkelingen, vooral i.v.m. Cyprus. In juli 1974 werd daarom besloten Karamanlís terug te laten keren als 'nationale leider'. In bovengenoemd boek wordt onthuld hoe Karamanlís kwam op uitnodiging van de militaire junta en in overeenstemming met de VS en de binnenlandse politieke partijen, omdat hij het geschiktst werd bevonden om Griekenland rustig terug te geleiden naar een parlementaire democratie.
Diezelfde Karamanlís, wiens achtjarige regime van weleer (1955-1963) de dictatuur van 1967-'74 doet verbleken, terug als groot voorvechter van de democratie! Sinds 1974 worden er andere regeringsvormen toegepast om de bevolking in het gareel te houden. Voor de toekomst is echter niets uitgesloten gezien de dieper wordende structurele economische crisis in de wereld met de daarmee gepaard gaande groeiende verrechtsing.