Ron Verhoef
Het begint traditie te worden binnen de sociaaldemocratische partijen in Europa. Na meerdere grote verkiezingsnederlagen proberen ze weer een nieuw links elan te vinden. Terug naar de ideologische basis, heet dat. Gemakkelijk gaat dat niet, allereerst natuurlijk omdat de sociaaldemocraten dit in het verleden vaker hebben gezegd maar in de praktijk het een dode letter bleef, bij Diederik Samsom bijvoorbeeld, maar ook omdat de invloed van de top van die partijen nog groot is.
De meeste leden willen maar al te graag linksaf, maar de aanhangers van de Derde Weg in de toppen hebben dat nog niet begrepen. We zien het in Engeland waar de leden Corbyn massaal steunen, terwijl de bestuursleden er alles aan deden om hem weg te krijgen. Hij zou nooit verkiezingen kunnen winnen, al blijkt die opvatting nu twijfelachtig.
Ook in Spanje zien we nu dit verschijnsel. In december 2015 waren daar parlementsverkiezingen. Voor het eerst na Franco haalde geen enkele partij de absolute meerderheid. Dit was te danken aan de opkomst van Podemos (een soort kruising tussen de SP en GroenLinks) ter linkerzijde en Ciudadanos (een kruising tussen D66 en VVD) ter rechterzijde.
De oude partijen leverden fors in. Rajoy had anderen nodig om te regeren. Een logische coalitie met Ciudadanos had geen meerderheid en dus leek de weg open voor een coalitie PP (Partido Popular, de partij van Rajoy (zeg maar VVD) en de PSOE (Partido Socialista Obrero Español, zeg maar PvdA). De ex-PSOE-premier en groot bewonderaar van Blair, Felipe González, was hier voor. De fractievoorzitter van de PSOE, Pedro Sánchez, gooide echter roet in het eten. Sánchez wilde de partij een duidelijk links gezicht geven en samenwerking met Rajoy zat er dus niet in.
Het was een 'No a Rajoy' (nee tegen Rajoy). Sánchez probeerde een coalitie te vormen met Podemos, maar om aan een meerderheid te komen had hij dan ook Ciudadanos nodig en Podemos. Ciudadanos zag beide niet zitten. Er kwamen nieuwe verkiezingen en González riep moord en brand. De onvolwassenheid om niet mee te regeren zou de PSOE wegvagen, volgens hem. Niets bleek minder waar. De PSOE stabiliseerde onder Sánchez.
Na de nieuwe verkiezingen bleken de machtsverhoudingen echter niet anders te liggen. Rajoy opteerde voor een minderheidskabinet, maar dan moest de PSOE zich wel van stemmen onthouden en Ciudadanos voor de regering stemmen. Dat bleek voor Sánchez onbespreekbaar. Zoals hij zelf zei: "No es No" (nee is nee). Sánchez en Iglesias (de leider van Unidos Podemos, de gezamelijke fractie van Izquierda Unida en Podemos) bleken zelfs aardig dicht bij een regering te komen toen Sánchez zijn verzet tegen klein nationalistisch links opgaf. Liever links dan met Rajoy meende hij.
De alarmbellen gingen rinkelen bij de oude mastodonten van de PSOE en na een geheim en kort spoedoverleg begin oktober werd Sánchez uit zijn functie ontheven. De PSOE onthield zich van stemmen tegen Rajoy en Ciudadanos stemde uiteraard voor en zo werden nieuwe verkiezingen vermeden en een nieuwe minderheidsregering Rajoy een feit.
Als de leiding van de PSOE gedacht had hiermee terug te kunnen keren naar de Derde Weg dan bleek al vrij snel dat dit onjuist was. Nu er geen politiek leider meer was moest er een nieuwe komen. Om aan te tonen dat González de steun had van de partij werden voor het eerst leiderschapsverkiezingen gehouden waarbij alle leden mochten stemmen (voorheen deden gedelegeerden uit de afdelingen dat). Ieder lid mocht zich kandidaat stellen. Tot schrik van de PSOE-leiders was Pedro Sánchez de eerste die dat deed. De vleugel van González schoof Susana Díaz naar voren. Daarnaast deed ook de Bask Patxi López nog mee, maar hij was bij voorbaat kansloos.
De PSOE ontnam Pedro Sánchez bijna alle campagnemogelijkheden. Op de site kwam hij nauwelijks aan bod en financieel werd hij drooggelegd. Via social media begon hij echter zijn campagne op te bouwen met de leuze: Cambio, Aquí es la izquierda (Verandering, hier is links). Zijn Facebookpagina en Twitteraccount groeiden als kool.
Zorgen over de deelname van Sánchez was er eigenlijk niet bij het bestuur. En dat bleek onterecht. Terwijl Susana Díaz en het bestuur zich op 23 mei al klaarmaakte voor het overwinningsfeest werd tijdens het tellen van de stemmen steeds duidelijker dat de leden kozen voor Sánchez en niet voor de Derde Weg. Nadat 50 procent van de stemmen was geteld, bleek het wel duidelijk. Om 21 uur zouden de eerste resultaten op de site van de PSOE verschijnen, maar de site bleef leeg. Iets voor 23 uur kwam dan eindelijk de persconferentie. Sánchez had met 50,2 procent van de stemmen gewonnen (Díaz haalde 39,9% en López 9,9%). Met een zuur gezicht en met veel moeite feliciteerde Díaz de nieuwe leider. Dat was meer dan Rajoy deed. Hij brak met de traditie de winnaar van de leiderschapsverkiezingen van de PSOE te feliciteren. Hij feliciteerde de PSOE wel met het verloop van de verkiezingen, dat dan weer wel.
De leden hadden gekozen. Geen Derde Weg. Direct op 24 mei startte Sánchez dan ook alweer gesprekken met Unidos Podemos en liet hij weten dat de PSOE onder zijn leiding geen steun zou geven aan Rajoy.
Susana Díaz bleek zich niet bij het verlies te zullen neerleggen. Als regeringsleider van de regionale regering van Andalusië zette ze alle Sánchez-aanhangers in haar regering aan de kant en liet weten dat er geen aanhangers van Sánchez zouden worden afgevaardigd naar het partijcongres van de PSOE.
De strijd voor Sánchez is dus nog niet gestreden. Het past echter in een algemeen Europees beeld waarin de leden van de sociaaldemocratische partijen steeds meer gedwongen worden de Derde Weg te verlaten, terwijl de leiding dat niet wil. Welke partijen volgen? De SPD wellicht? En wat doet de PvdA?