Ulrich Schneider
Terwijl extreemrechts in een aantal landen duidelijk aan invloed wint - ook al behaalt het bij verkiezingen niet de door de media voorspelde resultaten - is een Europa-breed antwoord op deze ontwikkeling nog niet in zicht. Dat heeft twee hoofdoorzaken. Ten eerste is deze politieke opmars weliswaar in heel Europa waar te nemen, maar is de basis ervoor steeds sterk afhankelijk van de nationale omstandigheden, en dat geldt ook voor het antwoord erop. Ten tweede bestaat er vanuit de politiek of de vakbeweging momenteel geen Europa-brede organisatiestructuur, die een dergelijke gemeenschappelijke mobilisatie wil of kan realiseren. (...)
Ondanks alle verschillen in de ontwikkeling van rechts-populistische krachten kan men in alle landen toch ook actieve tegenkrachten waarnemen.
In Frankrijk bijvoorbeeld zijn dat de linkse krachten in de verschillende partijen. Die konden het weliswaar niet eens worden over een gemeenschappelijke kandidaat voor de recente presidentsverkiezingen, maar ze hebben wel meteen na de tweede ronde ervan al de eerste openbare massaprotesten tegen Le Pen en het door Macron aangekondigde economisch beleid georganiseerd. Sabine Lösing, lid van het Europees Parlement voor de partij DIE LINKE, formuleerde de taak voor links na de Franse verkiezingen als volgt: "Enerzijds moeten we ons vastberaden verzetten tegen Macron - de ideale kandidaat van het systeem, de banken en de grote bedrijven - en zijn neoliberale politiek. Anderzijds moeten we Le Pen en haar racisme bestrijden en de rechtse aanval op de rechten van minderheden afweren. Macron staat voor een samenleving van de concurrentie. Le Pen voor een samenleving van de haat." Dergelijke protestacties kunnen ertoe bijdragen dat ook de teleurgestelde aanhangers van linkse partijen en vakbonden weer een mogelijkheid krijgen om zich politiek te uiten, om positie te kiezen tegen de opkomst van rechts.
Dat daarvoor een potentieel aanwezig is, laten onder andere de spontane massa-acties tegen een bijeenkomst van Europese neofascisten in Genua in februari dit jaar zien. In zeer korte tijd organiseerde de antifascistische Nationale Vereniging van Italiaanse Partizanen (ANPI) samen met vakbonden, politieke partijen en andere organisaties een strijdbare tegenactie, waaraan meerdere duizenden demonstranten deelnamen. In toespraken en leuzen werd benadrukt dat men zich gezamenlijk overal tegen extreemrechts zou moeten verzetten, waar dat probeert zich met racistische en demagogische uitingen tegen de democratische en sociale rechten van alle mensen te organiseren. De demonstratie in Genua was een zichtbaar bewijs van het mobilisatievermogen van de antifascistische gedachte in Italië.
Ook in Duitsland waren dergelijke signalen dit jaar duidelijk aanwezig. Tegen de conferentie van de Alternative für Deutschland (AfD) en de Europese rechtspopulisten in januari in Koblenz waren ruim 5.000 demonstranten op de been. En daarmee overtrof men vele malen het aantal van 800 rechtse conferentiedeelnemers, die vanuit heel Duitsland waren opgetrommeld. De politieke houding van de demonstranten was duidelijk: zij protesteerden niet alleen tegen het rechtspopulisme van de AfD, maar floten ook minister Sigmar Gabriel (SPD) uit, die bij hen in het gevlij probeerde te komen. Voorzichtigheidshalve nam de voorzitter van de Europese Volkspartij, Manfred Weber, die in een kranteninterview nog volmondig had opgeroepen tot het protest, zelfs niet eens meer aan de actie deel.
De brede mobiliseerbaarheid tegen rechtspopulisten blijkt ook uit de protestacties naar aanleiding van het AfD-partijcongres in april in Keulen, waartoe verschillende antifascistische netwerken hadden opgeroepen en waarbij ruim 20.000 mensen voor blokkades en demonstraties de straat op gingen. Politiek belangrijk was daarbij dat de meest diverse organisaties en krachten uit het maatschappelijk middenveld - vakbonden, migrantenorganisaties, antifascistische organisaties en initiatieven - en uit culturele en andere maatschappelijke structuren allemaal samen in dezelfde richting konden optrekken. Dat roept herinneringen op aan de succesvolle massa-acties tegen het in 2008 door de rechts-extremistische burgerbeweging Pro Nordrhein-Westfalen in Keulen geplande anti-islamcongres. Toen vormden 40.000 mensen uit het Rijnland, maar ook uit België en Nederland, met hun protestacties een 'antifascistische internationale'.
Een interessant perspectief voor het mobiliseringsvermogen tegen extreem-rechtse, antidemocratische politiek en haar partijen is in Hongarije te vinden. Hier richt de politieke strijd zich vooral tegen de regerende rechts-populistische partij, FIDESZ, die haar politieke doelen probeert te realiseren met behulp van grondwettelijke trucs en referenda. Dat lukt haar des te gemakkelijker, omdat in het Hongaarse parlementaire en partijpolitieke spectrum momenteel geen handelingsbekwame en invloedrijke oppositie aanwezig is. Toch zijn er drie voorbeelden waaruit duidelijk blijkt dat het maatschappelijk middenveld de rechtse ontwikkelingen niet accepteert. Al in 2006 waren er de eerste, buiten de partijen om georganiseerde massaprotesten - vooral in Boedapest -, toen FIDESZ de toegang van alternatieve media tot internet en hun internetactiviteiten bij wet (onder andere via een advertentieverbod) wilde beperken. Omdat in het parlement geen effectieve oppositie aanwezig was, werden op straat zulke brede protesten georganiseerd, dat de regering haar plannen moest wijzigen. Ook de poging om zich middels een referendum de legitimatie te verschaffen voor een afwerende houding tegenover de Europese Unie voor een verscherping van de politiek ten aanzien van vluchtelingen mislukte door de afwijzende opstelling van de burgers, ondanks de inzet van enorm veel propaganda. De FIDESZ kon weliswaar een grote meerderheid van de uitgebrachte stemmen behalen, maar een deelnamepercentage van 50 procent werd niet gehaald en daarmee was het referendum ongeldig.
Een ander breed protest van met name jongeren in Boedapest was het gevolg van pogingen om via de gerechtelijke weg een einde te maken aan de 'Europese Universiteit' van de (ultrarechtse, nvdr) Soros-stichting in Boedapest. De studenten begrepen heel goed dat FIDESZ daarmee het aanbod van hoger onderwijs in Hongarije gelijk wilde schakelen. Zonder hulp van partijen of andere grote organisaties demonstreerden meer dan 50.000 jonge mensen meerdere dagen in Boedapest tegen deze plannen. Deze voorbeelden laten zien dat politiek optreden tegen de opkomst van rechts, zoals die in Hongarije plaatsvindt, zeker mogelijk is, zelfs wanneer de organisatorische krachten op links duidelijk zwak zijn.
Er zou zich een nieuw perspectief kunnen openen, wanneer deze protesten en bewegingen tegen de opmars van extreem-rechtse en rechts-populistische krachten in Europa niet alleen maar plaatselijk zouden ontstaan, maar plaats zouden vinden in een Europees netwerk. Daarvan zijn er wel al voorbeelden te geven, maar die zijn voorlopig nog erg gering in aantal.
Zo is de Europese samenwerking van antifascistische krachten in de strijd tegen historisch revisionisme al succesvol gebleken. Daarbij gaat het niet in de eerste plaats om plaatselijke massa-acties - hoe belangrijk die ook zijn -, maar om het doelgericht gemeenschappelijk optreden tegen politieke en maatschappelijke pogingen om met het verleden af te rekenen of de geschiedenis te herschrijven. Zulke pogingen kan men vooral in de eertijds socialistische landen, op de Balkan, in Polen, Hongarije, Oekraïne of het vroegere Joegoslavië tegenkomen. Daar, waar de lokale krachten te zwak zijn of maatschappelijk te geïsoleerd om verzet te bieden tegen dergelijke invloeden, is internationaal protest, dat vanuit verscheidene Europese landen georganiseerd en geuit wordt, van grote betekenis.
Een goed voorbeeld is het gemeenschappelijk optreden tegen de SS-herdenkingsbijeenkomst elk jaar op 16 maart in Riga. Hier gaat het om het omkatten van de fascistische collaborateurs tot nationale 'vrijheidsstrijders'. Aan de opmars van de SS-veteranen nemen tegenwoordig in meerderheid jonge aanhangers en buitenlandse neonazi's deel. Omdat de Letse regering in de afgelopen jaren steeds middels politie en chicanes geprobeerd heeft alle protestacties hiertegen te verhinderen, werd deze keer op initiatief van de VVN-BdA (Vereniging van Vervolgden van het Naziregime - Bond van Antifascisten) en de Internationale Federatie van Verzetsstrijders (FIR) Europa-breed openlijk gedemonstreerd tegen deze SS-herdenkingsbijeenkomst.
Terwijl in Riga zelf slechts enkele mensen de mogelijkheid hadden om vrijelijk hun protest te uiten en meer dan 100 antifascisten opnieuw aan de grens werden tegengehouden, protesteerden in verscheidene landen antifascisten voor de diplomatieke vertegenwoordigingen van Letland, zoals in Athene, Brussel, Boedapest, Rome en talrijke Duitse steden. Deze ervaring maakt duidelijk dat Europees verzet niet slechts op één plaats mogelijk is, maar ook door middel van gelijkgericht optreden.
En in deze zin proberen antifascistische koepelorganisaties, zoals de FIR, en hun leden een bijdrage te leveren aan een handelingsgericht netwerk voor dit verzetspotentieel. Voor de late herfst van dit jaar is in Brussel een bijeenkomst gepland waarvoor ook andere antiracistische netwerken, zoals UNITED en ENAR (Europees Netwerk Tegen Racisme), zullen worden uitgenodigd. Dan staat de vraag centraal hoe het politieke verzet dat zich ook al zichtbaar op straat manifesteert, over grenzen en stromingen heen kan worden georganiseerd. Het gaat dan niet om het aanspraak maken op een of andere leidende positie, maar om de noodzaak de impulsen op te pakken zoals die bijvoorbeeld op de laatste bijeenkomst van de Europese communistische partijen in Aken of Münster werden geformuleerd, of zoals die zijn uitgegaan van de voorstellen van de partij Europees Links en haar theoretisch netwerk 'transform'.
Ook impulsen vanuit de vakbeweging kunnen daarbij worden opgepakt. Zo heeft het 'Verbond van Europese Industriebonden IndustriALL Europe' in 2016 op zijn congres in Madrid besloten "zich vastberaden te verzetten tegen het in heel Europa sterker worden van xenofobische, nationalistische, anti-Europese en rechts-extremistische krachten." Als boven de partijen staande organisatie zal de FIR deze netwerkvorming voortvarend aanpakken als haar bijdrage aan de voorbereiding van de verkiezingsstrijd rond de Europese verkiezingen in 2019.
Bron: Marxistische Blätter 4-17, pag. 47-54, vertaling: Louis Wilms.