Zonder regering gaat het ook

Techneuten doen het werk; bevolking en vakbeweging zijn verdeeld en mak

i-001-005.jpg
Mark Rutte geeft de pers op 16 september uitleg over het lekken van de troonrede. (Foto: Roel Wijnants/Flickr/by-nc)
i-001-006.jpg
De voorzitter van EU, Jean-Claude Juncker, kan rustig gaan slapen. De techneuten van VVD en PvdA besturen Nederland volgens de lijnen uitgezet in Brussel. (Foto: ZLV)

Wil van der Klift

Op Prinsjesdag was het 188 dagen geleden dat de formatie begon. De langste formatie vond plaats in 1977 toen het 208 dagen duurde. De verwachting is dat op 23 oktober een nieuwe regering op het bordes zal staan: na 220 dagen dus, een nieuw record! Het theater in Den Haag op Prinsjesdag was bij gebrek aan een nieuwe regering nog meer verworden tot een spel van hoedjes en lege praatjes. Dat het toch doorging toont alleen al op die manier aan dat Prinsjesdag alleen waarde heeft als weer een dag om het koningshuis te promoten.

De nationale politiek is vooral theater, bedoeld om het weinig politiek geschoolde deel van de bevolking te misleiden en tegelijkertijd het gevoel te geven dat het er wel bij hoort. Iedere dag mag men ogenschijnlijk over politiek meepraten, maar wel zonder dat het over de essentie gaat. Politici moeten herkenbaar, aanraakbaar zijn en zo media-geniek mogelijk. Lekker snoetje, leuk hoedje, vlotte babbel en gelikt optreden. Het aantal leuke meiden in dit theater neemt toe, zeker sinds Maxima meedoet aan het spel. Dan heb je het al snel over het Jesse Klaver-, Rutte- of Roemer-effect en alles wat daartussen of naast hangt, mannelijk of vrouwelijk. Wie krijgt regeringsmacht om ook daadwerkelijk de nationale plannetjes door te drukken en niet te blijven hangen in louter alleen theater en kletspraat? Maar vooral: wie van de Haagse toneelspelers en -speelsters kan het beste de Brusselse boodschap vertolken?

De inhoudelijke leegte van het Nederlandse politieke spel, waarbij eigenlijk nog alleen over de kleur van de lantarenpaal kan worden besloten, wordt nog schrijnender als we zien hoe weinig nog in Nederland wordt bepaald en hoe weinig daarvan nog eens door de politieke spelers in Den Haag. Politiek In Nederland betekent eigenlijk nog alleen beslissen hoe de kleiner wordende economische koek zal worden verdeeld. Over de grootte van die koek gaat het elders in Brussel en in de gebouwen van het grote en kleine kapitaal.

Het 'nationale belang' wordt allang ondergesneeuwd door het mondiale kapitaal dat zijn weg goed vindt in 'Brussel' en andere financiële en economische hoofdsteden. Daar worden de grote besluiten genomen. 'Brussel' dicteert! Europese samenwerking is welbegepen kapitalistisch eigenbelang en daarmee ook een object van kapitalistische concurrentie. Die samenwerking stuit dus ook steeds op spanningen tussen de belangen van nationale kapitaalgroepen en de Europese. Omdat de Europese eenwording met name was bedoeld om het kapitaal gemakkelijker toegang te geven tot grondstoffen, arbeidskrachten en afzetgebieden is er van meet af aan uiteraard ook sprake van klassenstrijd. De belangen van de heersende bezittende klasse en de rest van de divers samengestelde bevolkingsgroepen botsen voortdurend en nemen in hevigheid toe. Omdat de tegenstellingen tussen landen en klassen aanzienlijk zijn en alleen maar groeien, nemen ook teleurstelling en onderlinge woede toe, ook onder kapitalisten onderling. Tegen dit licht kan de tegenstelling Europa 'federaal', verenigd of terug naar af worden begrepen.

Omdat op dit moment de arbeidersklasse zwak is kunnen de kapitalistische tegenstellingen nog worden verdoezeld of tijdelijk onderling worden opgelost. Het kapitaal beschikt over talloze instituten die de tegenstellingen moeten gladstrijken. Maar de tegenstellingen nemen toe onderhuids en bovenhuids. Daarvan maken op dit moment vooral de populistische en nationalistische groeperingen gebruik, alhoewel in die kringen de onderlinge tegenstellingen ook regelmatig zichtbaar naar buiten treden, zoals in het Front National, bij Wilders en in andere extreem-rechtse partijen. Van eenheid tussen links is geen sprake.

De onderlinge verwarring en richtingenstrijd op links leidde tijdens de verkiezingen al tot een situatie waardoor verzameld rechts op het pluche zal komen. Overigens is dit niet het belangrijkste. Centraal staat de machteloosheid van linkse politici in buurten en bedrijven. Bij verkiezingen even met rozen langs de deuren gaan is nep. Langdurige discussie met werkenden in bedrijven en (overheids)instellingen op de werkvloeren is nodig. Dat vraagt om overtuigingsarbeid. De volle zalen van Jesse Klaver zijn evenzovele opgeblazen ballonnen die elk moment weer uit elkaar kunnen, nee sterker nog zullen, klappen.

Vakbondswerk moet op dit bedrijvenwerk rusten, anders kan ook dat werk niet blijvend succesvol zijn. De arbeiders in de economische sleutelbedrijven zijn daarbij onmisbaar en moeten centraal staan in het opbouwen van arbeiders- en vakbondsmacht. De afgelopen periode ging de meeste tijd verloren aan de interne reorganisatie van de vakbweging. Nu de versnippering die bestond door de talloze bonden redelijk is opgelost moet er stevig worden gewerkt aan het opheffen van de nieuw ontstane verkokering als gevolg van sectoralisatie. Er komen de laatste tijd hoopvolle berichten uit het bestuurlijk hart van de FNV; hoopvolle geluiden over een nieuw elan en de noodzaak van hernieuwde strijd. De druk van onderop om die koers te laten slagen moet echter aanzienlijk toenemen.

Voormalig vakbondsbestuurders als Van Dijk, Lilian Marijnissen, Corrie van Brenk en andere ex-FNV-bestuurders die een politieke carrière kozen laten zien dat zij nooit geloof hechtten aan de kracht van de georganiseerde vakbondsmacht aan de basis of in de loop van de tijd zwaar teleurgesteld afhaakten. Dat laatste lijkt begrijpelijk gezien de zwakke organisatiegraad (18%) en de behoudzucht van de meeste leden die een afspiegeling vormen van de verwarring die momenteel leeft in de arbeidersklasse. De bestuurlijke klap die iemand als Ruud Kuin moest incasseren toont bovendien het vergankelijke van ogenschijnlijk sterke bestuurlijke posities. De resultante is in ieder geval dat van vakbondsmacht in ons land maar op heel beperkte schaal kan worden gesproken. En dan nog alleen daar waar de vakbondsmacht op de werkvloer vorm heeft gekregen, zoals onder meer in de haven en de schoonmaak.

Er valt nog heel wat werk te verzetten. Anders worden politiek en vakbeweging steeds meer overgelaten aan kapitalistische techneuten en (politieke) lobbygroepen. Niet in het parlement maar op straat en in de bedrijven moet de echte strijd worden geleverd. Als dat succesvol is kan er ook gewerkt worden aan een sterke vakbeweging. Anders blijft die speelbal van politiek uitgerangeerde sociaaldemocraten zoals Henk Kool die nu een gooi doet naar de nog vacante positie van algemeen secretaris. Als belangrijkste argument noemt Kool dat 'hij de enige is die langdurig buiten de deur heeft gekeken.' Gelukkig heeft het ledenparlement nog andere kandidaten om voor te kiezen die de vakbeweging wel van binnenuit kennen en niet met handen en voeten vastzitten aan de PvdA.