Ron Verhoef
Er was een tijd dat Nederland hoog scoorde op allerlei internationale ranglijsten over de kwaliteit van het onderwijs. Die tijd ligt ver achter ons. Op de laatste PISA-ranglijst (2015) scoorde Nederland middelmatig, maar de onderzoekers geven aan dat de zwakste scholen niet aan het onderzoek hebben meegedaan, zodat het beeld van Nederland waarschijnlijk te positief is en we wellicht zelfs beneden het gemiddelde scoren. De PISA-lijst kenmerkt de Nederlandse gegevens daarom als onbetrouwbaar. (Gegevens OESO en Oproep Voor een Democratische School, OVDS.)
Dat we in het onderwijs zo dalen is wellicht niet raar. In 2009 gaf Nederland nog meer dan gemiddeld uit aan onderwijs in vergelijking met andere OESO-landen, namelijk 6,6 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Het gemiddelde van de OESO lag toen op 5,6 procent. Dat OESO-gemiddelde nam echter toe tot 6,5 procent in 2015 terwijl de uitgave aan onderwijs in Nederland in die periode daalde naar 5,1 procent van het bbp. Een neerwaartse trend die we overigens in de hele EU waarnemen.
Leraren in het hele onderwijs komen langzaam in actie tegen deze achteruitgang. Het verhaal is al jaren dat het onderwijs onbetaalbaar is. Daar trapt het onderwijzend personeel echter niet meer in. Dat weet heel goed dat we in Nederland minder uitgeven per leerling dan in andere westerse landen.
Op 5 oktober gingen de leerkrachten in het basisonderwijs daarom in staking. Zij eisten een grotere investering in het onderwijs dan de door het kabinet toegezegde 270 miljoen. In de media werd dit vooral afgeschilderd als een eis voor meer salaris, maar de leraren staakten ook voor werkdrukverlaging door klassenverkleining. De klassen in Nederland zijn inmiddels namelijk groter dan het gewenste aantal van 20 tot 22. Klassen van 30 leerlingen of meer zijn eerder regel dan uitzondering.
Van een leerkracht wordt dan bovendien nog eens verwacht dat hij elke leerling maatwerk levert en dus individuele aandacht geeft. Dat wordt met die grote klassen steeds moeilijker. Zeker nu er almaar meer leerlingen in het regulier onderwijs komen die voorheen in het speciaal onderwijs thuishoorden.
Terwijl de werkdruk dus onaanvaardbaar hoog wordt, blijven de salarissen achter. Bovendien wordt het werk steeds complexer door het recht van alle kinderen op passend onderwijs. De eis van meer salaris en meer personeel is dus terecht. Die eis wordt ook breed gedragen. Basisscholen bleven massaal dicht en de verschillende actiebijeenkomsten in het land werden goed bezocht, met als hoogtepunt natuurlijk de demonstratie in het Zuiderpark in Den Haag.
Schoolbestuurder Toine Janssen sprak er in 'Een Vandaag' schande van. De leraren zouden alleen maar aan zichzelf denken. Het geld dat zij er graag als salaris bij willen hebben zou volgens deze bestuurder beter kunnen worden besteed aan het onderwijs zelf. Gedurende de afgelopen jaren ging meer geld naar o.a. het management, grotere en luxere gebouwen, meer pr-stunts en sponsoring van sportclubs, dan naar het onderwijs en de leerkrachten zelf. Het is dus volkomen terecht dat de leraren het geld willen oormerken voor het primaire proces.
Om aan de eisen van de leraren te voldoen is een bedrag van 1,4 miljard euro nodig. Onbetaalbaar, horen we opnieuw uit Den Haag. Merkwaardig, want de nieuwe regering geeft wel voor 7 miljard aan cadeaus weg, waarvan ruim 2 miljard aan grote bedrijven die minder winstbelasting hoeven te betalen. Die bedrijven hebben echter belang bij goed opgeleid personeel. De winstbelasting zou dus prima op 25 procent kunnen worden gehandhaafd om die 1,4 miljard te bekostigen, daar heeft dan iedereen voordeel bij.
Van dit nieuwe kabinet voor de rijken hebben de leraren niets te verwachten, derhalve zijn er al nieuwe stakingen gepland. Ook in het voortgezet onderwijs en op de mbo-opleidingen wordt inmiddels over staken gesproken. Het onderwijs pikt het niet langer dat ze worden afgedaan met een fooi terwijl de grote bedrijven in de watten worden gelegd. Het zou wel eens een hete herfst kunnen worden in het onderwijs.