De geschiedenis van het kapitalisme in vogelvlucht [Deel 2 van 2]
Harry Magdoff
De technologische successen van de Industriële Revolutie, de industrialisatie van de andere Europese landen [na Groot-Brittannië] en van de Verenigde Staten, de vergroting van de binnenlandse markten en de creatie van markten en investeringsmogelijkheden in niet-kapitalistische gebieden - dit alles bracht na het begin van de Industriële Revolutie een honderdjarige bloei op gang. Deze bloeiperiode die zoveel heeft opgeleverd, eindigde echter in een lange en soms acute wereldwijde depressie.
In 1889 beschreef David A. Wells, een oud-voorzitter van de American Social Science Association, deze jaren van verandering als volgt: "De uiterst merkwaardige en in veel opzichten ongekende verstoring en slapte in handel en industrie, die voor het eerst in 1873 duidelijk merkbaar werden en met wisselende intensiteit tot vandaag (1889) overheersend zijn gebleven, vormen een economisch en sociaal fenomeen dat zich overal voordoet. De opmerkelijkste bijzonderheid ervan is zijn algemeenheid; het treft landen die in een oorlog betrokken waren, alsook landen die de vrede hebben bewaard; landen met een stabiele munt, gebaseerd op goud, en landen met een niet- stabiele munt, gebaseerd op beloften die niet werden nagekomen; landen met een systeem van vrije goederenruil en landen met een ruilverkeer dat min of meer beperkt is. Het is ernstig geweest in oude samenlevingen zoals Engeland en Duitsland, maar ook in Australië, Zuid-Afrika en Californië, die de nieuwe vertegenwoordigen."
Het belangrijkste aspect van deze grote depressie is dat die het gevolg was van de overaccumulatie van kapitaal midden in een nieuwe golf van technologie - een tweede Industriële Revolutie gekenmerkt door massaproductie van staal, elektriciteit en synthetische chemische stoffen. Het was ook een periode waarin jongere industriële machten zich voldoende ontwikkeld hadden om de hegemonie van Groot-Brittannië in handel, financiën en militaire slagkracht uit te dagen. Ook zij hadden markten nodig die de output van de nieuwe massaproductiebedrijven konden opnemen. De verhevigde concurrentie in een tijd van overproductie en beperkte markten leidde tot scherp dalende prijzen, faillissementen en de opkomst van grote bedrijfsorganisaties, kartels en trusts. Uit deze grote depressie kwam het tijdperk van het monopoliekapitaal en het nieuwe imperialisme voort - de eerdergenoemde ommekeer.
Het nieuwe imperialisme onderscheidde zich op twee punten. Ten eerste de deelname van alle industriële machten, inclusief de VS en Japan. Ten tweede de stormloop op koloniën en het conflict over de verdeling van de periferie onder elkaar. De snelheid waarmee gebied veroverd werd, was tussen eind jaren 1870 en 1914 drie keer zo hoog als in de eerste driekwart van de 19de eeuw. In 1914 besloegen de koloniale machten, hun koloniën en hun vroegere koloniën 85 procent van het aardoppervlak.
De "oneindige bloei" van de eerste honderd jaar na de Industriële Revolutie leidde tot de ontwikkeling van een internationaal systeem onder leiding van Groot-Brittannië, de uitbreiding van de door de Bank of England beheerde gouden standaard en de opkomst van in Londen vastgestelde internationale prijzen voor grondstoffen. Maar de uitbreiding van de industriële economie in de machtigste landen en de drang tot expansie, aangedreven door de niet-aflatende accumulatie van kapitaal, leidde niet alleen tot een groeiende rivaliteit om koloniaal gebied, maar ook tot concurrentie om markten tussen de grootmachten onderling, de groei van protectionisme en een uitgebreider gebruik van leningen en investeringen ter ondersteuning van de binnenlandse economische groei en winsten. En daarmee werd de heerschappij van het British Empire op financieel, economisch en handelsgebied uitgedaagd, ontstond een wapenwedloop en brak tenslotte de Eerste Wereldoorlog uit.
De periode tussen de Napoleontische oorlogen en de Eerste Wereldoorlog [tussen 1815 en 1914] wordt meestal beschreven als een lang tijdperk van vrede. Maar dat was het niet. Er waren plaatselijke oorlogen in Europa (de Frans-Duitse oorlog, de Krimoorlog), de burgeroorlog in de VS en de wrede veroveringsoorlogen in Afrika en elders in de periferie.
Binnen Europa, het centrum van het internationaal systeem, functioneerde het machtsevenwicht decennialang goed - tot de nieuwe fase van het kapitalisme aanbrak. De veranderingen die begonnen met de grote depressie van 1873-1896 vormden de inleiding tot de geschiedenis van de 20ste eeuw: een periode met twee wereldoorlogen, de Grote Depressie, een kort intermezzo van Amerikaanse hegemonie en bloei, gevolgd door de lange periode van stagnatie waarin we nu zitten.
Ook al leven we nog altijd in een wereld die gedomineerd wordt door de grote ondernemingen, steeds meer macht wordt uitgeoefend door financiële instellingen en geldmarkten. De nieuwe fase van globalisering heeft de oorzaken van rivaliteit tussen de grootmachten niet verminderd, maar wel nieuwe kenmerken toegevoegd. De spanningen als gevolg van overcapaciteit blijven de concurrentie om markten aanwakkeren. En ondanks de fabelachtige nieuwe elektronische technologie zijn de investeringen in deze en aanverwante sectoren niet voldoende geweest om de stagnatie van de laatste kwart eeuw om te buigen.
Samengevat laat een blik in vogelvlucht op de 19de eeuw zien dat het heden verre van uniek is. Ondanks al zijn nieuwe kenmerken hoort het tot een allang geleden ingezette fase van het kapitalisme. In deze presentatie is veel niet aan bod gekomen, met name de socialistische revoluties, de dekolonisatie en het groot aantal oorlogen sinds het einde van de laatste wereldoorlog. Maar deze omissies ontkrachten het hoofdthema niet. Ze zouden juist nog krachtiger de gewelddadige, destructieve aard van de monopolistische en imperialistische fase van het kapitalisme aantonen. Wat van belang is voor deze (panel)discussie, is dat de langdurige achteruitgang sinds 1970, de twee wereldoorlogen, de Grote Depressie, het imperialisme, de groeiende afhankelijkheid van alle industriële machten van begrotingstekorten en het hedendaagse terugdraaien van de klok, allemaal onderdeel zijn van een grote schets die gedomineerd wordt door de grenzen die eigen zijn aan het kapitalisme.
De verzorgingsstaat kwam tegemoet aan bepaalde behoeften in vervolg op de Tweede Wereldoorlog: het voorbeeld van volledige werkgelegenheid in het Sovjetblok en de wens om steun vanuit de bevolking te krijgen voor de imperialistische avonturen. Maar dat was enkel uitvoerbaar zolang als de ongewone golf van voorspoed in de eerste decennia na de oorlog voortduurde. In een tijd van algemene economische vertraging hebben dezelfde vertrouwde krachten van overaccumulatie en rivaliteit tussen de grootmachten zich nu al vele jaren opnieuw doen gelden. De groei van een mondiale financiële superstructuur heeft een tijdje geholpen om de winsten en de economische levensvatbaarheid in stand te houden. De kwetsbaarheid van het financieel systeem is echter steeds vaker zichtbaar geworden. Zoals al opgemerkt, hebben de nieuwe telecommunicatiesectoren en de nieuwe informatiesnelweg tot nu toe hoogstens geholpen om de daling in de investeringen elders gedeeltelijk te compenseren.
En waar zoeken zowel de grootmachten als de periferie naar een uitweg? Export en investeringsmogelijkheden in Oost-Europa en China. Maar als iedereen in een wereld van krimpende ontsnappingsroutes naar dezelfde uitgang zoekt, dan zitten botsingen en toenemende rivaliteit er onvermijdelijk aan te komen. Waarom deze lange preek van hel en verdoemenis? Omdat die - ook al is ze geen fabel - volgens mij leidt tot een moraal. En die les is dat we de illusies en mythes zouden moeten opgeven dat er een manier is om het kapitalisme zo te hervormen dat het weer op volle toeren gaat draaien, om de trends van de afgelopen honderd jaar om te buigen. Enkele van onze strijdmakkers hebben het over een strijd voor een betere accumulatiestructuur. Maar het is juist die accumulatie waar de schoen wringt.
De hervormingen waarover progressieve en linkse mensen praten, zijn manieren om de productiviteit te verhogen en de monetaire systemen op orde te brengen - alles is erop gericht om op een spoor van snelle groei te komen, terwijl dat snelle groeipad juist het probleem vormt. Zo veel van deze mensen lijken zich niet los te kunnen maken van de sleutelelementen van de burgerlijke ideologie. Laat het helder zijn: ik heb het niet over de strijd voor de bescherming van mensen, over acties om van de rijken te nemen om de armen te beschermen. Die strijd vormt natuurlijk een hoofdprioriteit.
Maar laten we onszelf niets wijsmaken over valse wondermiddelen. We moeten onze energie niet alleen gebruiken voor de lopende strijd, maar ook om duidelijk te maken hoe het kapitalisme echt werkt en dat er een alternatief is. Het niveau van onkunde over economische en sociale kwesties is ongelooflijk. Daarom moeten degenen die beter geïnformeerd zijn, hun verantwoordelijkheid nemen en van zich laten horen - in discussiegroepen in de buurt, in religieuze en gemeenschapscentra; brochures, pamfletten en boeken verspreiden; zich onder de mensen begeven en in het groot of in het klein onderwijzer en propagandist worden.
(*) Lezing gegeven tijdens de Socialist Scholars Conference (conferentie van socialistische wetenschappers) van 1995 in New York.
Bron: Monthly Review oktober 2017, pag. 44-50.
https://monthlyreview.org/2017/10/01/the-clock-slows-down
Vertaling: Louis Wilms.