KLASSIEK EN ACTUEEL

"(...) Voor de omzetting van geld in kapitaal moet de geldbezitter op de warenmarkt dus de vrije arbeider aantreffen; vrij in de dubbele betekenis dat hij als vrij man beschikt over zijn arbeidskracht als zijn waar en dat hij, anderzijds, geen andere waren te koop heeft, geheel en al vrij is van alle zaken, die voor de verwezenlijking van zijn arbeidskracht noodzakelijk zijn. De geldbezitter interesseert zich niet voor de vraag, waarom deze vrije arbeider in de circulatiesfeer tegenover hem komt te staan; hij beschouwt de arbeidsmarkt slechts als een bijzondere afdeling van de warenmarkt. En voorlopig interesseert die vraag ons evenmin. Wij houden ons theoretisch aan dit feit, zoals de geldbezitter dat praktisch doet. Eén ding is echter duidelijk. Het volgt niet uit de natuur dat aan de ene kant geld- en warenbezitters staan en aan de andere kant zij, die niets anders bezitten dan hun eigen arbeidskracht. Deze verhouding berust niet op een uit de natuur voortvloeiende basis, evenmin als op een maatschappelijke basis, die aan alle historische perioden gemeen zou zijn. Deze verhouding is kennelijk zelf het resultant van een voorafgegane historische ontwikkeling, de uitkomst van vele economische omwentelingen, van de ondergang van een hele reeks oudere vormen van maatschappelijke productie (...)"

Uit: Het Kapitaal, Karl Marx, 1867.