Rinze Visser
Veel wordt er geschreven en gesproken over de boosheid van 'de gewone man en vrouw'. Door hen die zichzelf uiteraard niet tot die categorie rekenen. Tot de categorie, die vooral bestaat uit wat men - toen het nog een mooi woord was - de arbeidersklasse noemde. Opmerkzame lezer, u ziet dat het niet de eerste keer is dat ik over dit onderwerp schrijf. De laatste tijd echter, begint er iets door te klinken over begrip van die boosheid. Maar dan wel een begrip van de denigrerende soort.
Achterblijvers, mensen die te weinig de voordelen van de globalisering geproefd hebben, van dat soort. Maar, er is ook nog wat anders aan de hand: het zich veronachtzaamd voelen, het zich in de steek gelaten weten, het steeds maar weer laag opgeleid genoemd worden. Nu komen we op het punt waar de politiek een rol speelt. Linkse of zich links-noemende partijen waren eerder de partijen waar een belangrijk deel van 'de gewone man en vrouw' zich bij thuis voelde. Die min of meer met hun directe belangen rekening hielden. Belangen die indruisen tegen de belangen van 'de buitengewone man en vrouw', de grote bedrijven (de bazen) die de dienst uitmaken en hun rijke en bemiddelde meelopers. Zie recent: het afschaffen van de dividendbelasting.
Waar houdt wat nog links genoemd wordt zich voornamelijk mee bezig? Al jarenlang? Niets ten nadele van de onderwerpen die belangrijk zijn. Als zij voor het milieu opkomen en er daarvoor zaken moeten verdwijnen, dan altijd waar 'de gewone man en vrouw' schade van ondervindt. Of door het verlies van werk, hetzij door het veel duurder worden van het levensonderhoud. Fabrieken die schadelijk voor het milieu zijn moeten verdwijnen; zo ook slachterijen en de bio-industrie. Geen verstandig mens zal de aantoonbare milieuschade ontkennen, maar het is in het algemeen niet links om het ook over de schadelijke gevolgen voor de niet-veelverdieners te hebben, als niet aan marktwerking paal en perk gesteld wordt. Als er al wel een links genoemde partij hier vraagtekens bij plaatst, dan wordt die 'populistisch' genoemd, wat zeker niet een aanbeveling is. Voorts is antiracisme en antifascisme links, waarbij ook partijen ter rechterzijde zich soms niet onbetuigd laten. Uiteraard belangrijk, maar moét gezien worden in relatie met waar men het niet over heeft. Zo wordt het streven naar meer vrouwen in topfuncties ook als een links thema gezien.
Veel energie wordt door wat voor links doorgaat gestoken in de vrijheid van expressie - en zeker als het om cartoons gaat. In het op de kaart zetten van het koloniaal verleden en slavernij. (Overigens erg laat, maar beter laat dan nooit). Belangrijke onderwerpen! Maar wel onderwerpen die veel mensen een zorg zullen zijn, zolang zij niet als volwaardig worden gezien en in woord en geschrift afgezeken worden. Als dommeriken, als chips-etende en bier-drinkende voor de televisie hangende nitwits. Terwijl velen van hen, vaak naast hun werk, zich nuttig maken als bestuurder van sport- en andere verenigingen, in vakbonden en bij lokale omroepen.
De pensioengerechtigde leeftijd is verhoogd. Langer werken, ook door de categorie mensen waar het hier om gaat. Een professor van zeventig jaar en ouder, dat zijn we gewend. Maar hoe zal het een metselaar van achtenzestig jaar vergaan? En was het ook niet een zich nog steeds links-noemende politieke partij die daar mede verantwoordelijk voor is? Neem de toegenomen onzekerheid op de arbeidsmarkt, die ook nog 'gemoderniseerd' zal gaanworden. Dus nog meer onzekerheid. Wie horen tot de architecten? Ook 'links'...! De toestand waarin we nu beland zijn, heeft een lange voorgeschiedenis.
In de jaren zeventig al waren de PPR, de PSP en groepen in de PvdA, actief in milieugroepen die toen tegen de directe belangen van de arbeidende klasse streden, in elk geval daar helemaal geen rekening mee hielden. Altijd als het om uitbreiding van werkgelegenheid voor 'de gewone man en vrouw' ging, waren ze daar tegen. Over de later opkomende uitbreiding van de dienstensector met zijn megalomane gebouwen, hoorden we hen nauwelijks.
De negentiger jaren van de vorige eeuw. 1994. Onze toen nog nieuwe partij nam in een aantal gemeenten deel aan de verkiezingen. In een daaraan voorafgaande discussie over de strijdpunten - in dit geval volkshuisvesting - stelde schrijver dezes dat, in verband met huisvesting van migranten, uitbreiding van het aantal sociale huurwoningen geëist moest worden. Een van de lijstaanvoerders - ik heb hem later niet meer teruggezien - was het daar niet mee eens, want de autochtone bevolking (arbeiders dus) moeten maar inschikken ten gunste van migranten. Ik vermoed dat deze persoon zich toen heel erg links voelde. Het genoemde onderwerp is steeds weer actueel.
Wie niet (meer) voor de directe en toekomstige belangen van 'de gewone man en vrouw' opkomt, die moet niet raar opkijken als de sympathie meer en meer in de richting gaat van hen die voortdurend op een smalende wijze over links praten, de 'linkse kerk'. Deze mensen zijn de weg kwijt. Niet omdat die weg er niet meer is, maar omdat die weg voor hen onbegaanbaar is gemaakt. Wat het voor consequent links heel moeilijk maakt. Wat ook het draagvlak tegen racisme en fascisme en voor het milieu aantast.