David Matthews
Ook al bestaat er geen uniforme marxistische staatstheorie, toch zullen alle marxisten het erover eens zijn dat het fundamentele doel van de kapitalistische staat - hoe die er verder ook uitziet - het behoud van de maatschappelijke uitbuitingsverhoudingen is. Alle staatsinstellingen functioneren zo dat ze de langetermijnbelangen van het kapitaal niet ondermijnen of bedreigen. De kapitalistische welzijnsvoorzieningen zijn daarop geen uitzondering: zelfs in zijn krachtigste vorm heeft de verzorgingsstaat de basisvoorwaarden voor de kapitaalaccumulatie nooit aangetast.
We moeten echter oppassen niet te vervallen in economisch determinisme [en alle ontwikkelingen uitsluitend aan economische factoren toeschrijven]. In elke kapitalistische samenleving is de sociale politiek zo complex, dat die altijd een platform is voor de klassenstrijd. De verzorgingsstaat moeten we dan ook niet enkel zien als een instrument ter ondersteuning en versoepeling van de economische groei, maar juist ook als een veranderlijk mechanisme waarvan kracht en vorm worden bepaald door de machtsverhoudingen tussen de klassen.
In alle ontwikkelde kapitalistische landen heeft de arbeidersklasse actief gevochten voor welzijn. Er zijn voorbeelden te over van collectieve acties voor de uitbreiding en de verdediging van welzijnsvoorzieningen, hetzij via directe strijd of via vakbonden en politieke partijen. Marxistische wetenschappers hebben terecht de voordelen van deze voorzieningen voor het kapitalisme aangetoond, maar ook moet erkend worden dat veel van de overheidsvoorzieningen op welzijnsgebied het resultaat zijn van zwaar bevochten overwinningen van de arbeiders. [...]
[Na de omvangrijke paragrafen 'Marx over fabriekswetgeving', 'Lenin over sociale verzekering' en 'Klasse en welzijn in Groot-Brittannië 1890-1945' sluit de auteur zijn artikel af met de volgende conclusies:]
Het voornaamste doel van de kapitalistische staat is zonder twijfel het veiligstellen van het privaatbezit en het verbeteren van de voorwaarden voor economische groei, en daarbij is de verzorgingsstaat een essentieel instrument. De bestaande verzorgingsstaten zijn zeker geen eilanden van socialisme in een zee van kapitalisme. Ook heeft nog geen enkele verzorgingsstaat het voortbestaan van het kapitalisme betwist of zelfs maar de grove ongelijkheden in rijkdom waarop het is gebaseerd, ter discussie gesteld. Het enige dat wel is gebeurd, is een herverdeling binnen de arbeidersklasse in plaats van tussen de sociale klassen. Verzorgingsstaten hebben op hun best economische onzekerheid verzacht, maar die zeker niet weggenomen. En verder hebben de arbeiders zelf zelden de werking van de verzorgingsstaat gecontroleerd, hoe belangrijk ze ook bij de totstandkoming ervan zijn geweest, de organisatie van de verzorgingsstaat neigt overigens naar hiërarchie en bureaucratie.
Toch moet onder het kapitalisme de staat niet gezien worden als een homogeen instrument van het kapitaal, dat in combinatie met de welzijnsvoorzieningen 'de ijzeren vuist in de fluwelen handschoen' vormt. Gelet op de werkelijke voordelen die welzijn de arbeiders heeft gebracht, moeten we niet verhullen dat de arbeidersklasse een belangrijke rol gespeeld heeft bij de totstandkoming ervan en, in tijden van afbraak, bij de verdediging ervan. Ook al blijven in veel ontwikkelde kapitalistische landen de barrières voor sociale mobiliteit erg hoog, toch hebben een algemeen systeem van leerplicht en de uitbreiding van hoger onderwijs zonder twijfel de kansen voor de arbeidersklasse vergroot.
De bestaande sociale zekerheid voor gezinnen, ook al is die vaak karig, verbetert in belangrijke mate hun huishoudbudget, vooral in een periode van stagnerende lonen. Ook vermindert die in beperkte mate het gevaar van armoede, met name voor degenen die als gevolg van ziekte of invaliditeit niet kunnen werken. Daarnaast zorgt een publiek gezondheidszorgsysteem ervoor dat de kosten van een slechte gezondheid collectief door de maatschappij worden opgebracht. Een analyse vanuit de klassenstrijd verzet zich dan ook hevig tegen het idee dat de verzorgingsstaat enkel de belangen van het kapitaal dient. De verzorgingsstaat is juist in de dialectische relatie tussen kapitaal en arbeid onder invloed van de klassenstrijd tot stand gekomen. Het is dus allerminst zo dat de voordelen die de arbeidersklasse door de verzorgingsstaat verkregen heeft, beschouwd kunnen worden als een gelukkig neveneffect van de pogingen van het kapitalisme om zijn eigen dominantie te versterken en te beschermen.
De invloed van de arbeidersklasse op de verzorgingsstaat hield na de Tweede Wereldoorlog een generatie lang stand. Gesteund door vakbonden en socialisten hebben de arbeiders [in Groot-Brittannië] gezorgd voor de totstandkoming van de Abortion Act van 1967 die abortus legaliseerde en daarmee vrouwen uit de arbeidersklasse en daarbuiten meer controle over hun leven gaf. Verder stopten in 1972 duizenden huurders van sociale huurwoningen met betalen uit protest tegen pogingen van de nationale overheid om de huursubsidie voor gemeentelijke huurwoningen te verlagen. Omdat dit gebeurde in een breder klimaat van vakbondsacties die deze periode kenmerkten, droeg dit protest bij aan de val van de toenmalige conservatieve regering en de intrekking van het wetsvoorstel om de subsidies te verlagen. En tussen 1987 en 1991 demonstreerden miljoenen mensen tegen het voorstel om een degressieve lokale belasting in te voeren [waarbij het tarief lager wordt naarmate de grondslag stijgt en] die zou leiden tot het snijden in de welzijnsvoorzieningen. Deze opstand liep uit op de Poll Tax-rellen van 1990, die bijdroegen aan de uiteindelijke verwerping van het voorstel.
Maar vergeleken met het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw is gedurende het grootste deel van de naoorlogse periode in Groot-Brittannië de invloed van de arbeidersklasse verminderd en is van een kwaliteitsverbetering van de verzorgingsstaat nauwelijks nog sprake. De neoliberale aanval van de afgelopen decennia kan bij sommigen zelfs de vraag oproepen of de arbeidersklasse nog wel enige actieve relatie heeft met de verzorgingsstaat. Dat heeft natuurlijk veel te maken met de onderdrukking van de georganiseerde arbeid. Antivakbondswetgeving en een gefragmenteerde precaire arbeidsmarkt die vakbondsacties extra moeilijk maakt, hebben de rol van de arbeidersklasse als instrument van sociale verandering ernstig verzwakt, zowel in Groot-Brittannië als daarbuiten. Toch kunnen we zeggen dat de gebeurtenissen van de afgelopen jaren de gemeenschappelijke band tussen arbeiders en verzorgingsstaat opnieuw heeft geactiveerd. De huidige periode van bezuinigingen is zonder twijfel een voorbeeld van de voortdurende invloed van het klassenconflict op welzijn, en wel in de vorm van de openlijke poging om de staat te hervormen in het belang van het kapitaal, nu de arbeidersklasse verzwakt is. Deze uitdaging wordt echter beantwoord met een groeiend verzet van onderop.
Onder de hegemonie van het kapitalisme hebben het kapitaal en de andere dominante groepen binnen regeringen consequent de regels toegepast die lagere begrotingstekorten, minimale overheidsschuld en belastingoverschotten voorschrijven. Ondanks de voordelen die welzijn op de lange termijn voor het kapitaal oplevert, wordt de hoogte van de bestaande welzijnsuitgaven voorgesteld als een obstakel voor economische groei. De drastische verlaging van de welzijnsbudgetten heeft in veel ontwikkelde kapitalistische landen de gewone burgers geprikkeld om met een golf van collectieve actie te reageren. In het afgelopen decennium hebben met name in West-Europa gepensioneerden, gehandicapten, studenten, kinderen, alleenstaande ouders, bewoners van sociale huurwoningen en de vele andere mensen die afhankelijk zijn van de publieke gezondheidszorg en het openbare onderwijs, zich verzameld in manifestaties van collectieve eenheid tegen de doelbewuste aanvallen op de welzijnsvoorzieningen.
Samenkomend in massabewegingen - zoals Podemos in Spanje, Syriza in Griekenland, The People's Assembly in Groot-Brittannië, Solidarity in Ierland en, in Noord-Amerika, Occupy Wall Street - hebben de arbeidersbeweging en de ongeorganiseerde arbeidersklasse in solidariteit hun krachten gebundeld, waarbij gematigde en radicale stromingen hand in hand gingen. Vaak vreedzaam, maar soms ook uitbarstend in geweld, zijn tienduizenden de straat op gegaan om te protesteren en heeft de antibezuinigingsbeweging een mondiaal ontwaken van klassenbewustzijn laten zien, zoals dat decennialang niet is voorgekomen.
De miljoenen ontvangers van sociale bijstand, die openlijk protesteerden, hebben steun gekregen van welzijnswerkers. Algemene stakingen waarin die een centrale rol speelden, hebben in het afgelopen decennium Griekenland in de greep gehouden en kwamen veelvuldig voor in Spanje, Italië en Portugal. De poging om welzijnsvoorzieningen te ontmantelen heeft in Groot-Brittannië de aanzet gegeven tot enkele van de krachtigste uitingen van vakbondsactiviteit sinds 30 jaar. Onder andere leraren, medisch personeel en maatschappelijk werkers hebben zich samen met de rest van het personeel in de publieke sector verenigd in verzet tegen begrotingskortingen en tijdens verschillende periodes van arbeidsonrust hebben minstens een miljoen arbeiders het werk neergelegd. Ook in de Verenigde Staten, waar het openbaar onderwijs zwaar onder druk staat, is van Sacramento tot Chicago onderwijspersoneel nauw betrokken geweest bij het organiseren van verzet, in de vorm van stakingen of, waar lerarenstakingen illegaal zijn, door zich collectief ziek te melden.
Hoewel de verzorgingsstaat onder het kapitalisme gebruikt wordt om de dominantie van het kapitaal te consolideren en te verstevigen - zoals de marxistische analyses overtuigend hebben laten zien - zit de tegenstrijdigheid van de welzijnsvoorzieningen in het feit dat diezelfde verzorgingsstaat daarnaast ook dient als instrument voor sociale hervormingen, dat de arbeidersklasse metterdaad omarmt en verdedigt. De geschiedenis vanaf het einde van de 19de eeuw tot de huidige periode van bezuinigingen laat zien dat voor de arbeiders de verzorgingsstaat niet alleen maar een mechanisme is dat de kapitaalaccumulatie verhoogt of de onderdrukking van de arbeidersklasse versterkt. Vanaf het begin was het een vitaal onderdeel van de klassenstrijd, en dat is het nog steeds.
Het verzet tegen het kapitaal is een strijd op vele fronten, ook het gevecht voor welzijn is nauw verbonden met deze strijd tegen het imperialisme. De eerste welzijnsoverwinningen van de Britse arbeidersklasse zijn dan wel voor een deel gefinancierd met het surplus dat onttrokken is aan de koloniale markten, toch is de nieuwe imperialistische periode van het financieel kapitaal een bedreiging gebleken voor het voortbestaan van de welzijnsvoorzieningen in de ontwikkelde kapitalistische landen. Tegelijk met de superuitbuiting van een groeiend mondiaal arbeidersreserveleger in het mondiale Zuiden heeft de arbeidersklasse in de ontwikkelde economieën momenteel te maken met chronische werkloosheid, teruglopende loonstijgingen en verminderde welzijnsvoorzieningen. Beweerd wordt dat de ontwikkelde kapitalistische landen wel gedwongen zijn om hun kapitaalbarrières op te heffen als ze willen concurreren met de ontwikkelingslanden. De mondiale arbeidersklasse moet, nu meer dan ooit, onderling solidair zijn en zich verenigen in haar strijd tegen uitbuiting, een strijd die onlosmakelijk verbonden is met het gevecht voor welzijn.
Bron: Monthly Review, februari 2018, pag. 33-45
https://monthlyreview.org/2018/02/01/the-working-class-struggle-for-welfare-in-britain/
Vertaling: Louis Wilms.