KLASSIEK EN ACTUEEL

"(...) De drijfveer en het overheersende doel van het kapitalistische productieproces is vóór alles een zo groot mogelijke zelf-expansie van het kapitaal, dat wil zeggen een zo groot mogelijke productie van meerwaarde, dus een zo groot mogelijke uitbuiting van de arbeidskracht door de kapitalist. Met het aantal gelijktijdig aan het werk gezette arbeiders neemt hun verzet toe en daardoor noodzakelijkerwijs ook de druk van het kapitaal om dit verzet te breken. De leiding van de kapitalist is niet alleen maar een uit de aard van het maatschappelijk arbeidsproces voortvloeiende en een bij dit proces behorende bijzondere functie, maar zij is tevens de functie van uitbuiting van een maatschappelijk arbeidsproces; zij wordt derhalve bepaald door het onvermijdelijke antagonisme tussen de uitbuiter en de grondstof zijner uitbuiting. Op dezelfde manier neemt mét de omvang van de productiemiddelen - die voor de loonarbeider het eigendom zijn van anderen - de noodzaak toe van controle op hun doelmatig gebruik. De coöperatie van de loonarbeiders is verder een zuiver uitvloeisel van het kapitaal, dat hen gelijktijdig aan het werk zet. De samenhang van hun functies en hun eenheid als een productief geheel liggen buiten hen om in het kapitaal, dat hen samenbrengt en bijeenhoudt. De samenhang van hun arbeid manifesteert zich voor hen ideëel als plan en praktisch als gezag van de kapitalist, als de macht van een vreemde wil die hun daden ondergeschikt maakt aan zijn doel.

(...)"

Uit: Het Kapitaal, Karl Marx, 1867.