Aris
Op 5 mei 1818, dit jaar dus 200 jaar geleden, werd in Trier Karl Marx geboren. Er is geen twijfel over mogelijk dat Marx, samen met zijn vriend Friedrich Engels, een belangrijke bijdrage leverde aan de filosofie, de economie, de wetenschappen in het algemeen en aan de strategie van de revolutionaire arbeidersbeweging. Samen ontwikkelden ze de dialectisch materialistische filosofie en onthulden ze de wetmatigheden van de ontwikkeling van de maatschappij. Ze gaven inzicht in de interne tegenstellingen die het kapitalisme kenmerken en boden het perspectief van een andere maatschappij zonder uitbuiting van de ene mens door de andere, het communisme.
"De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen," zo luidt een van de bekendste citaten van Marx. In dit citaat weerklinkt de essentie van het marxisme, namelijk dat het een revolutionaire theorie is. Marx en Engels waren geen dromers die op een zolderkamer blauwdrukken schreven voor een perfecte wereld, zoals de utopistische socialisten hadden gedaan. Marx en Engels ontwikelden daarentegen een wetenschappenlijke methode om te begrijpen hoe de werkelijkheid zich daadwerkelijk ontwikkelt, waarmee ze de handvatten bieden om de wereld echt te kunnen veranderen. Het marxisme is dan ook geen dogmatische leer, het is een levende theorie. Het is een methode die steeds weer studie vereist van de werkelijke ontwikkelingen om de theorie te verrijken.
Wat het marxisme tot een revolutionaire theorie maakt, is dat het een theorie is die uitdrukking geeft aan de zorgen, de problemen, de belangen en de hoop van de arbeidersklasse, van alle mensen die in het huidige systeem uitgebuit worden en objectief belang hebben bij de omverwerping ervan. Zoals de jongeren die door hun opleiding heen gejaagd worden om op de arbeidersmarkt te bedelen om flexcontracten. Zoals de werknemers die steeds hogere werkdruk ervaren en waarvoor burn-outs bijna 'normaal' zijn geworden. Zoals ook de gepensioneerden, die als geen ander ervaren dat zorg vandaag de dag geen recht is, maar een melkkoe voor de zorgverzekeraars en de farmaceutische industrie, die miljarden winst maken.
Gezien deze toestand is het niet vreemd dat Marx gestaag populairder aan het worden is, vooral sinds het uitbreken van de kapitalistische economische crisis in 2008. De NCPN en de CJB zijn dan ook zeker niet de enige organisaties die dit jaar stil hebben gestaan bij de 200ste verjaardag van Karl Marx. Allerlei politieke partijen die zich als links identificeren, maar ook wetenschappers, journalisten en andere intellectuelen hebben dit jaar over Marx gepubliceerd. Als we naar die publicaties kijken zien we dat vriend en vijand de enorme invloed van het werk van Marx erkennen. Burgerlijke intellectuelen stellen echter dat de theorie gedateerd en niet meer relevant is. Maar er zijn ook allerlei partijen en intellectuelen die zichzelf links of zelfs marxistisch noemen, die de relevantie van Marx erkennen, maar tegelijkertijd proberen het marxisme op alle mogelijke manieren te verdraaien, zoals de opportunisten altijd hebben gedaan.
Wij zullen vandaag ingaan op de relevantie van het werk van Marx in 2018. Dit doen we in tegenspraak met de veelgehoorde weerleggingen en verdraaiingen van het marxisme. Daarbij willen we allereerst specifiek ingaan op twee argumenten die vaak worden aangedragen om het marxisme te 'weerleggen'. De eerste is dat de arbeidersklasse niet meer zou bestaan. De tweede is dat het bestaan van verzorgingsstaten een weerlegging zou zijn van het marxisme. Vervolgens zullen we kijken naar enkele interpretaties van Marx die zich voordoen als links en progressief of zelfs marxistisch, maar in werkelijkheid de essentie van het marxisme verdraaien.
Een van de veelgehoorde zogenaamde 'weerleggingen' van het marxisme, is dus dat de arbeidersklasse nauwelijks meer zou bestaan in Nederland. De burgerij probeert hier opzettelijk verwarring te scheppen. Ze hanteren andere en onwetenschappenlijke criteria om te bepalen wie tot de arbeidersklasse of het proletariaat behoren. Het is vanzelfsprekend dat de arbeidersklasse vandaag er niet hetzelfde uitziet als in 1920 of 1850, al is het alleen maar door de ontwikkeling van de technologie. Maar laten we even kijken hoe Marx en Engels de arbeidersklasse definiëerden.
Het kapitalisme is een productiewijze die gebaseerd is op het private eigendom van de productiemiddelen. Dat wil zeggen dat de grote fabrieken en kantoren, schepen en andere transportmiddelen, machines en computers, alles wat nodig is om te produceren, eigendom zijn van een kleine groep mensen, de kapitalisten, ook wel bourgeoisie of burgerij. Aan de andere kant vinden we, zoals Engels het definieerde: "De klasse van de geheel bezitlozen," - dat wil zeggen de mensen die geen eigendom van productiemiddelen hebben - "die er op aangewezen zijn hun arbeid te verkopen aan de bourgeoisie om daarvoor de voor hun onderhoud noodzakelijke levensmiddelen te verkrijgen. Deze klasse heet de klasse van de proletariërs of het proletariaat."
Het juiste criterium is dus niet de concrete arbeid, dat wil zeggen of een arbeider met een machine of met een computer of met een ander instrument werkt, maar het feit dat je zélf geen productiemiddelen hebt en dus elke maandagmorgen naar je werk moet, omdat er anders geen brood op de plank komt. En in die zin behoort de grote meerderheid van de Nederlandse beroepsbevolking wel degelijk tot de arbeidersklasse.
Daar wordt vaak tegenin gebracht dat Marx niet voorspelde dat de arbeidersklasse het beter zou krijgen, waarbij wordt gerefereerd aan de verzorgingsstaten die in de vorige eeuw bestonden. Dit argument vinden we bijvoorbeeld in een artikel van 'The economist' dat gewijd is aan 200 jaar Marx. Allereerst is het vanzelfsprekend dat Marx geen gedetailleerde voorspellingen kon doen over hoe het een en ander zich zou ontwikkelen decennia na zijn dood. Hij was immers geen orakel. De vraag is eigenlijk of het mogelijk is om het fenomeen van de verzorgingsstaten vanuit marxistische hoek te verklaren.
Wij denken dat dat dat wel degelijk mogelijk is. Het gaat namelijk om de jaren '50 en '60 in de VS en de jaren '60 en '70 in West-Europa. We moeten er rekening mee houden, dat dit de periode is na een hevige kapitalistische economische crisis in de jaren '30 en een grote imperialistische wereldoorlog in de jaren '40. De economische crisis was ontstaan als gevolg van de zogenaamde overaccumulatie van kapitaal, wat wil zeggen dat er zo veel kapitaal is opgestapeld dat er nauwelijks sectoren zijn waar dat kapitaal winstgevend geactiveerd kan worden. In die oorlog werd op nooit eerder vertoonde schaal kapitaal vernietigd. Die kapitaalvernietiging maakte het mogelijk dat er na de oorlog in Europa veel sectoren waren waar het kapitaal winstgevend geïnvesteerd kon worden. De VS kon haar overvloedige kapitaal zo exporteren naar Europa, onder andere in de vorm van de bekende Marshalhulp, en Europa kon dat gebruiken om de economieën weer op te bouwen. Onder die omstandigheden kan het voordelig zijn om bepaalde sectoren die veel kapitaal vergen en in eerste instantie niet het meest winstgevend zijn, zoals de post, de treinen en andere sectoren, over te laten aan de burgerlijke staat.
Daar komt bij dat de Tweede Wereldoorlog een grote impuls had gegeven aan de ontwikkeling van allerlei technologieën, die na de oorlog in de hele economie werden toegepast. De productiekrachten en technologieën in de VS en Europa waren daarbij veel verder ontwikkeld dan in Azië en Afrika. Er was dus een groot gat in de arbeidsproductiviteit, wat zich onder andere uitdrukte in de veel lagere lonen in die landen. Al deze factoren droegen er aan bij dat in de VS, Europa en een paar andere landen, de economische mogelijkheid bestond om bepaalde concessies te doen richting de arbeidersklasse. De politieke noodzakelijkheid van die consessies kwam door de druk vanuit de arbeidersbeweging met de vakbonden en communistische partijen, maar natuurlijk ook het bestaan van het reële socialisme die de werkers een grijpbaar alternatief bood.
Dit is natuurlijk slechts een hele grove schets. De verzorgingsstaat is een zeer complex onderwerp dat veel meer studie vereist. We proberen enkel aan te geven dat het marxisme wel degelijk de theoretische handvatten biedt om ook dit fenomeen te verklaren, en dat het bestaan van de verzorgingsstaten geenszins een weerlegging van het marxisme is; eerder een verrijking.
Waar we ons echter meer druk om moeten maken, is dat de factoren die de verzorgingsstaten destijds mogelijk en noodzakelijk maakten, nu niet langer aanwezig zijn. Het grote verschil in de arbeidsproductiviteit is er niet meer, er is weer sprake van overaccumulatie van kapitaal en het voorbeeld van het reële socialisme in Oost-Europa is verdwenen. De privatiseringen, het uitkleden van het sociale zekerheidsstelsel, het korten op de pensioenen en al die maatregelen die sinds de crisis en ook al daarvoor worden genomen, zijn dan ook geenszins het resultaat van politieke keuzes, van het zogenaamde 'neoliberale beleid', maar het zijn onvermijdelijke resultaten van de ontwikkeling van de kapitalistische economie. We zien immers dat dat beleid even goed gevoerd werd door de liberaal Rutte, de sociaaldemocraat Hollande en de zogenaamd radicaal-linkse Tsipras. De kruimels die nu uitgedeeld worden in aanloop naar de verkiezingen in 2019 en in het kader van het tijdelijke (!) economische herstel, zullen er zeker niet toe leiden dat alles wat de afgelopen jaren is afgepakt automatisch teruggegeven wordt. Alleen de strijd van een sterke arbeidersbeweging met perspectief op het socialisme is in staat echte verworvenheden af te dwingen.
Laten we terugkeren naar Marx. We hebben stilgestaan bij twee veelgehoorde argumenten tegen de relevantie van het marxisme. Maar ook de burgerlijke en opportunistische figuren die de relevantie van Marx vandaag de dag wel erkennen, proberen allerlei manieren te vinden om het marxisme te verdraaien. Een voorbeeld vinden we in een artikel van de Amsterdamse socioloog en politicoloog Oudenampsen in de Groene Amsterdammer, onder de titel: 'Marx zelf was al geen marxist', dat vast met de beste bedoelingen zal zijn geschreven. De hoofdgedachte van het artikel is dat het marxisme vandaag de dag met een 'frisse blik' kan herleven, omdat de ideeën van Marx, zoals de auteur stelt: "eindelijk ontworsteld zijn uit de verstarde greep van de Sovjet-orthodoxie." Laten we eens kijken wat deze zogenaamde 'frisse blik' oplevert.
In dat artikel wordt het volgende gesteld: "Marx relativeerde verschillende malen het wetenschappelijke, universele, wetmatige karakter van zijn analyses, het zou eerder gaan om 'historische schetsen'." De auteur onderbouwt dit argument door passages uit een brief van Marx te citeren uit 1881. In die brief reageert Marx op Russische critici van het werk 'Het kapitaal', die specifiek keken naar het proces van de primitieve accumulatie. Dat proces gaat over hoe de moderne arbeidersklasse is ontstaan. Marx geeft in die brief aan dat hij in het respectievelijke hoofdstuk in 'Het Kapitaal' een specifieke historische schets geeft over hoe dit proces verliep in West-Europa. Hij geeft aan dat je niet dit proces, zoals het in West-Europa verliep, zomaar moet kopiëren wanneer je naar Rusland of andere gebieden kijkt.
In het artikel wordt geimpliceerd dat het marxisme daarom helemaal geen wetmatigheden zou kennen, dat het werk van Marx alleen maar uit historische schetsen zou bestaan. Met andere woorden, hij probeert Marx neer te zetten als een filosoof die slechts op een manier de wereld interpreteerde, in plaats van deze te veranderen. Wat hier dus gebeurt is dat de essentie van het marxisme verdraaid wordt, namelijk het revolutionaire karakter van het marxisme, doordat ontkend wordt dat het marxisme inzichten biedt in de wetmatigheden van de werkelijkheid, inzichten die ons in staat stellen de werkelijkheid te veranderen.
Marx geeft immers in die brief ook aan dat juist de studie van hoe dat proces op verschillende manieren in verschillende gebieden en perioden is verlopen de achterliggende wetmatigheden kan tonen. Maar de auteur van het artikel is ondanks de 'frisse blik' niet in staat die dialectiek te zien.
Een ander aspect dat we terugvinden in de 'frisse blik' is dat gepoogd wordt Marx en Lenin tegenover elkaar te zetten, iets dat allerlei opportunisten en sociaaldemocraten al ruim een eeuw proberen te doen. Dit gaat hand in hand met een poging om Marx te presenteren als een tegenstander van het reële socialisme.
Een voorbeeld van deze manier om het marxisme - bewust of onbewust - te verdraaien vinden we in het tijdschrift van het wetenschappelijk bureau van de SP, Spanning, dat ook een uitgave wijdde aan 200 jaar Karl Marx. Een artikel uit die uitgave gaat specifiek in op het 'Communistisch Manifest', dat dit jaar 170 jaar geleden is uitgegeven. Een van de eerste dingen die de auteur te melden heeft is het volgende: "De titel van het manifest maakt het verleidelijk om het met de verschrikkingen van de Sovjet-Unie in verband te brengen." Dat mag natuurlijk geenszins gebeuren, dus beargumenteert de auteur: "Net zoals alle woorden, veranderen 'communisme' en 'socialisme' in de loop van de geschiedenis van betekenis. Aan de titel van het manifest kun je dus niet ontlenen of Marx en Engels zich nauwer verwant zouden voelen met de 'communist' Vladimir Lenin, of met de 'sociaaldemocraat' Pieter Jelles Troelstra."
Het is ongetwijfeld waar dat de begrippen socialisme en communisme verschillend gedefinieerd worden. Het is ook waar dat je in het algemeen weinig conclusies kunt trekken enkel op basis van een titel. Maar waar het hier om gaat is dat gepoogd wordt om Marx zodanig uit te rekken dat we het niet langer hebben over een revolutionair, maar over iemand die het kapitalisme, met wat pleisters hier en daar, in stand wil houden, als een sociaaldemocraat dus.
Dit wordt beargumenteerd door het voorwoord bij het 'Communistisch Manifest' van Friedrich Engels uit 1890 aan te halen. Daarin legt Engels uit dat in de periode dat het manifest geschreven werd, in de socialistische beweging de boventoon werd gevoerd door de utopistische socialisten en door de stroming die, zoals Engels schrijft, "met behulp van verscheidene wondermiddelen en allerlei lapwerk de maatschappelijke misstanden uit de weg wilde ruimen, zonder het kapitaal en de bedrijfswinsten ook maar een centje pijn te bezorgen." Zo bezien refereerde de term socialisme destijds naar een burgerlijke beweging, terwijl het communisme refereerde naar een arbeidersbeweging. Vandaar dus een 'Communistisch Manifest'.
Maar het is verkeerd deze citaten aan te halen uit het voorwoord van Engels om de indruk te wekken dat Marx en Engels toch niet helemaal communisten waren. Immers, zoals Engels iets eerder in dit voorwoord aangeeft, is het socialisme van eind 19e eeuws Europa "nog bijna alleen maar de theorie die in het Manifest wordt verkondigd." Met andere woorden, de enige reden dat Engels überhaupt de titel toelicht is, dat het socialisme indertijd synoniem was geworden voor de revolutionaire theorie, voor het communisme, niet omdat hij de deur wilde openlaten voor een sociaaldemocratische interpretatie.
Bovendien, in het voorwoord van 1872 gaan Marx en Engels in op de ervaringen uit de Commune van Parijs in 1871, de eerste proletarische revolutie waarbij de arbeidersklasse 70 dagen de macht wist te houden. Ze stellen: "De Commune in het bijzonder heeft het bewijs geleverd dat 'de arbeidersklasse de bestaande staatsmachine niet maar eenvoudig in bezit kan nemen en ze voor haar eigen doeleinden in beweging zetten'." Marx en Engels benadrukten dus dat het niet mogelijk is de burgerlijke staat te gebruiken voor de opbouw van het socialisme; ze benadrukten de onmogelijkheid van het voorstel van de sociaaldemocratie.
Oudenampsen gaat nog een paar stappen verder. Hij probeert Marx neer te zetten als een voorstander van de burgerlijke democratie en hij stelt vervolgens: "Pas onder Lenin is de slogan 'dictatuur van het proletariaat' gelijk komen te staan met een dictatuur in de gebruikelijke, antidemocratische zin van het woord."
We zien dus hoe allerlei citaten van Marx, Engels en Lenin aangehaald worden, zonder daarbij de juiste context te bieden. Zo proberen ze Marx te mobiliseren tegen het marxisme. Ze richten zich daarbij specifiek op jongeren die tegen de problemen van het kapitalisme aanlopen en leiden ze naar paden die niet schadelijk zijn voor het systeem. Daarbij wordt ook het reële socialisme hard aangevallen. Het socialisme kende zwaktes en fouten, die ook geleid hebben tot de contrarevoluties rond 1990, en wij proberen ook van die geschiedenis te leren. Maar met de zogenaamde 'fisse blik' worden alle enorme verworvenheden die de mensen in de socialistische landen kenden bij het grofvuil geplaatst. Het feit dat werkloosheid en armoede vanaf halverwege de jaren '30 verleden tijd waren. De gratis toegang tot goede gezondheidszorg, onderwijs, vakantie, cultuur en sport. De gelijke rechten voor minderheden, de emancipatie van vrouwen en de democratische rechten die zich voor het eerst in de wereldgeschiedenis voordeden. De beslissende bijdrage van de socialistische Sovjet-Unie in de Tweede Wereldoorlog. Dit wordt allemaal afgedaan als een mislukking.
Over elk van de onderwerpen die we hier hebben aangekaart valt natuurlijk nog veel meer te zeggen. Het is onmogelijk om in het kader van deze toespraak een volledig antwoord te geven op die argumenten tegen het marxisme of op de verdraaiingen ervan. We hebben echter geprobeerd aan te tonen dat het marxisme wel degelijk antwoorden kan bieden op de tegenargumenten van de burgerlijke intellectuelen. We hebben geprobeerd te laten zien dat de zogenaamde 'frisse blik' eigenlijk een hele oude blik is. Het is namelijk de blik die geen alternatief ziet voor het kapitalistische systeem. Het is een blik die het marxisme verdraait, die steeds het meest essentiële van het marxisme weigert te zien, namelijk dat het een revolutionaire theorie is.
Wij idealiseren Marx en Engels niet. Ook zijn we niet bang om de theorie steeds weer te toetsen aan de werkelijke ontwikkelingen. Sinds Marx en Engels leefden is de wereld immers veel veranderd. Er zijn belangrijke ontwikkelingen geweest in de technologie en de wetenschap, in de economie, de politiek, de cultuur en in elke sfeer van de maatschappij. Lenin en vele anderen hebben de theorie daarom steeds weer verrijkt op basis van de omstandigheden waarin ze opereerden.
Wat echter niet is veranderd, is dat de grote meerderheid van de mensen niet kan genieten van de welvaart die ze geproduceerd heeft. Aan de ene kant is er een klasse die alle welvaart produceert en die te maken heeft met steeds slechtere werkomstandigheden, werkloosheid en onzekerheid. Aan de andere kant is er een kleine groep die de welvaart ophoopt die de werkende klasse produceert. Onder het kapitalisme geniet een kleine minderheid, die zelf niets toevoegt aan het productieproces, van de welvaart die de meerderheid heeft geproduceerd. Dit is waarom Marx en Engels zo actueel zijn. Zij onthullen de oorzaak van al deze problemen. Zij bieden de inzichten om deze situatie te veranderen. Zij bieden een alternatief.
Wij roepen de mensen en vooral de jongeren op om voor dat alternatief te strijden. De wereld waarin we leven, waar onzekerheid, werkloosheid, armoede en oorlogen aan de orde van de dag zijn, dat kan niet de toekomst zijn. Een werkelijk frisse blik, een blik die daadwerkelijk iets nieuws te bieden heeft, is het perspectief op het socialisme, het communisme, een maatschappij zonder uitbuiting van de ene mens door de andere.
Marx stierf in 1883, 64 jaar na zijn geboorte. Om af te sluiten geven we het woord aan Engels, die aan het graf van Marx sprak:
"Zoals Darwin de wet van de ontwikkeling van de organische natuur heeft ontdekt, zo ontdekte Marx de ontwikkelingswet van de menselijke geschiedenis (...) dat dus de productie van de directe, stoffelijke levensmiddelen, en daarmee de, op verschillende tijdstippen bereikte trap van ontwikkeling van een volk of van een tijdvak de grondslag vormt, waaruit zich de staatsinrichting, de rechtsopvattingen, de kunst en zelfs de godsdienstige voorstellingen van de betreffende mensen hebben ontwikkeld en waaruit zij dus ook moeten worden verklaard, - en niet omgekeerd, zoals tot nu toe is geschied.
Maar dit is niet alles. Marx ontdekte ook de bijzondere bewegingswet van de huidige kapitalistische productiewijze en van de hierdoor voortgebrachte burgerlijke maatschappij. Met het ontdekken van de meerwaarde was hier plotseling licht geschapen, terwijl alle vroegere onderzoekingen, zowel van de burgerlijke economisten als van de socialistische critici, in het duister waren verdwaald. (...)
De wetenschap was voor Marx een zich historisch bewegende, een revolutionaire kracht. Hij kon zuivere vreugde voelen bij een nieuwe ontdekking in een of andere theoretische wetenschap, waarvan de praktische toepassing misschien nog volstrekt niet was te voorzien; een heel andere vreugde ondervond hij, wanneer het ging om een ontdekking die onmiddellijk revolutionair ingreep in de industrie, in de historische ontwikkeling in het algemeen, Zo heeft hij de ontwikkeling van de uitvindingen op het gebied van de elektriciteit (...) nauwkeurig gevolgd.
Want Marx was voor alles revolutionair. Op de een of andere wijze meewerken aan de omverwerping van de kapitalistische maatschappij en de hierdoor geschapen staatsinrichtingen, meewerken aan de bevrijding van het moderne proletariaat, waaraan hij het eerste het bewustzijn van zijn eigen toestand en zijn behoeften had gegeven, dat was zijn werkelijke levensroeping."