Ricardo Antunes
In de afgelopen decennia heeft de verspreiding van informatietechnologie, industriële automatisering en andere innovaties de inspiratie geleverd voor beelden van een toekomstige 'postindustriële dienstensamenleving', waarin het proletariaat, zoals dat in vroegere periodes bestond, in feite verdwenen zou zijn. Zelfs een oppervlakkig onderzoek van de huidige werkelijkheid op de mondiale arbeidsmarkten haalt deze mythe echter onderuit.
De opkomst van een nieuwe klasse van geschoolde werknemers met een vaste baan in hightechsectoren is gebaseerd op een toenemende onzichtbaarheid van werknemers in sectoren en bedrijfstakken die variëren van callcentra en telemarketing tot hotels en schoonmaakbedrijven tot detailhandel, fastfoodketens en zorgverlening. Het grootste deel van deze banen is op de een of andere manier precair, onzeker: seizoensgebonden, parttime, tijdelijk, informeel of freelance, met weinig of niets van de zekerheid en de voordelen van een vaste baan.
Het lijkt erop dat in de toekomst het werk van de mondiale arbeidersmassa's zal bestaan uit flexibele banen zonder vaste werkdagen, zonder duidelijk afgebakende werkplekken, zonder vaste lonen, zonder vooraf bepaalde activiteiten, zonder rechten en zonder de bescherming van en vertegenwoordiging door vakbonden. Ook het systeem van 'doelen' zelf is flexibel: die van morgen zijn altijd weer anders en moeten natuurlijk hoger zijn dan die van gisteren.
De groei van dit nieuwe arbeidsregime - of het nu 'cybertariaat' of 'infoproletariaat' genoemd wordt - roept een paar lastige vragen op: moeten deze dienstverleners beschouwd worden als opkomende middenklasse? Of als onderdeel van een nieuw dienstenproletariaat? Of juist als onderdeel van een geheel nieuwe klasse - die gekenmerkt wordt door een toenemende onzekerheid op sociaal, economisch, cultureel en politiek vlak -, het precariaat?
De dienstverleners in onder andere callcentra, hotels, supermarkten, fastfoodketens en grootwinkelbedrijven zijn in toenemende mate los komen te staan van de vormen van intellectuele arbeid die typerend zijn voor de middenklasse, en zijn steeds meer gaan lijken op wat een nieuw 'dienstenproletariaat' genoemd kan worden. Als we de meer traditionele geledingen van de middenklasse (artsen, advocaten en andere vrije beroepen) definiëren op basis van de manier waarop ze deelnemen in de productie, dan zien we dat de gesalarieerde middenklasse tegenwoordig steeds duidelijker onderhevig is aan een proces van proletarisering.
Vanwege hun typische structurele fluctuaties worden de middenklassen ook wel gedefinieerd aan de hand van hun ideologie, hun culturele en symbolische waarden en hun consumptieve keuzes. Zo onderscheiden de hogere geledingen van de middenklassen zich van de lagere door de waarden die ze uitdragen en waarmee ze zich impliciet aansluiten bij de bezittende klassen. Evenzo neigen de lagere geledingen van de middenklassen ertoe zich op grond van vergelijkbare materiële levensniveaus te identificeren met de arbeidersklassen.
Hierdoor lijkt het vaak alsof het bewustzijn van de middenklassen er een is van een niet-klasse. Soms staan ze dichter bij de bezittende klassen, zoals in het geval van managers op midden en hoger niveau, bestuurders, technici, artsen en advocaten; anderen daarentegen, met name de armere geledingen van de middenklasse, leven en werken onder omstandigheden die goed vergelijkbaar zijn met die van de arbeidersklasse. Met als gevolg dat deze meer geproletariseerde delen van de middenklasse, en dan speciaal de dienstverleners, in toenemende mate direct of indirect betrokken zijn bij de winstvorming van het kapitaal. Deze werknemers in onder andere marketing, verkoop en foodsector merken dat ze in rap tempo een nieuw proletariaat vormen, dat wereldwijd groeit.
Deze observaties kunnen niet opgevat worden als ondersteuning voor argumenten om deze arbeiders in te delen bij de middenklasse of hen juist te identificeren als een 'nieuwe klasse', het zogenoemde precariaat. Het nieuwe dienstenproletariaat werkt meer uren, met een intensiever tempo, een hogere omzetsnelheid en lagere lonen, onder omstandigheden van een groeiende onzekerheid, slechte gezondheid en minimale veiligheidsvoorschriften. Tegenwoordig zijn de leden van dit nieuwe dienstenproletariaat wereldwijd de hoofdrolspelers in veel sociale strijd, demonstraties en stakingen.
Eerdere studies hebben duidelijk aangetoond dat sinds het begin van de huidige structurele crisis van het kapitaal de precarisering van de arbeid flink is versneld. De toegenomen uitbuiting van de arbeid - die inmiddels een superuitbuiting is geworden - heeft een enorme toename veroorzaakt van het informele circuit, van outsourcing en van de onzekerheid onder het internationale arbeidersleger, niet alleen in het mondiale Zuiden, maar inmiddels ook in de ontwikkelde kapitalistische landen van het Noorden. Dit proces heeft niet alleen de bestaande arbeidsstructuren op hun kop gezet, maar ook de sociale structuur van landen en gemeenschappen ontwricht.
Deze en andere ontwikkelingen hebben een debat over de opkomst van dit nieuwe onderdeel van de arbeidersklasse op gang gebracht, aangevoerd door de Britse econoom Guy Standing [in 2011 met zijn boek The Precariat: The New Dangerous Class]. Standing stelt dat het precariaat beschouwd moet worden als een aparte klasse, los van het proletariaat dat tijdens de Industriële Revolutie ontstond en in het Tayloristisch-Fordistisch tijdperk zijn definitieve vorm kreeg. Het precariaat is volgens Standing een nieuwe ongeorganiseerde klasse, die ideologisch divers is en gemakkelijk te paaien door 'populistische' politiek, onder meer die van neofascistische bewegingen. Deze beschrijving legt weliswaar enkele opvallende kenmerken van het nieuwe dienstenproletariaat vast, maar classificeert deze nieuwe geleding van het proletariaat daarentegen als een 'gevaarlijke klasse', die in wezen losstaat van de arbeidersklasse.
Mijn omschrijving gaat juist de andere kant op. In tegenstelling tot de veronderstelling van een 'nieuwe klasse' geloof ik dat in de analyse van de huidige samenstelling van de arbeidersklasse - de 'klasse-die-leeft-van-haar-arbeid' - deze meerdere geledingen zou moeten omvatten, ook al lijken die op het eerste gezicht ongelijksoortig. In feite is de arbeidersklasse altijd al verdeeld geweest door interne onderscheiden van onder andere geslacht, generatie, etniciteit, nationaliteit, migratie en vakbekwaamheden.
Het dienstenproletariaat is volgens mij dus een aparte geleding van de arbeidersklasse, met al haar verscheidenheid, differentiatie en fragmentatie. In de ontwikkelde kapitalistische landen erkennen de meer precaire leden van de samenleving - onder andere jongeren, immigranten en kleurlingen - hun plaats in deze nieuwe geleding van het proletariaat en daarmee dat ze geboren zijn onder een soort slecht voorteken van minder rechten. Daarom moeten ze op alle manieren vechten om deze rechten terug te winnen. Tegelijkertijd weten de meer traditionele sectoren van de arbeidersklasse, die de overblijfselen van de vakbonden en de welvaartsstaat hebben geërfd, dat ze moeten vechten om hun eigen rechten te behouden en om hun arbeidsomstandigheden te beschermen tegen de soort achteruitgang die onder precaire arbeiders gewoon is. Het lot van deze twee polen van de 'klasse-die-leeft-van-haar-arbeid' vormt een onlosmakelijk geheel.
Ook al doet de logica van het kapitaal zich op veel manieren gelden, ze behoudt altijd haar fundamentele eenheid. Daarom moeten de twee belangrijke polen van de wereld van de arbeid een elkaar onderling steunende en natuurlijke verbinding met elkaar aangaan, want anders lijden ze een nog grotere nederlaag.
Zoals Marx in 'Het kapitaal' heeft laten zien, begon de precarisering tegelijk met de creatie van de loonarbeid onder het kapitalisme. Omdat de arbeidersklasse haar arbeidskracht verkoopt en slechts betaald krijgt voor een deel van haar productieve waarde, neigt het resulterende surplus dat het kapitaal zich toe-eigent, ertoe om te groeien. Dat gebeurt met behulp van verschillende mechanismen die eigen zijn aan het kapitalisme, waaronder de intensivering van de arbeid, de uitbreiding van de arbeidsdag en de beperking van de rechten van de arbeiders. De precariteit van het proletariaat is dus het resultaat van de klassenstrijd, die op haar beurt uitgebreid of beperkt kan zijn, afhankelijk van de relatieve kracht van de kapitalistische uitbuiting enerzijds en het vermogen van de arbeidersklasse tot strijd en verzet daartegen anderzijds.
Zoals Marx en Engels hebben aangetoond, veranderen de vormen waarin de arbeid wordt uitgebuit, voortdurend. Daarbovenop komt de uitbreiding van de relatieve overbevolking, die het kapitaal in staat stelt om de overtollige arbeid (de werklozen) te gebruiken om de uitbuitingsniveaus, en daarmee de precariteit van de arbeidersklasse, te intensiveren en te verhogen. In het kapitalisme van tegenwoordig heeft de relatieve overbevolking, die Marx in 'Het kapitaal' omschrijft als variabel, verborgen of stagnerend, nieuwe dimensies gekregen. En wel via de enorme uitbreiding en circulatie op mondiale schaal van de arbeidskracht van immigranten, waardoor het aantal mechanismen tot uitbuiting, intensivering en precariteit van de arbeid toeneemt.
Dit alles zorgt voor een verdere versplintering van de arbeidersklasse zelf, die toch al verdeeld is op basis van bedrijfstakken, sectoren en de internationale arbeidsdeling tussen met name het mondiale Noorden en Zuiden. De interne verdelingen die Engels onderscheidde in het Britse proletariaat van het midden van de 19de eeuw, worden verder uitgebreid als we ook oog krijgen voor de verschillen in uitbuitingsgraad tussen de rijke westerse landen en de arme rest van de wereld.
De uiteindelijke uitkomst van dit proces hangt af van het vermogen van de arbeidersklasse om weerstand te bieden, zich te organiseren en terug te vechten. Als de twee polen van de arbeidersklasse in staat zijn onderling banden van solidariteit te smeden en een gemeenschappelijk klassenbewustzijn te ontwikkelen, en als ze verenigd zijn in hun dagelijkse strijd, dan zullen ze een sterkere en beter georganiseerde oppositie kunnen vormen tegen de logica van het kapitaal. In dit opzicht staat de rol van het nieuwe dienstenproletariaat symbool. Zijn integratie in een vergrote arbeidersklasse - waarvan het het snelst groeiend onderdeel vormt - en zijn deelname in de arbeidsstrijd zullen in de 21ste eeuw doorslaggevend zijn voor het lot van de arbeidersklasse als geheel.
Bron: Monthly Review april 2018 pag. 23-29;
https://monthlyreview.org/2018/04/01/the-new-service-proletariat/
Vertaling en bewerking: Louis Wilms.