John Pilger
Deel 3
Zie ook deel 2
Zie ook deel 3
Manifest plaatst dit artikel van 26 februari 2015, omdat het nog steeds erg actueel is en er een helder overzicht in wordt geboden van het Amerikaanse beleid van interventies, leugencampagnes, fakenieuws en eerdere vormen van een 'America first'-politiek. We beschikten er niet eerder over. De stap van Obama naar Trump blijkt minder groot dan ogenschijnlijk lijkt. Hedendaags 'fascisme' en de klassieke vorm ervan verschillen in veel opzichten, maar hebben ook veel overeenkomsten en zijn beide dodelijk en onderdrukkend. De politiek van beide wordt gelegitimeerd door superioriteitswanen. Het Deutsche Reich en the American empire kennen veel verwantschappen. John Pilger is een beroemd en breed erkend Britse jounalist. De tussenkopjes zijn van Manifest.
Het is nu 70 jaar geleden dat Auschwitz werd bevrijd: een dringende herinnering aan dé grote misdaad van het fascisme, waarvan de nazi-versie ons maar al te levendig voor ogen staat. Het fascisme staat op ons netvlies gebrand in de vorm van geschiedenis, van zwarthemden in ganzenpas op korrelig zwart-wit, de misdadigheid druipt er af. Herinneren moeten we ons deze beelden, zeggen de oorlogszuchtige elites van onze liberale samenlevingen! Maar daarbij verliezen we het almaar groter wordende gevaar van een eigentijds fascisme - het fascisme van diezelfde liberale elites - uit het oog.
De rechters van het Nürnberg-tribunaal waren ondubbelzinnig, in 1946: "Een agressieve oorlog beginnen... is niet zomaar een internationale misdaad, het is de internationale misdaad bij uitstek, en verschilt van andere oorlogsmisdaden in het ene opzicht, dat het in zichzelf het verzamelde kwaad van alle andere oorlogsmisdaden bevat."
Hadden de nazi's Europa niet aangevallen, dan was Auschwitz, dan had de Holocaust niet plaatsgevonden. Waren de VS en hun handlangers niet in 2003 de agressieve oorlog tegen Irak begonnen, dan had dat bijna een miljoen mensenlevens gescheeld, dan had de IS ons nu niet in haar barbaarse greep. IS is een uitkomst van het hedendaagse fascisme, een product van de bombardementen, het bloedvergieten en de leugens die onze nieuwsberichten vullen.
Net als in de jaren 1930-1940 drijft het fascisme vandaag de dag op grote en kleine leugens, met de regelmaat van de klok toegediend door alomtegenwoordige, zichzelf herhalende media die in de greep zijn van een selectieve censuur. Neem de rampzalige gebeurtenissen in Libië.
In 2011 tekende de NAVO voor 9.700 afzonderlijke aanvallen op Libië, waarvan ruim een derde gericht was op niet-militaire doelen. Er werd met kernkoppen gewerkt, de steden Misurata en Sirte waren doelwit van systematische vernietigingsbombardementen. Het Rode Kruis heeft massagraven aangewezen en volgens Unicef was het merendeel van de omgekomen kinderen onder de tien jaar oud.
"We kwamen, we zagen, hij stierf". Dat was de reactie van de toenmalige Amerikaanse staatssecretaris Hillary Clinton toen de Libische president Muammar Gaddafi publiekelijk een 'rebellen'-bajonet kreeg toegediend. De moord op Gaddafi en de vernietiging van zijn land werden gerechtvaardigd door een welbekende grote leugen: Gaddafi zou 'genocide' hebben willen plegen op zijn eigen bevolking. President Obama: "We wisten dat... als we een dag langer gewacht hadden, de grote stad Benghazi onderworpen geweest zou zijn aan een slachting die haar weerslag op de hele regio zou hebben gehad en direct tot het geweten van de wereld zou hebben gesproken".
Obama's stelling was niets meer dan een verzinsel van de islamistische militie die op het punt stond te verliezen van de Libische regeringstroepen. Zij had persbureau Reuters laten weten dat zij aan de vooravond stond van een "heus bloedbad op de schaal van wat er in Rwanda was gebeurd". Deze leugen kwam in het nieuws op 14 maart 2011, en vormde de directe aanleiding voor de rampzalige NAVO-ingreep, die de Britse premier David Cameron kenschetste als een 'humanitaire interventie'.
Veel van de in het geheim door de Britse geheime diensten getrainde en van wapens voorziene 'rebellen' zouden later de strijd opnemen voor de IS, wiens laatste video de onthoofding liet zien van 21 Koptische Christenen in Sirte, de stad die de NAVO-bommenwerpers voor hen in puin hadden gelegd.
Voor zover het Obama, Cameron en de Franse president Sarkozy betrof was Gaddafi's misdaad niet het plannen van een genocide, maar zijn pogingen om Libië economisch onafhankelijk te maken en zijn voornemen om Afrika's grootste olievoorraad niet langer om te zetten in Amerikaanse dollars. Oliedollars vormen een van de belangrijkste steunpilaren van het Amerikaanse imperialisme. Gaddafi was een van de voorvechters van een gemeenschappelijke, aan de goudprijs gekoppelde Afrikaanse munt en van een Afrikaanse supranationale bank, en hij was bereid om de aanzienlijke middelen waarover Libië beschikte in dienst te stellen van de economische eenwording van armere Afrikaanse staten. Er was geen sprake van dat Amerika zo iets zou laten gebeuren: vandaar de 'interventie' in Afrika en het omkopen van Afrikaanse regeringen ten behoeve van militaire 'bondgenootschappen'.
Volgens Garikai Chengu confisqueerde Obama, in het kielzog van de onder een resolutie van de Veiligheidsraad afgedekte NAVO-aanval, het vermogen van dertig miljard dollar dat de Libische centrale bank, op aanwijzing van Gaddafi, bestemd had voor de creatie van een Afrikaanse centrale bank en een Afrikaanse aan de goudprijs gekoppelde dinar.
De fictie van een 'humanitaire oorlog' tegen Libië gaat terug naar een voorbeeld dat de westerse liberale media na aan het hart ligt. In 1999 gaven Bill Clinton en Tony Blair de NAVO opdracht om Servië te bombarderen, omdat - zo luidde hun leugen - Serviërs 'genocide' pleegden tegen ethnische minderheden in de afvallige provincie Kosovo. Volgens David Scheffer, de zogenaamde Amerikaanse ambassadeur-ter-plaatse voor oorlogsmisdaden, waren er mogelijkerwijs 225.000 mannen van Albaanse afkomst van tussen de 14 en 59 jaar oud vermoord. Clinton en Blair spraken van de Holocaust en de "geest van de Tweede Wereldoorlog". Het Kosovaarse Bevrijdingsleger, wiens misdadige staat van dienst voor het gemak over het hoofd gezien werd, gold als de heldhaftige bondgenoot van het westen. Robin Cook, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, zei hen dat ze hem op ieder gewenst moment op zijn mobiele nummer mochten bellen.
Toen het NAVO-bombardement voorbij was en Servië's infrastructuur, scholen, ziekenhuizen, kloosters en televisiestations in puin lagen, trokken de internationale forensisch onderzoekers en masse naar Kosovo om de bewijsstukken van de 'holocaust' aan het licht te brengen. De FBI keerde al gauw huiswaarts, zonder ook maar één massagraf te hebben gevonden. Spaanse onderzoekers volgden al snel, met stevige kritiek op het 'semantische ballet van de oorlogspropaganda'. Een jaar later maakte een Joegoslavië-tribunaal van de Verenigde Naties het definitieve dodental in Kosovo bekend: 2.788 slachtoffers, inclusief strijders aan beide kanten én Servische burgers en Roma gedood door het Kosovaarse Bevrijdingsleger. Geen genocide. Geen holocaust. De vernietigende NAVO-aanval was gemotiveerd door een klinkklare leugen.
Maar wel een leugen met een doel. Joegoslavië was een uitzonderlijk onafhankelijke, multi-ethnische federatie die zowel in economisch als in politiek opzicht een brug had gevormd tussen de tegenstanders in de Koude Oorlog. Het merendeel van de Joegoslavische nutsbedrijven en productiecentra was in publiek bezit - een onaanvaardbare situatie voor de op uitbreiding beluste Europese Unie, en vooral voor het onlangs herenigde Duitsland, dat zijn klauwen uitstrekte naar zijn 'natuurlijke markten' in de Joegoslavische provincies Kroatië en Slovenië. Toen de Europese landen in 1991 in Maastricht bijeen kwamen om de bodem te leggen onder de op te richten Eurozone, had Duitsland in het geheim allang besloten dat het de zelfstandigheid van Kroatië zou erkennen: de doodsteek voor de Joegoslavische federatie.
De VS droegen hun steentje bij door te voorkomen dat de gemankeerde Joegoslavische economie leningen van de Wereldbank kon krijgen, en de NAVO, op dat moment niet meer dan een overblijfsel van de Koude Oorlog, kreeg een nieuwe rol als militaire vleugel van het imperialisme. Voor de Serviërs viel het doek in 1999, tijdens de Kosovaarse 'vredes'-besprekingen in het Franse Rambouillet. Het akkoord van Rambouillet bevatte een geheime clausule, op de laatste dag van de besprekingen ingevoegd door de Amerikaanse delegatie, die voorzag in de militaire bezetting van heel Joegoslavië - een land met schrijnende herinneringen aan de bezetting door de nazi's - en de invoering van een vrije markt-economie, inclusief de privatisering van al het overheidsbezit. Deze clausule maakte het Servië onmogelijk het akkoord te tekenen, zoals het voor iedere soevereine staat onmogelijk geweest zou zijn een dergelijk akkoord te tekenen. De bestraffing liet niet lang op zich wachten: een NAVO-bombardement op een weerloos land. Een voorloper van de rampzalige ontwikkelingen in Afghanistan, Irak, Syrië, Libië en Oekraïne.
Ruim een derde van de lidstaten der Verenigde Naties - 69 landen in totaal - heeft sinds 1945 te lijden gehad van één of meer van de onderstaande uitwassen van Amerika's hedendaagse versie van het fascisme: invasie, omverwerping van de regering, onderdrukking van volksbewegingen, beïnvloeding van verkiezingen, bombardementen, economisch en maatschappelijk isolement door middel van 'sancties' en de ontzegging van bescherming. Volgens de Britse historicus Mark Curtis loopt het dodental in de miljoenen. En alles onder de vlag van meerdere grote leugens.
"Deze nacht ziet het einde van onze krijgsmissie in Afghanistan, die op 9 september 2001 begon". De eerste woorden van Obama's State of the Union-toespraak van 2015. Maar nee hoor. Zo'n 10.000 militairen en 20.000 gecontracteerde strijders - huurlingen dus - bleven in Afghanistan, voor onbepaalde tijd. "Een verantwoord besluit van de langst lopende oorlog in de geschiedenis van Amerika", zei Obama. Verantwoord? In 2014 vielen er in Afghanistan meer burgerslachtoffers dan in enig ander jaar dat de VN boekstaafde. En het merendeel van het totaal aantal oorlogsdoden - burgers en militairen - viel in de regeringsperiode van Obama.
De Afghaanse tragedie steekt de epische omvang van de misdaden in Vietnam naar de kroon. Zbigniew Brzezinski stelt in zijn boek, The Grand Chessboard: 'American Primacy and its Geostrategic Imperatives', dat Amerika's controle over Eurazië en heerschappij over de wereld onverenigbaar is met eenwerkelijke democratie: "Het streven naar wereldheerschappij is niet een doel waar het volk warm voor loopt... Democratie staat imperialistische mobilisatie in de weg", aldus Brzezinski, de architect van Amerika's buitenlands beleid van Afghanistan tot vandaag de dag. En terecht: zoals WikiLeaks en Edward Snowden ons hebben laten zien is onze democratie veranderd in een surveillance- en politiestaat. Maar Brzezinski bewees zijn stelling eigenlijk al in 1976, toen hij als adviseur Nationale Veiligheid van president Carter een einde maakte aan de eerste en enige democratische regering die Afghanistan ooit gekend heeft - een stukje inmiddels vergeten geschiedenis.
In de jaren '60 beleefde Afghanistan, het armste land van de wereld, een volksopstand die uiteindelijk, in 1978, de laatste resten van het oude aristocratische regime uit de weg ruimde. De Volks-Democratische Partij van Afghanistan (VDPA) vormde een regering en voerde hervormingen door, die onder meer voorzagen in het afschaffen van het feodale stelsel. Godsdienstvrijheid, vrouwenrechten en bescherming van ethnische minderheden werden ingevoerd. Ruim 13.000 politieke gevangenen werden bevrijd en de archieven van de staatspolitie werden publiekelijk vernietigd.
De nieuwe regering voorzag in gratis gezondheidszorg voor de armste Afghanen. Lijfeigenschap werd afgeschaft, en er startte een massale geletterdheids-bevordering. De positie van vrouwen verbeterde enorm: halverwege de jaren '80 was de helft van de universiteitsstudenten vrouw, bijna de helft van de medische beroepen werden door vrouwen uitgeoefend, evenals een derde van de overheids- en het merendeel van de onderwijsbanen. Saira Noorani, een chirurg, herinnert zich: "Alle meisjes konden naar school en naar de universiteit. We konden gaan en staan waar we wilden, en ons kleden hoe we wilden. Op vrijdagavond gingen we naar café's en bioscopen om naar de nieuwste films uit India te kijken en naar eigentijdse muziek te luisteren. Dat veranderde toen de Mujaheddin aan de winnende hand geraakten. Zij vermoordden leraren, staken scholen in brand. We waren verbijsterd: deze mensen genoten de steun van het westen."
De VDPA kreeg steun van de Sovjet-Unie, maar zoals de toenmalige staatssecretaris Cyrus Vance later toegaf, was er geen enkel bewijs voor de betrokkenheid van de Russen bij de revolutie. Maar overal ter wereld boekten bevrijdingsbewegingen successen, en dus besloot Brzezinski dat, als Afghanistan onder de VDPA zou floreren, haar onafhankelijkheid en vooruitgang een ongewenst lichtend voorbeeld zou vormen.
Op 3 juli 1979 bekrachtigde het Witte Huis dan ook, in het geheim, de Amerikaanse steun aan de fundamentalistische groeperingen die zich Mujaheddin noemden: steun die uitgroeide tot een programma dat de VS jaarlijks voor ruim 500 miljoen dollar aan wapens en andere ondersteuning zou kosten. Het doel: het omverwerpen van Afghanistans eerste niet-religieuze, hervormingsgezinde regering. Een verslag van de Amerikaanse ambassade in Kabul uit augustus 1979 luidde: "De belangen van de VS zijn gediend bij de val van de VDPA-regering, los van de gevolgen voor de toekomstige sociale en economische vooruitgang van het land".
De Mujaheddin waren de voorlopers van Al-Qaida en IS. Een prominente figuur was Gulbuddin Hekmatyar, die tientallen miljoenen contante dollars ontving van de CIA. Hekmatyar handelde in opium en was verantwoordelijk voor de mutilatie van vrouwen die weigerden zich te sluieren. Bij een bezoek aan Londen noemde de toenmalige Britse premier Thatcher hem een 'vrijheidsstrijder'. (Wordt vervolgd)
Vertaling Christiaan Caspers.