Samir Amin
Niet alleen de verdediging van de nationale soevereiniteit, ook de kritiek erop leidt tot ernstige misverstanden zo gauw die losgekoppeld wordt van het klassenkarakter van de bijbehorende strategie. Het in de kapitalistische samenlevingen heersende maatschappelijke blok ziet de soevereiniteit altijd als noodzakelijk instrument voor de verdediging van zijn eigen belangen, die zowel voortvloeien uit de kapitalistische uitbuiting van de arbeidskracht als uit de consolidering van zijn internationale positie.
In het geglobaliseerde neoliberale systeem (dat ik in navolging van Bruno Odent liever ordoliberaal zou willen noemen) dat beheerst wordt door de financiële monopolies van de imperialistische triade (de Verenigde Staten, Europa en Japan), zien de politieke krachten die het systeem uitsluitend ten voordele van deze monopolies moeten sturen, de nationale soevereiniteit als instrument ter verbetering van hun 'concurrentiepositie' in het wereldsysteem. [In tegenstelling tot het 'laissez faire'-liberalisme benadrukt het ordoliberalisme dat de staat een specifieke en krachtige ordende rol te vervullen heeft om de vrije markt ongehinderd te laten functioneren, LW] De economische en sociale middelen van de staat (het onderwerpen van de arbeiders aan de eisen van de werkgevers, het in stand houden van werkloosheid en precariteit, het segmenteren van de arbeidswereld) en de politieke ingrepen (inclusief militaire interventies) worden met het oog op één enkel doel met elkaar verbonden en gecombineerd: de maximering van de door de 'nationale' monopolies geaccumuleerde winst. (...)
Hoewel de implosie van het Europese project (en in het bijzonder het subsysteem van de euro) al jaren geleden begonnen is (zie Samir Amin, The Implosion of Contemporary Capitalism, 2013), vormt de Brexit in dit verband toch een belangrijke gebeurtenis. Vanaf het begin in 1957 was het Europese project als instrument bedoeld om met de steun van de VS voor de kapitalistische monopolies van de deelnemers - met name Duitsland en Frankrijk - het gevaar van radicale of gematigde socialistische ontsporingen onschadelijk te maken. Het Verdrag van Rome, waarin de onaantastbaarheid van het privé-eigendom als in steen gebeiteld was, verklaarde toen al, zoals Giscard d'Estaing het indertijd formuleerde, elk streven naar socialisme onwettig.
Dit kenmerk werd met het verder opbouwen van Europa vervolgens in toenemende mate verstrekt, zodat het met de Verdragen van Maastricht en Lissabon een stevig verankerde 'gewapend-betonconstructie' werd. Om dit project geaccepteerd te krijgen luidde het door de propaganda gericht aangevoerde argument dat hierdoor voor eens en voor altijd de nationale soevereiniteit van de lidstaten zou worden opgeheven, de soevereiniteit (in haar bourgeois/imperialistische vorm) die de basis had gevormd voor de ongekende slachtingen van de twee Wereldoorlogen van de 20ste eeuw.
Dit project werd daarom positief ontvangen door de jonge generatie, omdat het haar voorspiegelde dat een democratische en pacifistische soevereiniteit in de plaats zou komen van de oorlogszuchtige soevereiniteit van het verleden. In werkelijkheid werd de staatssoevereiniteit echter nooit afgeschaft, maar gemobiliseerd voor de acceptatie van het ordoliberalisme, het kader dat noodzakelijk was geworden om ervoor te zorgen dat de financiële monopolies die inmiddels waren ontstaan, de economische, sociale en politieke controle over de Europese samenlevingen konden overnemen - volledig onafhankelijk van mogelijke ontwikkelingen in de publieke opinie.
Het Europese project is gebaseerd op de absolute ontzegging van democratie (als het gebruik van het recht om tussen verschillende maatschappelijke projecten te kiezen), die veel verder gaat dan het 'democratisch tekort' waarvan de Brusselse bureaucratie beschuldigd wordt. Het project heeft dit herhaaldelijk bewezen en in feite de geloofwaardigheid van verkiezingen vernietigd, want de resultaten daarvan zijn slechts in zoverre rechtmatig als ze voldoen aan de eisen van het ordoliberalisme.
In het kader van dit Europese opbouwproject heeft Duitsland zijn hegemonie kunnen vestigen. De (bourgeois/kapitalistische) Duitse soevereiniteit heeft zich op deze manier kunnen installeren als substituut voor een niet-bestaande Europese soevereiniteit. Van de Europese partners wordt gevraagd te voldoen aan de eisen van deze Duitse soevereiniteit, die boven de soevereiniteit van alle andere verheven is. Europa is het Duitse Europa geworden, vooral in de eurozone waar Berlijn de euro bij voorkeur ten voordele van de Duitse bedrijven beheert. Belangrijke politici, zoals indertijd minister van Financiën Wolfgang Schäuble, chanteren voortdurend en dreigen de Europese partners met een vertrek van Duitsland (een Dexit), als ze de hegemonie van Berlijn in twijfel zouden trekken.
Hoewel de tekenen overduidelijk zijn, wil niemand de conclusie trekken dat het Duitse model Europa - ook Duitsland - vergiftigt. In combinatie met een permanent beleid van bezuinigingen is het ordoliberalisme de oorzaak van de hardnekkige stagnatie op het continent. Niet alleen gelet op de verdediging van de belangen van de meerderheid van de bevolking in alle staten van de Unie - inclusief Duitsland - maar ook op de instandhouding op lange termijn van de ecologische voorwaarden voor de reproductie van het economische en sociale leven, is het ordoliberalisme een irrationeel systeem. Bovendien leidt het tot een almaar voortdurende toename van de ongelijkheid tussen de partners, omdat het de handelsoverschotten van Duitsland veroorzaakt en de daarmee gepaard gaande tekorten van andere.
Vanuit het oogpunt van de financiële monopolies waarvan het de aanhoudende winstgroei garandeert, is het ordoliberalisme evenwel een volstrekt rationele optie. Dit systeem is echter niet duurzaam. Niet omdat het bij zijn slachtoffers in toenemende mate op (tot nu toe ineffectieve) weerstand stuit, maar vanwege zijn eigen interne tegenstrijdigheid: de toename van de monopoliewinst leidt bij de verzwakte partners zoals Griekenland, onvermijdelijk tot stagnatie en een almaar voortgaande positieverslechtering.
De kapitein aan het roer stuurt het Europese schip rechtstreeks de zichtbare klippen op. De passagiers smeken hem om van koers te veranderen, maar zonder succes. Beschermd door 'keizerlijke' bewakers (Brussel en de Europese Centrale Bank) blijft de kapitein onaantastbaar. Het enige dat de passagiers nog kunnen doen, is de reddingsboten te water laten. Dat is ongetwijfeld gevaarlijk, maar minder gevaarlijk dan de onvermijdelijk komende schipbreuk. Dit beeld illustreert goed hoe de twee opties eruit zien waartussen de critici van het bestaande Europese systeem maar niet kunnen kiezen.
De ene groep zegt dat we aan boord moeten blijven en de Europese opbouw in een nieuwe richting moeten sturen, die wel rekening houdt met de belangen van de meerderheid van de bevolking. Ondanks dat de strijd op basis van deze strategie al herhaalde malen mislukt is, houden ze vast aan hun standpunt. De andere groep roept op het schip te verlaten, zoals het besluit van de Britten laat zien. Weg uit Europa, maar waartoe? De desinformatiecampagnes die door de mediagoeroes in dienst van het ordoliberalisme worden georganiseerd, verwarren de situatie nog verder. Bovendien worden alle manierenwaarop de nationale soevereiniteit gebruikt kan worden, op één hoop gegooid en vervolgens als demagogisch, 'populistisch', onrealistisch, chauvinistisch, historisch achterhaald en walgelijk weggezet. Het publiek wordt overstelpt met verhalen over veiligheid en immigratie, maar krijgt niets te horen over de bewezen verantwoordelijkheid van het ordoliberalisme voor de verslechtering van de levensomstandigheden van de werknemers. En helaas doen grote delen van links aan dit valse spel mee.
Van mijn kant zou ik willen zeggen dat van het Europese project niets te verwachten valt, omdat het niet van binnenuit hervormd kan worden. Het moet ontmanteld worden om daarna op enig moment op een nieuwe basis te worden herbouwd. Veel bewegingen die het ordoliberalisme bestrijden maar deze conclusie niet willen trekken, aarzelen over de strategische doelstellingen van hun strijd: uittreden of in Europa (eventueel in de euro) blijven.
Onder deze omstandigheden verschillen de argumenten die door beide partijen naar voren worden gebracht, enorm, maar het gaat dan vaak om onbeduidende kwesties - en soms zelfs om valse, door de media opgeklopte problemen zoals veiligheid en migratie, met walgelijke keuzes als resultaat - en slechts zelden over de werkelijke uitdagingen. Een uittreden uit de NAVO, bijvoorbeeld, wordt zelden genoemd. Niettemin weerspiegelt de toenemende golf van afwijzing van Europa (zoals bij de Brexit) het verdwijnen van illusies over hervormingsmogelijkheden.
Deze verwarring boezemt mensen angst in. Groot-Brittannië was zeker niet van plan zijn soevereiniteit op het spel te zetten om een uitweg uit het ordoliberalisme te vinden. Integendeel zelfs: ter vervanging van de Europese prioriteit tot nu toe wil Londen zich nog meer open gaan stellen voor de VS (Groot-Brittannië deelt de terughoudendheid van menige Europeaan tegenover het trans-Atlantische vrijhandelsverdrag niet), voor de landen van het Britse Gemenebest en voor de opkomende landen van het Zuiden. Niets anders dan dit, en zeker geen beter sociaal programma. Bovendien is voor de Britten de Duitse hegemonie minder aanvaardbaar dan die voor anderen, in Frankrijk en Italië, lijkt te zijn.
De Europese fascisten spreken openlijk hun vijandschap uit jegens Europa en de euro. Men moet zich echter wel realiseren dat hun soevereiniteitsconcept dat van de kapitalistische bourgeoisie is. In combinatie met walgelijke campagnes tegen immigranten zijn hun inspanningen gericht op het nationale concurrentievermogen binnen het ordoliberaal systeem. Fascisten zijn nooit verdedigers van de democratie, ook niet van een democratie op basis van verkiezingen (behalve uit opportunisme), en al zeker niet van een progressieve democratie. Als ze uitgedaagd wordt zal de heersende klasse niet aarzelen: ze zal de voorkeur geven aan de fascistische uitweg uit de crisis. Dat heeft ze in Oekraïne bewezen.
Het schrikbeeld dat ook de fascisten Europa afwijzen, verlamt de strijd tegen het ordoliberalisme. Het argument dat dan vaak naar voren wordt gebracht luidt: we kunnen toch niet samen met de fascisten tegen Europa optrekken! Bij deze verwarde overwegingen vergeet men helaas dat het succes van de fascisten juist voortkomt uit de aarzelende houding van radicaal links. Als dat moedig een soevereiniteitsconcept met een uitdrukkelijk breed gedragen en democratische inhoud had verdedigd en tegelijkertijd het demagogische en leugenachtige soevereiniteitsconcept van de fascisten had bestreden, dan zou het de stemmen gewonnen hebben die nu aan de fascisten toevallen. Door de illusie van een onmogelijke hervorming van Europa te verdedigen kan de implosie daarvan niet voorkomen worden.
Het Europese project zal uiteenvallen en uitlopen op de heropleving van iets dat helaas sterk doet denken aan het Europa van de jaren 1930 en 1940: een Duits Europa, zonder deelname van Groot-Brittannië en Rusland, Frankrijk aarzelend tussen Vichy (inmiddels al aanwezig) en De Gaulle (nog niet herkenbaar), met Spanje en Italië in het kielzog van Londen of Berlijn, enzovoorts. (...)
Samir Amin (1931-2018): Egyptisch-Franse marxist, econoom, politicoloog en statisticus.
Bron: Samir Amin, Der Brexit und die Implosion der Europäischen Union; in Marxistische Blätter 6-18, pag. 116-124. (Dit artikel werd eerder in augustus 2016 gepubliceerd op de websites AfricAvenir en Monthly Review Online.)
Vertaling en bewerking: Louis Wilms.