Over de aard van het Chinese economische systeem

Zhiming Long, Rémy Herera en Tony Andréani

i-006-013.jpg
Wandelaars in het centrale zakendistrict van Peking, China. (Foto: ZLV)

Marxistische debatten over China

China's regerende klasse erkent dat de kapitalistische private sector een zeer belangrijke rol speelt in de economie van het land. Ze stelt echter ook dat deze sector één van de vele onderdelen is van een gemengde economie waarin de publieke sector en de macht van de staat versterkt moeten worden. In hun toespraken lijken veel Chinese leiders erop te wijzen dat China zich momenteel in een "eerste fase van het socialisme" bevindt, een onmisbare stap in de richting van het ontwikkelen van de noodzakelijke productiekrachten voor een volwaardig socialisme.

Zijn deze uitspraken correct? Mogen ze serieus genomen worden? Anders gezegd: Is het Chinese socialisme voorbij? Volgens ons niet.

In hun onderlinge debatten zeggen de meeste marxistische denkers echter dat de Chinese economie nu kapitalistisch is. David Harvey bijvoorbeeld, meent dat sinds de hervormingen van 1978 een "neoliberalisme met Chinese kenmerken" is ontstaan, waarin een bijzonder type van markteconomie in toenemende mate neoliberale elementen in zich opgenomen heeft, maar dat wel nog functioneert onder een strenge, autoritaire centrale controle.

Tegelijkertijd gebruikt Giovanni Arrighi een nieuwe moderne interpretatie van Adam Smith en stelt dat de Chinese elite "de markt als bestuursinstrument" gebruikt als verklaring voor het succes van de Chinese economie. Leo Panitch en Sam Gindin zien China's integratie in de kringloop van de wereldeconomie minder als een kans om het mondiale kapitalisme in een nieuwe richting te sturen en meer als het door China spelen van een complementaire rol - zoals dat eerder door Japan gebeurde - om de Verenigde Staten te voorzien van de kapitaalstroom die deze nodig hebben om hun mondiale hegemonie te handhaven. En daarom, stellen Panitch en Gindin, is er in China sprake van een trend in de richting van een liberalisering van de financiële markten, een verslapping van de controle op kapitaal en een ondermijning van de machtsbases van de Chinese Communistische Partij (CCP).

Er zijn echter ook andere marxisten - niet zo veel, maar daardoor niet minder belangrijk - die het idee blijven verdedigen dat - ook al zou het systeem zoals dat momenteel in China functioneert, onder kunnen gaan in een vorm van staatskapitalisme - er ook nog een breed scala van andere mogelijke paden bestaat, die opgegaan zou kunnen worden. In dit artikel willen we deze gedachte verder uitwerken door erop te wijzen dat het huidige Chinese systeem nog steeds een aantal kernelementen van het socialisme bevat en dat het verenigbaar is met een marktsocialisme, of een op de markt gebaseerd socialisme, dat duidelijk verschilt van het kapitalisme.

Kenmerken van het Chinese marktsocialisme

Voor Marx betekent het kapitalisme dat er een duidelijke scheiding bestaat tussen de waardeproductie door arbeid en het bezit van de productiemiddelen. In dit schema zijn de kapitaalbezitters zelf niet werkzaam in de productie, zoals het geval is in het huidige westerse financiële kapitalisme, waar het beheer overgedragen is aan managers en de bedrijfswinst de vorm aanneemt van aandeelhouderswaarde. Vanuit deze criteria bezien, hebben de kleine ondernemingen, waarvan er veel zijn in China, dan ook meer weg van familiaire of ambachtelijke productie dan van de kapitalistische productiewijze in de meest strikte zin.

Bovendien is er in China's grote staatsbedrijven geen sprake van winstmaximalisatie voor de eigenaren - de fundamentele logica van het kapitalisme - zoals duidelijk blijkt uit de beperktheid, zo niet afwezigheid, van aan de staat afgedragen dividend - er is veeleer sprake van een soort kapitaalbelasting. De scheiding tussen kapitaal en arbeid is vaak zeer betrekkelijk. In de overheidsbedrijven is die beperkt en daardoor kunnen die bedrijven dan ook niet zomaar beschouwd worden als een vorm van staatskapitalisme.

In de zogenoemde collectieve economie is de scheiding tussen kapitaal en arbeid nog beperkter, omdat de arbeiders daar deelnemen in het kapitaalbezit en, zoals in de coöperaties en volkscommunes, zelfs de volledige eigenaar van hun arbeidsplaats zijn. Natuurlijk blijven ook in deze collectieve productie-eenheden de arbeiders meer of minder gescheiden van het management, maar deze hele niet-staatseconomie kan niet genegeerd of weggezet worden in de categorie 'kapitalisme'.

Dat wij het Chinese systeem zien als marktsocialisme, of socialisme met een markt, is gebaseerd op de volgende tien pijlers die grotendeels vreemd zijn aan het kapitalisme:

  1. Het vasthouden aan een krachtige en gemoderniseerde planning, die afhankelijk van de betrokken sectoren allerlei vormen aanneemt en verschillende instrumenten benut.
  2. Een vorm van politieke democratie, die de collectieve keuzes mogelijk maakt waarop deze planning wordt gebaseerd.
  3. Zeer uitgebreide overheidsdiensten, die de voorwaarden vormen voor politiek, sociaal en economisch burgerschap, en die dus niet of moeilijk via de markt geleverd kunnen worden.
  4. Gemeenschapsbezit van land en natuurlijke hulpbronnen - staatsbezit op nationaal niveau en collectief bezit op lokaal niveau - waarbij boeren de toegang tot land gegarandeerd wordt.
  5. Diverse vormen van eigendom die passen bij de socialisatie van de productiekrachten: (1) staatsbedrijven (die met name wat de deelname van de arbeiders in het beheer betreft, duidelijk moeten verschillen van kapitalistische bedrijven), (2) bescheiden individueel privébezit, en (3) gesocialiseerd eigendom. Daar bovenop bestaat er kapitalistisch eigendom, dat gedurende de lange socialistische overgangsperiode in stand gehouden werd en soms zelfs werd aangemoedigd om bedrijvigheid te stimuleren en andere vormen van bezit effectief te maken.
  6. Een algemeen beleid om het arbeidsinkomen harder te laten groeien dan andere bronnen van inkomsten.
  7. Het bevorderen van sociale rechtvaardigheid vanuit een perspectief van grotere gelijkheid.
  8. Natuurbehoud - beschouwd als onlosmakelijk verbonden met sociale vooruitgang - als een ontwikkelingsdoel voor de maximalisering van welzijn.
  9. Economische relaties tussen staten op basis van een win-win-principe, dat wil zeggen systematisch zoekend naar wederzijdse voordelen.
  10. Politieke relaties tussen staten gebaseerd op het streven naar vrede en rechtvaardiger verhoudingen.

Deze punten zijn het onderwerp van heftige debatten, zowel in China als daarbuiten, en moeten zonder vooroordelen of aannames vooraf verder worden uitgediept. Ondanks alle kritiek geven deze tien pijlers ons een raamwerk waarmee we China's economische systeem als marktsocialisme beter kunnen begrijpen.

De auteurs bespreken vervolgens uitgebreid een viertal thema's: overheidsbedrijven, overheidsdiensten en planning; controle van het bankensysteem en de financiële markten; een samenhangende strategie voor de binnenlandseontwikkeling; en de toekomst van de yuan. Wij beperken ons hier tot het derde thema.

Een samenhangende strategie voor de binnenlandse ontwikkeling

Een kenmerk dat vaak benadrukt wordt bij de beschrijving van het succes van de Chinese economie, is de enorme groei van haar goederen- en dienstenexport sinds begin jaren 1990 en met name in het jaar 2000. Overhaast wordt dan de conclusie getrokken dat deze export de motor is van 's lands groei. Dan wordt evenwel vergeten dat de ontwikkelingsstrategie - één van de 'geheimen' van China's prestatie op de wereldmarkt - door de Chinese leiders systematisch en realistisch wordt ontworpen en toegepast. Deze strategie is gefocust op een meer binnenlands gericht model en op de instandhouding van zeer krachtige staatssectoren als energie, transport, telecommunicatie, grondstoffen, halffabricaten, de bouw en het bankensysteem.

De grote meerderheid van de ondernemers in China's productiesector is op de eerste plaats geïnteresseerd in de binnenlandse afzet van hun producten. Het is vooral de stijging in de binnenlandse vraag - gestimuleerd door een scherpe toename van de huishoudelijke consumptie en zeer effectieve kapitaaluitgaven door de staat, met name in de infrastructuur - die hun optimistische investeringsprogramma's stuurt. Dankzij de vooruitgang in de steeds beter gecontroleerde nationale technologische innovatie op alle terreinen, inclusief de ruimtevaart, robotica en telecommunicatie, heeft het productiesysteem van het land zich ontwikkeld van 'gemaakt in China' naar 'gemaakt door China'.

De versnelde toename van de arbeidsproductiviteit draagt bij aan de snelle groei van de reële lonen in de industrie, terwijl de stijging van de arbeidskosten ten opzichte van andere concurrerende landen in het mondiale Zuiden de concurrentiepositie van China niet nadelig beïnvloedt. De export speelt, net zoals de directe buitenlandse investeringen, slechts een ondersteunende rol, omdat meer dan de helft van de export afkomstig is van buitenlandse ondernemingen die in China zijn gevestigd. Zo wordt begrijpelijk dat bijvoorbeeld in 2011 de negatieve netto bijdrage van de export aan de groei van het bruto binnenlands product bbp (- 5,8 procent) geen belemmering vormde voor de dynamiek van deze laatste (bijna + 10,0 procent) en ook de groei van de winstmarges niet beperkte. Voor 2018 wordt een groei van het bbp voorspeld van 6,7 procent (bij een inflatie van 1,5 procent), met een geschatte bijdrage daaraan van 4,5 procentpunt voor de consumptie, 2,0 procentpunt voor de investeringen en slechts 0,2 procentpunt voor de export.

Vaak wordt gezegd dat het succes van de Chinese export het gevolg zou zijn van zeer lage arbeidskosten. Dit is een grotendeels ongefundeerde stelling, want arbeidskosten vormen slechts een klein deel van de verkoopprijzen (gemiddeld 5 tot 10 procent) en wegen niet op tegen de transportkosten naar de importerende landen, ook al hebben de Chinese lonen de neiging sneller te groeien dan die bij de concurrenten in het mondiale Zuiden. Het succes van China's export is vooral het gevolg van de lagere kosten van de input, zoals van energie en basismaterialen die door de staatsbedrijven geleverd worden. Natuurlijk, de Chinese lonen zijn aanzienlijk lager dan in het mondiale Noorden, maar veel hoger dan de zogenoemde 'hongerlonen'.

In antwoord op de crisis van 2008, waarvan in China de effecten pas enkele jaren later werden gevoeld, was het anticrisisbeleid van de staat gericht op het corrigeren van de onevenwichtigheden in de economie, met name via de massieve uitbreiding van de publieke infrastructuur, ook in de plattelandsgebieden; via de bevordering van nieuwe middelgrote stedelijke centra inhet binnenland; en via de toepassing van maatregelen die gunstig zijn voor de landbouwbevolking. Hierdoor steeg het netto inkomen van de huishoudens op het platteland veel sneller dan in de stedelijke gebieden, zowel in reële termen als per hoofd van de bevolking.

En dus stijgt het aandeel van de consumptie in het nationaal inkomen ten opzichte van dat van de investeringen. De investeringen in diensten ten behoeve van huishoudens en bedrijven stijgen eveneens. Bovendien wordt de financiering van onroerend goed, inclusief het kredietsysteem, strenger gecontroleerd.

Conclusie

De ontwikkelingen in de relaties tussen enerzijds de regerende CCP en het maatschappelijke blok waarop ze steunt - de middenklasse die profiteert van de groei, maar ook de private ondernemers - en anderzijds de massa's van arbeiders en boeren, kunnen behalve tot uiteenlopende economische routes en structuren, ook leiden tot een grootschalige confrontatie. Eén vraag blijft echter nog onbeantwoord: Hoe kunnen de regerende elites - waarvan de legitimiteit versterkt wordt door de positieve spin-off van de groei - erin slagen om de voorwaarden voor het Chinese succesverhaal te vernieuwen zonder daarbij te steunen op een binnenlandse verandering ten gunste van de volksklassen - arbeiders en boeren - en op een heroriëntatie van het nationale project in de richting van een sociaal beleid?

Zou de keuze van de elites voor een duidelijk kapitalistisch pad - iets wat zou leiden tot een verstoring van 's lands binnen- en buitenlands evenwicht en tot een verlies van controle als gevolg van groeiende tegenstellingen - niet met zekerheid het falen betekenen van de tot nu toe gevolgde strategie? En wat zullen de geo-economische houding en het geopolitieke militaire perspectief van de VS zijn in het licht van de voortgaande opkomst van China? De toekomst van China blijft in hoge mate onzeker, niet alleen vanwege zijn eigen dynamiek, maar ook omdat het erop lijkt dat de financiële oligopolies van het mondiale Noorden, ondanks hun nauwe onderlinge afhankelijkheid, in toenemende mate met elkaar de strijd willen aangaan.

Ondanks de Amerikaanse hegemonie bevat het huidige Chinese economische systeem nog steeds elementen van het socialisme, als ook het vermogen om dat te reactiveren. Sterker nog, het bezit tevens de mogelijkheden om de mondiale economische en politieke orde om te vormen tot een multipolaire wereld.

Bron: Monthly Review, oktober 2018

https://monthlyreview.org/2018/10/01/on-the-nature-of-the-chinese-economic-system/

Vertaling: Louis Wilms.