De rol van de communistische partij in de klassenstrijd is een politiek en ideologisch vraagstuk, maar tegelijkertijd ook een zeer praktische kwestie. Dit vraagstuk heeft immers betrekking op de wijze waarop communisten het beste kunnen handelen in de massaorganisaties zoals de (studenten)vakbonden, op de werkplekken, universiteiten, scholen, op alle locaties waar de arbeidersklasse zich verzamelt en de communisten invloed kunnen uitoefenen. Wat zijn de doelen van de interventie van communisten in de klassenstrijd? Welke methodes moeten we gebruiken? Op basis van welke criteria kunnen we zien of we stappen vooruit zetten?
Een nuttig antwoord op deze vragen houdt rekening met de specifieke omstandigheden waarin we opereren in onze tijd, in ons land, zelfs in de specifieke sectoren. Daarbij zijn dus van belang alle relevante ontwikkelingen in de economie én in de bovenbouw, van de meest algemene wetmatigheden van de klassenstrijd en de ontwikkeling van het kapitalisme, tot aan de meest specifieke actuele economische, politieke, sociale en zelfs culturele ontwikkelingen. In dit stuk pogen we beknopt een begrip te geven van de toestand van de klassenstrijd in Nederland en de rol die de NCPN daarin probeert te verwerven.
De laatste jaren heeft de Nederlandse arbeidersklasse te maken met een enorme verslechtering van het levenspeil. Zowel op de arbeidsplaats als in de scholen en universiteiten wordt de druk steeds verder opgevoerd. Overspannenheid, burn-outs en depressies zijn bijna normaal geworden onder de werkers en ook onder studenten. Tegelijkertijd zijn er enorm veel maatregelen genomen die de lasten voor de arbeidersklasse en in het bijzonder de lage inkomens verhogen.
Al deze maatregelen treffen alle lagen van de werkende bevolking, van arbeiders tot kleine zelfstandigen, van scholieren tot gepensioneerden. Deze maatregelen komen echter niet uit de lucht vallen. Ze staan al lange tijd op de agenda van de Nederlandse regeringen en de Europese Unie, en zijn versneld doorgevoerd sinds de uitbraak van de kapitalistische economische crisis ruim 10 jaar geleden.
De maatregelen waren noodzakelijk en zijn genomen in het belang van het grootkapitaal. De kapitalistische economische crisis was niet het resultaat van financiële bellen, casinokapitalisme, speculatie en andere verderfelijke elementen in de kapitalistische economie, zoals de burgerlijke economen de oorzaak van de crisis proberen voor te stellen. Dit zijn allemaal slechts deelaspecten of gevolgen van het werkelijke probleem. Een probleem dat ligt in de kapitalistische productiewijze zelf, namelijk de overaccumulatie van kapitaal.
Naast deze algemene oorzaak van de crisis speelt ook het volgende een rol: kenmerkend voor de laatste decennia is een grote groei van het aandeel in de wereldeconomie van een aantal landen. Voornamelijk China heeft een grote stijging meegemaakt van ongeveer 3 à 4 procent in het begin van de eeuw tot ruim 15 procent op dit moment. Dit gaat ten koste van de VS en de EU. We kunnen op basis hiervan begrijpen dat de Europese en specifiek ook de Nederlandse burgerij onder extra druk staat om het concurrentievermogen te vergroten, wat onder meer betekent dat de loonkosten nog verder gedrukt moeten worden en de sociale afbraak moet worden voortgezet.
Deze ontwikkeling in de internationale krachtsverhoudingen heeft daarnaast ook tot gevolg dat de spanningen tussen imperialistische machtsblokken toenemen. Onder de nieuwe krachtsverhoudingen neemt namelijk ook de druk toe om de 'taart' opnieuw te verdelen onder de imperialistische machten. Deze 'taart', waar de kapitalisten ongeacht etniciteit op loeren, is de controle over grondstoffen, transportroutes en markten. Conflicten, interventies, economische en zelfs militaire oorlogen in een reeks landen getuigen van deze ontwikkeling. Op het moment zijn de ontwikkelingen in Venezuela, een land met een enorme olievoorraad, zeer zorgelijk en onze partij heeft de inmenging van de VS, de EU en Nederland veroordeeld. De NAVO, die dit jaar 70 jaar bestaat, speelt een vooraanstaande rol in conflicten over de hele wereld.
De Nederlandse burgerij probeert dus het concurrentievermogen te verhogen, om weerstand te bieden tegen de concurrentie van andere landen. Vooralsnog schat het overgrote deel van de burgerij in dat haar belangen het beste gediend worden in de EU en in samenwerking met de VS. De Nederlandse regering staat veelal voorop in het steunen van imperialistische interventies door de NAVO en de EU, met als doel niet alleen om de belangen van de Nederlandse monopolies in het buitenland te verdedigen, maar ook om de positie van de Nederlandse kapitalistenklasse binnen het kader van de EU en de NAVO te versterken. Met andere woorden: om ervoor te zorgen dat het Nederlandse grootkapitaal een groter stukje van de taart krijgt.
De arbeidersklasse is zeker niet passief geweest ten opzichte van al deze ontwikkelingen. Er zijn verschillende acties en zelfs stakingen geweest in de afgelopen jaren, waaronder in de staalindustrie, de transportsector, de luchtvaart, het onderwijs en bij de politie. Ook de jeugd is alert. Jonge werkers hebben actiegevoerd tegen het minimumjeugdloon en voeren ook nu acties tegen de flexibele arbeidsverhoudingen. Studenten in verschillende steden hebben actiegevoerd en zelfs bezettingen georganiseerd. De scholieren demonstreren nu al enkele weken voor het klimaat.
Desondanks staan de activiteit en het verzet van de arbeidersklasse niet in verhouding tot de maatregelen die genomen zijn en de sociale afbraak die plaatsgevonden heeft. Dit relatief zwakke antwoord van de arbeidersbeweging op de aanval op het levenspeil van de bevolking door het kapitaal, is een uitdrukking van de negatieve verhoudingen en de tijdelijke terugval van de arbeidersbeweging in de laatste decennia.
In de organisatie van de acties van werkers spelen de vakbonden een belangrijke rol. Terwijl enkele liberale en christelijke vakbonden uitkramen dat staken "niet meer van deze tijd" zou zijn, bevinden zich voornamelijk in en rond de FNV strijdbare elementen. Desondanks is de leiding van de FNV in handen van sociaaldemocraten van verschillende pluimage. Over het algemeen heerst de lijn van klassencollaboratie, met het idee dat de belangen van werkers en kapitalisten verzoend kunnen worden. De organisatiegraad van de Nederlandse bevolking neemt al jaren af en veel vakbonden zijn redelijk grijs, al is de afname de afgelopen jaren gestaag en worden er pogingen gedaan vanuit de vakbond om meer jongeren te organiseren.
De invloed van de partij in de vakbeweging en meer algemeen in ontwikkeling van de klassenstrijd is nog zeer beperkt. Er zijn geen cellen van de partij op werkplekken. De afdelingen zijn geografisch georganiseerd. Onze leden zijn verspreid over het land en over verschillende sectoren, en de activiteiten die we kunnen ontplooien zijn beperkt. We hebben wel kameraden die actief zijn in verschillende sectoren in de vakbond, maar die activiteit vertaalt zich echter op het moment nauwelijks naar versterking van de partij.
In het verleden heeft bedrijvenwerk, dus het werk van de partij in bedrijven, vrijwel synoniem gestaan met vakbondswerk. De NCPN baseerde zich daarbij op het marxistische standpunt dat de massa's zich bewust kunnen worden van hun positie en van hun kracht om die te veranderen op basis van hun eigen ervaring. Hoewel dit standpunt in het algemeen juist is, kan er echter niet vanuit worden gegaan dat de arbeidersklasse automatisch klassenbewustzijn verwerft. Daarvoor is de interventie van communisten vereist.
We begrijpen dus steeds beter dat alleen de opbouw van de partij in bedrijven en de versterking van onze banden met de andere werkers, werkelijk de potentie van strijd kan vergroten. De reformistische vakbeweging moet vaak tot een strijdbare houding 'gedwongen' worden en dat kan niet van bovenaf. Alleen de mensen op de werkvloer kunnen dat voor elkaar krijgen.
Het is dus niet voldoende om op te gaan in de vakbeweging en ons bezig te houden met het stimuleren van de economische strijd, dat wil zeggen de strijd voor hoger loon, sociale rechten, sociale zekerheid, enzovoort. Oftewel de strijd voor verbetering van de verkoopvoorwaarden van de arbeidskracht. In plaats daarvan is het van belang dat we als communisten een rol spelen op de werkplekken en in de vakbond, dat we daar niet alleen de economische strijd stimuleren, maar deze ook weten te verbinden met de politieke strijd en de ideologische strijd.
Het politiseren van de strijd begint met het richten van de strijd niet alleen tegen de baas, maar ook tegen de heersende klasse als geheel, en natuurlijk hun politieke vertegenwoordigers, de regering en alle burgerlijke politieke partijen. Er kunnen eisen worden gesteld zoals de uitbreiding van vakbondsrechten en andere politieke rechten binnen de kaders van de burgerlijke democratie, tot aan de verovering van de politieke macht door de arbeidersklasse. Die laatste eis is in niet-revolutionaire omstandigheden zoals vandaag een doel op termijn, maar wordt een onmiddellijk doel van de strijd onder revolutionaire omstandigheden.
Marx merkte op: "De ideeën van de heersende klasse zijn in elk tijdperk de heersende ideeën". Hieronder wordt vaak verstaan dat de ideologie van de burgerij wordt onderwezen in het onderwijs en gepropageerd in de media. Het betreft de wereldbeschouwing, ideeën, theorieën, normen en waarden, in één woord de ideologie, die een uitdrukking is van de belangen en de positie van de burgerlijke klasse. Dit is echter nog niet het hele verhaal. De economische verhoudingen zelf en de bijbehorende juridische en politieke bovenbouw, reproduceren al de corresponderende burgerlijke ideologie. In een maatschappij die gekenmerkt wordt door klassenverschillen, door een economie gebaseerd op het private eigendom en een verhitte strijd om de hoogste winst in het kader van harde concurrentie, is het niet vreemd dat er waarden gereproduceerd worden als 'de een z'n dood is de ander z'n brood'. Dat de ideeën van de heersende klasse de heersende ideeën zijn, betekent vanuit dat opzicht dat ook het merendeel van de arbeidersklasse - onder niet revolutionaire omstandigheden - noodzakelijkerwijs de ontwikkelingen vaak als het ware begrijpt door de 'bril' van de burgerij.
Vandaar dat we niet kunnen verwachten dat de economische strijd automatisch tot klassenbewustzijn leidt. De partij heeft de zeer belangrijke functie om de kiemen ervan te signaleren en tot ontwikkeling te brengen, door toepassing van haar progressieve, revolutionaire wereldbeschouwing; om de actuele ontwikkelingen uit te leggen, niet door de bril van de burgerij, maar vanuit het standpunt en de belangen van de arbeidersklasse en de meerderheid van de bevolking. In simpeler woorden betekent dit dat we niet alleen kunnen spreken over inkomen en werk. We moeten de zorgen die mensen hebben over deze en andere zaken verbinden met de oorzaak van de problemen, met de belangen van de burgerij en het private eigendom. Bovendien zijn mensen met veel meer zaken bezig, van internationale problemen tot culturele vraagstukken, maar ook kunst en sport. Wij moeten aanknopingspunten vinden om ons verhaal te doen in contrast met alles wat mensen dagelijks over zich heen krijgen, onder andere via de burgerlijke media. Wij moeten weten welke vragen er leven bij de, van werk afhankelijke, bevolking om daarop aan te sluiten met onze theoretische inzichten.
Op basis van dit inzicht is de autonome interventie van communisten op de werkplekken en in de vakbeweging uiterst noodzakelijk. De communistische partij kan niet de economische en politieke strijd scheiden. Integendeel, we strijden juist voor de politisering van de klassenstrijd, we strijden ervoor dat het socialistische alternatief weer op de horizon van de strijd komt te staan. In die ideologische strijd op de werkplek en in de vakbond is onze wetenschappelijke theorie een belangrijk wapen.
Dit is echter geen makkelijke taak. Vanzelfsprekend brengt ons optreden altijd een risico voor onze baan met zich mee. Daarnaast is in het algemeen het anticommunisme in Nederland behoorlijk dominant onder de bevolking en dat maakt het er niet gemakkelijker op om openlijk als communist naar buiten te treden. Veel mensen associëren ons al snel met totalitarisme, armoede, onderdrukking en allerlei andere narigheden waarvan we juist de mensheid willen bevrijden. Voorzichtigheid is dus noodzakelijk. Maar dit alles is natuurlijk geen excuus om volledig incognito te zijn, het ideologische werk te staken en te verdwalen in de vakbond. De kunst is om niet te proclameren communist te zijn, maar daadwerkelijk als communist te handelen.
Op basis van al het bovenstaande, is de versterking van de partij het voornaamste doel en heeft de hoogste prioriteit. Voor een versterking op ideologisch, politiek en organisatorisch niveau ondernemen we een aantal stappen:
*Allereerst is er de oriëntatie naar de opbouw van partijafdelingen. Dat besluit is genomen gezamenlijk door het PB van de NCPN en het AB van de CJB, aangezien in sommige regio's wel partijafdelingen functioneren maar geen CJB-afdelingen, en in andere regio's functioneren wel CJB-afdelingen maar geen partijafdelingen. De bedoeling is dat partij en CJB elkaar versterken en samenwerken in de opbouw van afdelingen. Zonder functionerende strijdbare afdelingen blijven alle besluiten op papier staan. De afdelingen kunnen activiteiten ontplooien en onze standpunten uitwerken en propageren, om mensen in en rond de partij te betrekken bij de klassenstrijd en bij de partij. Maar de afdelingen moeten ook een steun worden voor kameraden om als communisten op de werkplek en in de vakbonden te werk te gaan. Het hebben van functionerende afdelingen is een voorwaarde om nieuwe leden die zich aanmelden te kunnen betrekken in het partijleven. Meer in het algemeen is de afdelingsopbouw een voorwaarde voor het voortbestaan en de opbouw van de partij.
De afgelopen tijd zijn er enkele marginale stappen gemaakt in de afdelingsopbouw, maar het is nog lang niet zo goed opgepakt als de bedoeling is. Het gebrek aan kaderleden en de overweldigende werkdruk van allerlei andere taken op de kaderleden die we hebben, staat nog te vaak in de weg van de broodnodige afdelingsopbouw.
*De partij heeft een werkgroep opgericht die zich bezighoudt met bedrijven- en vakbondswerk. In de werkgroep zitten niet alleen partijleden. Het is een ontmoetingsplek voor strijdbare krachten in de vakbeweging, voor mensen die tegen de reformistische lijn en bureaucratie van de vakbond aanlopen. De werkgroep focust zich op de vraag hoe het klassenbewustzijn verhoogd kan worden. Zij heeft analyses geproduceerd van ontwikkelingen in verschillende sectoren en de ontwikkelingen in de vakbeweging en de arbeidersbeweging (in het algemeen maar ook specifiek voor de zorg, openbaar vervoer, gepensioneerden, etc.).
Ook de CJB is op het moment bezig om een strategie met betrekking tot bedrijven- en vakbondswerk te ontwikkelen specifiek gericht op sectoren waar veel jongeren zitten, en meer in het algemeen om de werkende leden te betrekken bij de vakbond en aan te sporen tot activiteiten in hun bedrijf of sector.
*Er worden daarnaast stappen gezet om onze ideologische kracht te versterken. Een groot gemis is dat onze partij nog geen volledig partijprogramma heeft, een zwakte die het komende congres van de partij zal bezighouden. Dat congres zal waarschijnlijk eind dit jaar plaatsvinden.
Het is noemenswaardig dat de partij met succes een Internationaal Bureau aan het opbouwen is. Dat IB is een gezamenlijk orgaan van zowel de partij als de CJB. Het IB coördineert de internationale contacten en activiteiten van de partij en de CJB (zoals de organisatie van deze Vierlandenconferentie). Maar het IB bestudeert en bespreekt ook veel ideologische en strategische vraagstukken die de internationale communistische beweging bezighouden. Op die manier doet het IB ook veel voorwerk voor de uitwerking van standpunten en uiteindelijk de vorming van een partijprogramma.
Daarnaast wordt er hard gewerkt aan een redactie voor Voorwaarts (de website van de CJB) en Manifest (de krant van de partij). In de CJB worden dus mensen opgeleid die stukken moeten kunnen produceren om onze standpunten naar buiten te brengen en zo de ideologische strijd te faciliteren en de uitbreiding van Manifest en Voorwaarts mogelijk te maken. In het kader van de ideologische strijd (of van 'agitatie en propaganda') hebben we ook criteria en regels opgesteld m.b.t. het gebruik van sociale media, waarbij we ons goed hebben verdiept in de gevaren die daaraan kleven en de mogelijkheden die het ons biedt om ons verhaal naar buiten te brengen. We hebben nog een lange weg te gaan om de partij weer op te bouwen. Maar we zijn positief en trots.