Rinze Visser
Ze was al een aantal jaren werkloos. Geen recht op WW meer. Zo nu en dan een baantje. De bijstand in. het absolute minimum aan inkomen. De kans op een volledige baan, met een normaal cao-loon zat er niet meer in. Niet meer zo jong, te weinig opleiding en dan ook nog de crisis. De bijstand dus. Vanaf 2015 Participatiewet geheten.
Vanaf dat moment is officieel afscheid genomen van de 'verzorgingsmaatschappij' en is de 'participatiesamenleving' ingetreden. Een mooi woord voor het slopen van een min of meer solidaire samenleving. De bijstand. Verplicht vrijwilligerswerk, verplicht werken bij door gemeenten opgezette bedrijven.
Twee jaar geleden kreeg ze een brief: een levensverzekering liep af die vroeger al door haar ouders was afgesloten en die zij, als overlijdensverzekering bedoeld, had aangehouden. Een bedrag van achtduizend euro zou zij over enige tijd op haar rekening bijgeschreven krijgen. De communistische volksvertegenwoordiger werd door haar gebeld met de vraag wat de gemeente nu met dat geld gaat doen. Op dit moment niet belangrijk, zegt hij, ga direct de gemeente bellen, anders krijg je een boete. Ja, beste lezers/lezeressen, een politieagent ziet nog wel eens wat door de vingers, de 'poortwachters' in het gemeentehuis niet.
Zij krijgt een brief van de gemeente: bankafschriften van vijf maanden opsturen en al binnen zoveel dagen. Anders volgt opschorting uitkering. Volgende brief gemeente: uitkering opgeschort, want er ontbreekt een afschrift van een bepaald bankrekeningnummer; weer van dezelfde vijf maanden afschriften opsturen. Gezocht en gevonden: een totaal vergeten spaarrekening met nog enkele euro's erop. De volksvertegenwoordiger zegt: wat zullen we nou beleven, niet weer alles opsturen, alleen het ontbrekende afschrift. En hij deed er een briefje bij met de zin: dit moet voldoende zijn. Wat door de gemeente geaccepteerd wordt.
Dan volgt er een hele tijd waarin de volksvertegenwoordiger niet betrokken wordt, maar waarin de vrouw zeker niet met rust wordt gelaten. Allerlei stukken van de verzekeringsmaatschappij worden van haar verlangd. Waarover de maatschappij zeer moeilijk doet. Totdat de hulp van de volksvertegenwoordiger weer wordt ingeroepen. Ze heeft twee brieven van de gemeente ontvangen. Het blijken twee beschikkingen te zijn. De eerste: u heeft bij de eerste bijstandsaanvraag destijds niet gemeld dat u een levensverzekering had; u had deze toen kunnen incasseren; wij eisen een toen door ons aan u teveel betaald bedrag van vierduizend euro bruto van u terug. Tweede brief: omdat u destijds de inlichtingenplicht niet bent nagekomen, leggen wij u een boete op van vierduizend euro...
Het is duidelijk. De gemeente past een smerige truc toe. Ze probeert op deze manier het hele bedrag van achtduizend euro binnen te krijgen, ook dat deel waar de gemeente geen recht op heeft. De volksvertegenwoordiger komt weer aan bod en walgt van dit optreden van het gemeentebestuur, dat zich in publicaties altijd zo sociaal en mensvriendelijk voordoet. In het gewone leven heet zoiets oplichting, in gemeenteland is zoiets een uitvloeisel van de koninklijk goedgekeurde participatiemaatschappij... De volksvertegenwoordiger adviseert om tegen beide beslissingen bezwaar te maken. Hij zal de bezwaarschriften - ondanks een in 2016 door de gemeenteraad goedgekeurdegedragscode voor raadsleden - voor haar opstellen. Inmiddels heeft de volksvertegenwoordiger de beide bezwaarschriften in het klad al klaar; zij moeten nog met de vrouw besproken en uitgetypt worden.
Dan volgt er weer een gemeentebrief: wij willen uw vakantiegeld inhouden als eerste aflossing van het door u aan de gemeente te betalen geld. Wat zullen we nou krijgen? De periode waarbinnen bezwaar gemaakt kan worden is nog lang niet voorbij. De volksvertegenwoordiger schrijft een brief met die inhoud en meldt dat de vrouw ernstig overweegt bezwaar te maken en dat hij haar zal bijstaan. Daarop komt de volgende gemeentebrief bij haar binnen. In die brief staat drie keer dat er voor het gemeentebestuur geen redenen zijn geweest om van het opleggen van de boete van vierduizend euro af te zien. Aan de achterzijde van de brief staat: wij geven u een waarschuwing. Is dit een sadistisch genoegen geweest, waarbij de beul, wetende dat de ophanging niet door zal gaan, de strop eerst nog eens drie keer aanhaalt? Schrijver dezes kan er geen andere woorden voor vinden.
Het is duidelijk. De gemeente heeft voor deze opzet gekozen: een verwijtbaar gedrag te bedenken waardoor een boete opgelegd kan worden. De boete is nu wel van de baan. Het heeft dan nu ook geen zin meer tegen de andere beschikking - die in feite nu ook niet meer klopt - bezwaar te maken. Ook als het op de juiste wijze was gebeurd was zij ongeveer vierduizend euro kwijt geweest. Het bedrag bovenop het vrij te laten vermogen, waarvan zij anders enige tijd had moeten leven. De volksvertegenwoordiger adviseert het bedrag ineens terug te betalen, omdat dit voor haar belastingtechnisch voordeliger is.
Beste lezers/lezeressen, u denkt dat mijn verhaal nu af is. Zo ja, dan hebt u geen rekening gehouden met de vele mogelijkheden van revanche die de gemeentelijke overheden hebben. Bij een heronderzoek, waarbij van drie maanden bankafschriften moeten worden opgestuurd, zit ook haar afschrift waar het van de belasting terugontvangen bedrag op staat. Zij moest immers bruto aan de gemeente terugbetalen. Bij het op het gemeentehuis bij het heronderzoek horende gesprek valt de ambtenaar - die namens B en W de beslissingen neemt - over het van de belastingdienst terugontvangen bedrag. Deze ambtenaar vindt het nogal hoog. Na de vraag of zij degene die voor haar de belastingaangifte heeft gedaan - de volksvertegenwoordiger dus - wel vertrouwt, krijgt zij de zoveelste gemeentelijke brief: wij verlangen van u dat u de belastingaangifte aan ons opstuurt. Vanaf de brief van de verzekeringsmaatschappij zijn we dan inmiddels anderhalf jaar verder.
Zoals verlangd, aangifte opgestuurd. Volgende gemeentebrief: uw opgestuurde aangifte is niet volledig. Wij verlangen van u de volledige aangifte. Uw uitkering hebben wij tot nader order stopgezet. Volksvertegenwoordiger stuurt mail: dit is de volledige uitkering; als u de aangifte onvolledig vindt, zeg dan ook wat eraan ontbreekt. De vrouw wordt de volgende ochtend gebeld met de mededeling dat vraag drie ontbreekt. Ook zegt de ambtenaar boos op de volksvertegenwoordiger te zijn. De volksvertegenwoordiger krijgt ook een mailtje. Met onder andere "de toonzetting van uw mail bevalt mij niet." Het is duidelijk, de vrouw wordt verdacht van fraude, want vraag drie gaat over inkomsten uit arbeid.
De volksvertegenwoordiger wendt zich tot de wethouder. In een telefoongesprek en via een uitvoerige mail. Hij benadrukt daarin hoe onzinnig de gemeente nu bezig is. Een en ander is in de vergadering van B en W besproken. De wethouder adviseert via de volksvertegenwoordiger de vrouw een klacht tegen de ambtenaar in te dienen. Wat de grootste onzin is. De volksvertegenwoordiger zegt dat de wethouder zijn ambtenaar moet laten stoppen met het sarren van een eerlijke inwoner. Naar vraag drie wordt niet meer gevraagd. Nu moet opeens aangifteblad drie opgestuurd worden. Dit oningevulde blad van de papieren aangifte kan zo uitgescheurd en opgestuurd worden.
Na meerdere keren haar uitkering te hebben opgeschort of stopgezet, na veel slapeloze nachten, na veel ongezonde spanning en ergernis, is na twee jaar alles geëindigd zonder sancties. Het begon met een eerlijke melding van een inwoner. Schrijver dezes heeft u nogal wat onderdelen van dit waargebeurde verhaal moeten onthouden. En dat niet alleen omdat dan mijn verhaal te lang zou worden, maar ook om u niet extra misselijk te maken van bepaalde gemeentelijke praktijken die tegenwoordig gemeengoed zijn.
Eerlijk duurt het langst, zegt het spreekwoord. Deze keer duurde het twee jaar. Was de gemeentelijke overheid net zo eerlijk als deze inwoonster geweest, dan was dit alles niet gebeurd. De voorgenomen geldafpersing bij deze vrouw is niet gelukt. 'Schuld en boete', 'Misdrijf en straf'. Twee titels voor één boek. Dostojevski. De hoofdpersoon had een misdrijf begaan en worstelt daarmee. De hoofdpersoon van mijn verhaal had geen misdrijf begaan, was onschuldig, maar moest wel een worsteling van twee jaar doormaken. Hier was de schuldige de machthebber. Die, gezien gewijzigde machtsverhoudingen, vrijuit gaat. Hoe lang nog?