De sociale gevolgen van de wereldorde, vanuit Arabisch perspectief

Deel 3: Het neoliberalisme

zie ook: Deel 1: De nieuwe wereldorde en Deel 2: Armoede en verlies van waardigheid

i-006-012.jpg
Actievoerende studenten in Beiroet, Libanon op 12 juni jl. Ze protesteren tegen bezuiniging op het budget van hoger onderwijs. (Foto: ZLV)

Alfadel Chalak

Met de val van de Sovjet-Unie viel ook het liberalisme. Een nieuw liberalisme kwam op: het neoliberalisme, globalisering genoemd. Het oude liberalisme was een erfenis uit de 19de eeuw, toen het industrieel en commercieel kapitaal domineerden naast de handel in materiële goederen, zoals industrie- en landbouwproducten en grondstoffen. Het financieel kapitaal vormde de verbindende schakel. Onder dit liberalisme hadden de arbeiders in de industrie, land- en mijnbouw een behoorlijke macht, zodat ze hun rechten konden opeisen op vrijheid, democratie, hogere lonen en sociale voorzieningen. Ze vormden vakbonden waarin de meerderheid van de arbeiders verenigd was.

In de 20ste eeuw waren deze vakbonden - na stakingen die tot veel repressie en slachtoffers konden leiden - van doorslaggevend belang in de onderhandelingen met de hogere klassen om bepaalde eisen te realiseren en op te leggen. Het betrof onder andere programma's voor landbouwhervormingen, ook al leverden die niet altijd de gewenste resultaten op.

Met het neoliberalisme ging de rol van de vakbonden achteruit en nam hun ledenaantal af. Dit betekende dat de onderhandelingskracht van de lagere klassen verminderde. Het neoliberalisme heeft zich door de zogenoemde globalisering over de hele wereld uitgebreid. In elk land van de wereld zijn de kapitalisten namens het neoliberalisme aanwezig als een of meerdere vennoten. Over de hele wereld spelen deze de globaliseringsrol. Het beleid van de landen van het centrum - dit is het rijke Westen - dient wereldwijd te worden uitgerold en in elk land van de wereld zijn weerklank te vinden, om zo deze landen te overtuigen van het belang van privatisering en zogenoemde publiek-private samenwerking.

Privatisering is de verkoop van staatsbezit aan de particuliere sector, waarbij deze zelf de waarde en de prijs ervan bepaalt. Publiek-private samenwerking betekent dat als de particuliere sector participeert in een staatsproject, met name de infrastructuur, dat niet gebeurt met eigen geld, maar via de banken - dus de tegoeden van mensen - en met staatsgaranties. Als winst gemaakt wordt, is die voor de particuliere sector, maar als verlies geleden wordt, dan draagt de staat de lasten. Nooit gokt de particuliere sector met zijn eigen geld, want de staat dekt altijd alle risico's af.

Het neoliberalisme werd de economische godsdienst van het tijdperk. Men mag er zich niet tegen verweren. Evenmin mag men er commentaar op hebben, omdat dat beschouwd wordt als spotternij die deze samenzwering ontmaskert. In het tijdperk van het liberalisme betekende het kapitalisme veelal dat men zijn eigen geld op het spel zette. Onder het neoliberalisme wordt andermans kapitaal, ondersteund en gegarandeerd door de staat, op het spel gezet. Het neoliberalisme betekende niet dat binnen de economie de omvang van de staat geringer werd, maar dat zijn rol zo veranderde dat alles in dienst van het kapitalisme kwam te staan. Er gaat niets boven onroerend goed en infrastructuur in de landen van de derde wereld, de ontwikkelingslanden!

Een aannemer zet er onder deze en andere voorwaarden - door hemzelf of organisaties als de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds opgelegd - een project op, en gaat er vervolgens met de winst vandoor. Daarna komen de buitenlandse toeristen, die voor weinig geld gebruikmaken van water, elektriciteit, riolering en wegen, en dan naar huis terugkeren.

Misschien levert de jaarlijkse komst van toeristen en hun gebruik van hotels en infrastructuur wel voordelen op, de grote bouwwerken voor bijvoorbeeld de Olympische Spelen en het wereldkampioenschap voetbal worden daarentegen maar één keer gebruikt. In sommige landen voorziet men die zelfs tegen enorm hoge kosten van airconditioning, en dat enkel om hun grootheid te demonstreren.

Met de globalisering en het neoliberalisme komt ook de rol van de 'neoconservatieven' op. Hun missie is het om een tegen intellectuelen gerichte cultuur en bewustzijn te presenteren: een anticultuur. Sinds de 19de eeuw, en vooral in de 20ste eeuw, zijn we eraan gewend geraakt dat de intellectueel een links gerichte rol heeft en in het algemeen vijandig staat tegenover de heersende macht en ideologie. Hij heeft als taak te twijfelen en zich vragen te stellen over alles wat er gebeurt. Dit stelt de wereldorde bloot aan gevaren. Daarom moeten volgens de neoconservatieven de intellectuelen betaalde informanten blijven, die publiekelijk zeggen welk beleid van de autoriteiten passend is, en daarbij is het onbelangrijk dat ze ook nog persoonlijke meningen hebben. Ze moeten de mainstream volgen.

Met de ineenstorting van de Sovjet-Unie en de aanvaarding door de Verenigde Staten van de leidende rol in de wereldorde, moest de culturele sector - vooral de neoconservatieven maar ook anderen - de grootheid en uitzonderlijkheid van Amerika gaan verkondigen, zodat het deze rol ook kon gaan spelen. Dit vereiste natuurlijk de verhoging van het militaire budget. Dat hebben de neoconservatieven door hun druk in het Congres voor elkaar gekregen: in het eerste decennium van de 21ste eeuw steeg het militaire aandeel in de begroting van twee procent van het nationaal inkomen naar ongeveer vier procent.

De landen van de wereld zijn vervolgens de grootheid van Amerika gaan erkennen en zijn noodzakelijke betrokkenheid bij het schikken van mondiale kwesties; dat werd een excuus en een aanleiding voor populisten en extreem-rechts over de hele wereld om soortgelijke of uit deze erkenning voortkomende argumenten te presenteren ten behoeve van het bedrijven van een fascistische en racistische politiek tegenover de volkeren van de wereld. De cultuur die de neoconservatieven presenteerden, was de ideologische basis voor de fascistische rechtse afwijking die zich daarna over de wereld heeft verspreid. Er is geen volk dat niet gelooft dat het zelf uitzonderlijk en historisch noodzakelijk is, en een edel karakter heeft.

Twee soorten banken hebben dit allemaal begeleid: de geldbank en de databank. De geldbank om volkeren, landen en particulieren op te zadelen met kredietschulden; uiteraard op voorwaarden die de bank tot haar eigen voordeel heeft gekozen. En de databank om een cultuur te verspreiden, die ervan uitgaat dat wat gebeurt normaal is, en waar iedereen mee instemt en aan deelneemt. Het informatie pompen in de hersenen van miljarden mensen en het berichten delen via de sociale media leidt tot de vorming van een tegencultuur, waarin het verstand niet meer gebruikt wordt en een analyse dus niet meer mogelijk is. Het verstand onderwerpt zich en wordt nog slechts een ontvanger. Feiten worden afgeschaft en leugens worden de alternatieve realiteit.

De geldbank en de databank hebben zich geleidelijk over de wereld verspreid; steeds gesteund door militaire macht. De inkomsten van de geldbank in het centrum overtreffen de geldstromen naar de periferie, de zogenoemde directe buitenlandse investeringen. De databank maakt dit voor de andere volkeren aanvaardbaar, legaal en vanzelfsprekend. Het is de bank van de rechtvaardigende ideologie. En wie zich niet schikt naar de wil van het centrum, krijgt te maken met de ijzeren vuist van de militaire macht. Zo wordt de wereld fysiek en cultureel hervormd. Gedurende dit proces worden hele staten en landen vernietigd: Afghanistan, Somalië, Irak, Syrië en Joegoslavië.

Er is een wereldwijde oorlog aan de gang tegen het terrorisme, maar niet tegen de corruptie, want dat is geen misdaad! Door besluiten van het kapitalistische centrum worden her en der aan landen sancties opgelegd. Een nieuw soort van dictatuur. De gebeurtenissen van 11 september 2001 gaven het startsein voor de lancering van een programma om de wereld te hervormen, bijvoorbeeld het project 'Een nieuw Midden-Oosten'. Daarvoor werden verscheidene oorlogen gevoerd. Wij hebben het idee dat er een wereldoorlog aan de gang is met onze regio als centrum.

Militaire bases worden weer ingericht op locaties waar de bevolking zich daar eerder tegen had verzet. Nu worden ze met instemming of stilzwijgen ontvangen, want de situatie is sinds enkele decennia veranderd. De koloniale aanwezigheid in onze landen is door de bevolking geaccepteerd. De houding van deze landen ten opzichte van buitenlandse interventies is veranderd. De soevereiniteit heeft niet langer prioriteit. De burgeroorlogen hebben dat mogelijk gemaakt. Met het instorten van de soevereiniteit stortte ook de waarde van de mens in en begon het tijdperk van de ontmanteling. Dat de mens zijn persoonlijkheid verloren heeft, is een kwestie geworden die met vernedering, belediging en hulpeloosheid gepaard gaat.

Met de val van de Sovjet-Unie viel het liberalisme. Het neoliberalisme is heel anders. Daarin wordt niet meer onderhandeld met mensen uit de lagere klassen, want die hebben geen vertegenwoordigers meer. Dat waren de enigen die de betekenis van onderhandelingen kenden en wisten wat er moest gebeuren. Die betekenis is echter zover afgebrokkeld dat alleen nog het gezichtspunt van de heersende klasse weergegeven wordt en niet dat van de andere klassen. Die zijn van het toneel verdwenen en met hen verdween de oorspronkelijke betekenis van onderhandelingen.

Zo verdween ook de fabrikant van handelswaren. Die is niet langer belangrijk. Ook hij is een of ander product geworden. Op het moment dat hij ophield met strijden, verloor hij zijn betekenis en zijn maatschappelijke positie. Hij heeft geen plaats meer aan de onderhandelingstafel. Hij heeft ontdekt dat hij veel concurrenten heeft in Oost en West. De klassenstrijd is een wedstrijd geworden om de accumulatie van rijkdom tussen de leden van de hogere klasse. De strijd blijft nu beperkt tot die ene klasse, de heersende.

Het neoliberalisme heeft gezegevierd en daarmee de betekenis van samenleving en bestaan veranderd. De god van het geld is de stad binnengetrokken, gekroond met een krans van dollars. De geschiedenis is ten einde. De laatste mens is verschenen. Hij staat aan het hoofd van de wereld. Alle anderen staan in zijn dienst. Het financieel kapitalisme is de nederigheid van het warenkapitalisme kwijt. Het is zichzelf gaan beschouwen als de bron van het bestaan; investeringen zijn de oorzaak van de voorspoed; alle volkeren moeten zich onderwerpen aan de eisen van de investeerders; zo niet dan volgen er sancties; daar is geen rechtbank voor nodig; de investeerder is heer en meester. Hij voert het bevel over de economie. Het is geen georiënteerde of planmatige economie. Het is een economie die buigt voor de eigenaren van het grote geld. De democratie heeft haar betekenis verloren. Door middel van de technologie kan elke groep van buiten met de verkiezingen frauderen: informatie verspreiden en alternatieve feiten. De crisis van 2008 had te maken met de geldbank. De Libanese verkiezingscrisis van 2018 had te maken met de databank.

Alfadel Chalak: werd in 1943 geboren in Kefraya (Noord-Libanon); werkte als werktuigbouwkundig ingenieur in de VS, Libanon en Syrië; was in 1995/1996 minister van Post en Telecommunicatie van Libanon; is momenteel een productieve, linkse publicist (met onder andere bijdragen op de website van de Libanese Communistische Partij).

Bron: http://alfadelchalak.com/ (30 juli 2018)

Vertaling vanuit het Arabisch: Louis Wilms