Greg Godels *
Op het eerste gezicht lijkt een groei van het Amerikaanse bruto binnenlands product (bbp) met 3,1 procent in het eerste kwartaal van 2019 een indrukwekkende prestatie. Vooral in vergelijking met het laatste kwartaal van 2018, toen de groei zakte naar slechts 2,2 procent. Voeg hieraan toe dat de beurzen het beste eerste halfjaar kenden sinds 1997, en het is te begrijpen dat de regering Trump de eer opstrijkt voor een gezonde economie en deze tot speerpunt maakt in de herverkiezingscampagne.
Maar, zoals ik al eerder aangaf, beurskoersen, de groei van het bbp en zelfs werkloosheidcijfers zijn vaak weinig betrouwbare indicatoren voor de gezondheid van de economie, en nog minder voor de economische situatie van de beroepsbevolking. Zelfs volgens maatstaven van hen die de markteconomie bewieroken is een groei van 3,1 procent bedrieglijk, omdat verschillende gevaren verhuld worden. Een groot gedeelte van het groeicijfer wordt veroorzaakt door een toename van de voorraden, wat een onheilspellend voorteken is dat er fors meer geproduceerd dan verkocht wordt. Bovendien bestond het grootste deel van de groei in het eerste kwartaal, zoals gewoonlijk, uit consumentenbestedingen. In vergelijking met het laatste kwartaal van 2018 daalde de groei van de consumentenbestedingen echter met 50 procent.
Een grote bijdrage aan de groei in het eerste kwartaal werd ook geleverd door niet-residentiële investeringen in vaste activa. Na een lange schrale periode herstelden de bedrijfsinvesteringen zich enigszins in 2018, dankzij gunstige belastingwetten, gerepatrieerde winsten en de noodzaak om de groeiende totale werknemerscompensatie door een verkrappende arbeidsmarkt tegen te gaan. Begin 2018 begonnen bedrijfsleiders en economische commentatoren het effect van de groeiende compensatie en de futloze wereldmarkt op te merken en te vrezen.
In een poging de loondruk tegen te gaan, hebben Amerikaanse kapitalisten hun investeringen in arbeidsbesparend kapitaal versneld en het arbeidsproces geïntensiveerd (een verhoging van de uitbuitingsgraad dus). Als gevolg hiervan is de arbeidsproductiviteit voor het eerst in 32 opeenvolgende kwartalen gestegen ten opzichte van de voorgaande jaren waarin de groei minder dan 2 procent bedroeg (om pas in 2019 weer te stokken).
Terwijl de Trump-fans een luidruchtig feestje vierden vanwege de krachtige economie, vraten afnemende winsten en een teruglopende vraag aan de Amerikaanse economie: in het laatste kwartaal van 2018 daalden de winsten met 4 procentpunten, en in het eerste kwartaal van 2019 nam de daling toe tot 2,6 procent (Bureau of Economic Analysis).
Vrome apostels die voor economische experts doorgaan vullen de kranten met opschepperige verhalen over de welvaart, maar bij serieuze kapitalistische analisten, die van The Economist, Bloomberg News, The Financial Times, Barron's, The Wall Street Journal enz. lopen de rillingen over de rug. Zij zien in dat de daling van de winstgevendheid - de motor van het kapitaal - veelzeggender is dan de kosmetische statistieken van de kapitalistische positivo's.
De Europese, Japanse en Chinese economieën kennen al enige tijd stagnatie of een vertraagde groei, maar de Amerikaanse economie peddelde rustig tegen deze stroom in. Dat 'succes', aangewakkerd door belastingbeleid, militaire uitgaven en een agressieve handelspolitiek nadert nu zijn einde. De belangrijke Amerikaanse auto-industrie kromp in de eerste helft van 2019 elke maand ten opzichte van dezelfde maand vorig jaar. De verkopen in juni daalden spectaculair met 6 procent ten opzichte van juni 2018. GM is van plan om vijf fabrieken te sluiten en Ford wil 20 procent van zijn werknemers in Europa ontslaan. De verkoop van bestaande woningen - een belangrijke economische prikkel - daalt al maandenlang en na twee jaar groei daalde het eigenwoningbezit in het eerste kwartaal van 2019.
Er worden wel huizen verkocht, maar vaak betreft het hier 'house flipping', waarbij huizen snel worden doorverkocht om winst te maken. Het percentage 'house flipping' van vóór de crisis, 10,6 procent van alle verkopen, is terug van weggeweest waardoor de gentrificatie op basis van klasse en ras weer toeneemt. Ook de sluitingen van staalfabrieken zorgden voor een daling van de productie in de eerste vier maanden van 2019.
In financieel opzicht bedraagt de totale schuldenbalans van het Amerikaanse bedrijfsleven momenteel 46 procent van het bbp. Nog nooit was dit percentage zo hoog. Het lage renteklimaat dat sinds het dieptepunt van de crisis heerst, verleidde bedrijven tot buitensporige leningen. De Federal Reserve bevindt zich in een precaire positie. Ze wil de rentetarieven wel terugbrengen naar historische niveaus om een rem te zetten op deze leningen, maar tegelijkertijd vreest ze dat bedrijven met te veel schulden door de hogere rentetarieven kopje onder zullen gaan. Trump staat aan de zijlijn en schreeuwt om lage rentetarieven, om de vooruitzichten voor zijn onmiddellijke politieke toekomst te verbeteren.
De Fed waarschuwt voor de riskante zeer hoge schuldenlast die vorig jaar met 20 procent steeg tot 1,1 biljoen dollar (met dalende kredietnormen). Een recessie kan deze markt verwoesten en een financiële ineenstorting veroorzaken.
Het lage renteklimaat heeft een explosie van de wereldwijde schuld veroorzaakt: waar de totale schuld in 2000 225 procent van het wereldwijde bbp bedroeg, heeft deze nu 325 procent van het totale wereldwijde bbp bereikt. Het laagste niveau van investeringswaardige bedrijfsobligaties bedraagt nu meer dan 2 biljoen dollar.
De aangekondigde explosie van de internationale handel die 'globalisering' werd genoemd, wordt een steeds minder belangrijke factor in de wereldeconomie. In de periode 1960-1970, toen de 'verliezers' (vooral Japan en de Bondsrepubliek Duitsland) opkwamen om krachtig met de Amerikaanse monopolies te concurreren, verdubbelde het aandeel van de wereldhandel aan het mondiale bbp bijna.
Het percentage van de internationale handel binnen het mondiale bbp vermenigvuldigde zich opnieuw vanaf het midden van de jaren negentig tot de crash van 2008, nu door de ontwikkeling van nieuwe logistieke technologieën en de massale injectie door gedisciplineerde, geschoolde, laagbetaalde arbeiders uit Azië en Oost-Europa in de mondiale arbeidsmarkt. De voorwaarden voor een voortdurende intense handelsgroei zijn in de wereld na de crash uitgeput. Sinds 2012 schommelt de groei van het wereldhandelsvolume tussen de 1 en 5 procent, en in de eerste zes maanden van 2019 was er zelfs sprake van een daling. Rederijen zochten naar andere investeringsmogelijkheden en het aantal orders voor nieuwe schepen - een belangrijke indicator voor de wereldhandel - was in vijftien jaar nog nooit zo laag.
Sommigen zullen Trumps handelspolitiek de schuld geven van de daling van de handel, maar zij verwarren oorzaak en gevolg. Juist vanwege het falen van het globalistisch project heeft economisch nationalisme als beleid wereldwijd grip gekregen op delen van de heersende klasse en wanhopige kiezers. Het falen van dit project na de crash van 2007-2008 veroorzaakte de honger naar een alternatief. Dat men zich in tijden van economische crisis wendt tot het nationale belang 'boven alles' is een kapitalistisch cliché dat veel historische precedenten kent. Tijdens de crisis voorspelde ik al dat de ineenstorting waarschijnlijk "middelpuntvliedende krachten" zou veroorzaken, en dat deze een bedreiging zouden vormen voor bondgenootschappen, handelsovereenkomsten, internationale instellingen (zoals de EU) en gezamenlijke politiek.
In plaats van het globalistisch project hopen de nieuwe nationalisten de Amerikaanse economie nieuw leven in te blazen door concurrerende economieën te intimideren en zo hun eigen bedrijven en kapitalisten te bevoordelen. In het geval van de VS beschouwen zij gedereguleerde markten als niet in staat de Amerikaanse macht en dominantie te respecteren. Ze hebben de fantasie van marktpartnerschap afgeworpen voor een economische strijd van winnaars en verliezers (waarbij elk nationalistisch regime ervan overtuigd is dat het een winnaar zal zijn). Maar vergis je niet, de huidige veldslagen tussen de globalisten en de economische nationalisten zal geen echte voorvechter voor de belangen van de werkers opleveren. Trump en zijn Europese kornuiten, noch de vrije markt-adepten die de oude consensus verdedigen, kunnen weinig meer bieden dan een tijdelijke verlichting van de onderliggende kwalen waaraan het kapitalisme lijdt.
Naast het tariefbeleid en andere intimidaties is ook het Amerikaanse olie- en gasimperialisme kenmerkend voor het nieuwe economische nationalisme. De olieproductie van de VS evenaart of overtreft die van elke andere producent wereldwijd, en nu de aardgaswinning enorm groeit, voorzien de economische nationalisten dat de VS succesvol kunnen concurreren om de markten. De traditionele verklaring van de Amerikaanse agressie tegen olieproducerende staten moet herzien worden. De VS zijn niet langer alleen geobsedeerd door het beheersen en domineren van bestaande olieproducenten. De Amerikaanse interventies gaan, net zoals in het verleden, nog steeds over olie. Nu echter wordt de Amerikaanse agressie niet alleen gemotiveerd door het willen verwerven van oliebronnen, maar ook door het willen controleren van de oliemarkten.
De VS zijn er dus op uit om concurrerende olie- en gasproducenten door sancties, verwarring en vernietiging te gronde te richten. De Amerikaanse bedrijven willen de markten beheersen zodat hun eigen producten er verhandeld kunnen worden. Een lange reeks van verwoeste, disfunctionele en economisch gewurgde olieproducenten wereldwijd toont deze nieuwe motivatie aan en dit komt de Amerikaanse energiebedrijven ten goede. De afgelopen twee jaar heb ik al vaker geschreven over deze verschuiving binnen de Amerikaanse imperialistische plannenmakerij. Niets toont de bedoeling van dit nieuwe energie-imperialisme duidelijker aan dan het ministerie van Energie dat het Amerikaanse aardgas opeens bestempelde als 'vrijheidsgas' en 'vrijheidsmoleculen'.
Deze onnozele marketingstrategie maakt deel uit van een strategie om Europa en andere gasafhankelijke markten te weerhouden van handel met Rusland en Iran/Qatar. Hoewel het Amerikaanse 'vrijheidsgas' 20 procent duurder is dan Russisch gas, zette de regering Trump Angela Merkel onder druk om akkoord te gaan met de bouw van twee nieuwe opslagterminals voor vloeibaar gas in Duitsland. Merkels erkenning dat de import van Amerikaans gas Duitsland de komende tien jaar geen voordeel zou opleveren toont de agressiviteit van het nieuwe Amerikaanse energie-imperialisme aan.
Amerikaanse gasproducenten hebben het anti-Russische sentiment opgestookt omdat ze Polen en de Baltische staten willen opnemen in het Amerikaanse distributienetwerk. De jaarlijkse export van Amerikaans gas naar Portugal en Spanje groeide tussen 2016 en 2017 van vrijwel niets naar bijna 20 en 30 miljard kubieke voet. Daarnaast steeg de uitvoer van Amerikaanse ruwe olie enorm na de crisis in de Straat van Hormuz. Na de mysterieuze 'aanvallen' in de Perzische Golf verdubbelde de export bijna. President Trump benadrukte dat het voor andere landen aantrekkelijker was hun olie niet hier te kopen, maar in de Verenigde Staten. In plaats van een 'gevaarlijke reis' te maken, moeten Japan en China eraan worden herinnerd dat 'de VS net (verreweg) de grootste energieproducent ter wereld zijn geworden'.
Economisch nationalisme zullen de VS of welk ander land niet redden van de mislukkingen van het kapitalisme.
Het is nuttig om eraan te herinneren dat volgens een onderzoek van de Federal Reserve een kwart van alle burgers in de VS met zijn gevierde economie niets gespaard hebben voor hun pensioen. Vierenveertig procent van de ondervraagden vreest dat hun pensioenvoorziening niet voldoende zal zijn. Zeventien procent verklaarde dat ze in de maand van de enquête niet in staat was om alle rekeningen te betalen. Een kwart van de ondervraagden had in 2018 geen verzekering voor ziektekosten omdat ze die niet kon betalen. En bijna 40 procent gaf aan geen 400 dollar te hebben voor onvoorziene uitgaven. Geen wonder dat de schuldenlast van de huishoudens vorig jaar steeg tot 13,3 biljoen dollar, een niveau dat sinds de crash niet meer werd bereikt.
Het mag geen wonder heten dat zwarte arbeiders het hardst zijn getroffen door het nepherstel. Terwijl alle werknemers hun gemiddelde weekloon met 5,3 procent zagen stijgen sinds het begin van de recessie in 2007, gingen de Afro-Amerikaanse werknemers er met slechts 1,6 procent nauwelijks op vooruit.
Sancties, hogere importtarieven en andere intimidaties, noch een agressief imperialistisch energiebeleid zullen de groei van de tegenstellingen binnen het mondiale kapitalisme tegengaan. In november 2018 schreef ik: "Volgend jaar zullen we stagnatie of zelfs economische achteruitgang te zien krijgen, in zowel de mondiale als de Amerikaanse economie. Het is onvermijdelijk dat het kapitalisme zal proberen om de werkers op te zadelen met de gevolgen van het falen van het systeem." Die voorspelling houd ik staande.
* Bron: ZZ's blog, 3 juli 2019, vertaling Frans Willems.