Deel 1, zie Deel 2 (slot)
Rabin Vishnoe
Al sinds enige tijd is in Nederland een debat op gang gekomen over het slavernijverleden, dat recentelijk werd aangewakkerd door de oproep tot het aanbieden van excuses. Dus nazaten van slavenhouders zouden nazaten van slaven (*) excuses aan moeten bieden. O.a. de burgemeester van Rotterdam kwam hiermee op de proppen. Immers, 1 op de 8 Rotterdammers is nazaat van mensen, die in slavernij hebben geleefd, wees een onderzoek uit. Ook een gevarieerde combinatie van politieke partijen in de gemeenteraad van Amsterdam kwam er mee. Het aanbieden van excuses zou namens de hele bevolking moeten geschieden, want dat zou een bepaalde moraal stellen als norm van de samenleving.
Slachtoffers genoeg, want elke nazaat heeft meer nazaten en zo heeft hun aantal zich, naarmate de tijd verstrijkt, behoorlijk vermenigvuldigd en blijft zich geometrisch vermenigvuldigen. Daar vloeit onmiddellijk de vraag uit voort, over wie je het eigenlijk hebt. Bovendien zijn ook de gemengde gevallen talrijk, aangezien zich onder vele voorouders zowel slavenhandelaars en -houders, als slaven bevinden. Om het nog ingewikkelder te maken bevond zich daaronder al minstens sinds de 18de eeuw een vrije (vrijgemaakte) zwarte en/of in alle tinten gekleurde groeiende elite. Haaks op de gecompliceerdheid van de problematiek staat het zwart-witte (letterlijk en figuurlijk) simplisme van de manier waarop het debat gevoerd wordt (op een paar uitzonderingen na). In het onderhavige artikel zal niet specifiek worden ingegaan op wie wat zei, maar op de tendensen van de twee meest markante argumentaties, die leiden tot een polarisering rond de zij-effecten van de historische ontwikkeling en aan de essentie van het gebeuren voorbijgaan: het waarom van een mensonterend economisch systeem.
In dit artikel wordt het woord 'slaaf' gebruikt en niet de op het Engels georiënteerde en tot mode geworden term 'tot slaaf gemaakt', omdat het gegoochel met termen dezelfde lading dekt en je door termen te veranderen nog niet de begrippen verandert. Bovendien wordt door een overvloedig zich bezighouden met termen de aandacht van de problematiek afgeleid. Het resultaat van 'tot slaaf maken' is uiteindelijk slaaf zijn.
Recent onderzoek heeft uitgewezen, dat het bruto binnenlands product (bbp) van Nederland in de tweede helft van de 18de eeuw voor 5,2 procent op slavernij was gebaseerd en in de provincie Holland was dit zelfs 10,36 procent. Eén op de 5 producten (zoals suiker, koffie en tabak) werden in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika door slaven geteeld. De provincie Holland had een groot aandeel in de handel, verwerking en export van deze producten en dus was, volgens de berekeningen, zo'n 40 procent van de economische groei van Holland terug te voeren op slavernij. De grootste verdiensten werden overigens niet gehaald uit de handel in slaven zelf, maar uit de handel van door slaven geproduceerde goederen. Bovendien werd alles wat nodig was in de slavenkolonies, in het thuisland geproduceerd. Door wie?
Door witte loonslaven (alias: tot loonslaaf gemaakten) in de moederlanden. Goed, zij waren juridisch gesproken niet het eigendom van een meester, maar zij werden (en worden) uitgebuit en tot en met WO2 zelfs heel erg. Bovengenoemde gegevens in percentages worden als argument aangevoerd door vertegenwoordigers van een 'nieuwe' generatie onderzoekers tegen de 'oude' academische garde, die - zo luidt de aanklacht uit de 'nieuwe hoek' - de uitbuiting probeert te bagatelliseren en het debat te sussen. O.a. het argument, dat 5 procent maar een schijntje is, want die andere 95 procent dan? Ook wordt in sommige gevallen de slavenhandel losgehaakt van de handel in door slaven onder erbarmelijke omstandigheden geproduceerde goederen, zodat het allemaal minder erg lijkt (alsof die handel op zich al niet beschamend genoeg was). Het was toch handel en dus geen uitbuiting? Noch de 'nieuwe' garde is nieuw, noch de 'oude' garde oud en het hele debat trapt eigenlijk open deuren in. Misschien zijn er mensen die dit alles voor het eerst horen en de indruk krijgen dat in de afgelopen jaren 'baanbrekend' onderzoek werd verricht. Alsof het een ontdekking van de laatste jaren is, dat het opkomende kapitalisme van een paar eeuwen geleden startkapitaal nodig had en in de loop van zijn wording de steeds terugkerende crises en oorlogen financierde o.a. ook en vooral over de ruggen van de bevolkingen in de koloniën.
Nederland is een onderdeel van de wereldwijde imperialistische uitbuiting die steeds doorgaat, maar op een verdektere manier en zonder bij de naam genoemd te worden (zie b.v. Manifest 7-2019, artikel van Arnold Schölzel getiteld 'Oorzaak vluchten is het onzichtbare kolonialisme').
**Veel geciteerde uitdrukking van James Carville, strategist van de verkiezingscampagne van Bill Clinton in 1992 tegen George H. W. Bush.
Niet voor niets schreef 'good old Marx', dat "het kapitaal [op de wereld kwam] van top tot teen uit al zijn poriën druipend van bloed en vuil." [1] Het hele gebeuren is al veel eerder ontleed en gelokaliseerd als noodzakelijke voorwaarde voor een economisch systeem, dat op uitbuiting van de ene mens door de andere berust. In hetzelfde hoofdstuk maakt Marx interessante opmerkingen, die de slavernij betreffen, zowel in Europa, als in de 'Nieuwe Wereld'. Onder meer: "In het algemeen vereiste de verholen slavernij van loonwerkers in Europa als voorwaarde slavernij sans phrase (onverhuld) in de Nieuwe Wereld" [2].
De Cubaanse dichter en essayist Robert Retamar schrijft in zijn essay "Against the black legend" [3] naar aanleiding van de pogingen door de andere, noordelijke koloniale machten om Spanje als allerwreedste en barbaarste en uiteindelijk achterlijkste veroveraar af te schilderen, dat hiermee de verovering van Amerika uit de wijdere context gehaald wordt en daarmee afleidt van de euvele daden van de andere koloniale overheersers. Die bredere context laat zien dat "in de grond van de zaak, de verovering en kolonisering van Amerika in de 16de eeuw deel van de opkomst en consolidering van het kapitalisme is". [4] Retamar trekt de conclusie, dat dus deze misdaden "niet aan deze of gene natie" kunnen worden toegeschreven, maar juist aan een bredere oorzaak, die vele naties betreft. "En zij onthullen", vervolgt Retamar woorden van Marx citerend, "de diepe schijnheiligheid en het barbarisme, kenmerkend voor de burgerlijke beschaving, die naakt voor ons staat als wij in plaats van haar thuis te zien, waar het zich zo goed mogelijk gedraagt, wij het in de kolonieën zien, waar het haar masker aflegt." [5]
"De ontdekking van de goud- en zilverlanden in Amerika, de uitroeiing, het tot slaaf maken en het begraven van de inheemse bevolking in de mijnen, de beginnende verovering en uitplundering van Oost-Indië, de verandering van Afrika in een wildpark voor de handelsjacht op zwarthuiden, zijn typerend voor de dageraad van het kapitalistische productietijdperk. Deze idyllische processen vormen de hoofdmomenten van de oorspronkelijke kapitaalaccumulatie. Op de voet gevolgd door de handelsoorlog tussen de Europese naties met de aardbol als schouwtoneel." [6]
Het was dus niet 'deze of gene natie', die de boosdoener was en het heeft weinig zin het erover te hebben wie de ergste was. Het leidt bovendien af. Maar je kunt wel kijken naar elk land afzonderlijk om met de onderzoeksresultaten gewapend dit land wéér te bekijken, maar dan geplaatst tegen de achtergrond van het grote 'bos'. Elk deelonderzoek is nuttig en nodig. Elke boom telt om de structuur en de kwaliteit van een bos te beoordelen. Wat was Nederlands plaats dus in dit wereldwijde geheel? Nederland (toen Holland) was, aldus Marx, "dé kapitalistische modelnatie van de 17de eeuw". "Niets is karakteristieker dan zijn systeem van mensendiefstal op Celebes, om slaven voor Java te krijgen.
De dief, de tolk en de verkoper waren de hoofdacteurs in deze handel, de inheemse prinsen de hoofdverkopers" [7]. Deze gestolen en weggesleepte jeugdigen werden in de gevangenissen van Celebes gestopt totdat het moment rijp was voor hun vervoer naar Java op de slavenschepen. Ook geeft Marx hier een sneer in de richting van koloniale gewelddaden door te vermelden dat in Banjuwangi, een provincie van Java, in 1750 nog ruim 80.000 mensen woonden. In 1811 was dit aantal geslonken tot 8000. "Dat is nu de doux commerce", voegt Marx er op dezelfde pagina aan toe. Hiermee wijst hij op een kant van de slavernij, die in 'Oost-Indië' plaatsvond en die overschaduwd wordt door de transatlantische slavenhandel.
Een tekortkoming in het slavernijdebat, waar sommige debatteerders overigens opmerkingen over maken. En dat is alleen nog maar een weglating binnen de christelijk-westerse mensontering. Afrika kent nóg een verschrikkelijk verhaal, een pre-kapitalistisch, dat 13 eeuwen geduurd heeft. [8] De ene uitbuiting mag natuurlijk niet aangehaald worden om de andere te vergoelijken, maar wél moet het hele verhaal verteld worden, zoals vaak ook gezegd wordt, maar weinig gedaan. Het gaat overal om winstbejag en in dienst daarvan de uitbuiting van de ene mens door de andere.
Terug naar de vijf eeuwen Europees exploitatiemodel. De buiten Europa rechtstreeks door plundering, slavenmakerij en roofmoord verworven schatten stroomden terug naar het moederland, waar het in kapitaal werd omgezet. Zo vervolgt Marx zijn betoog: "Holland, dat het koloniale systeem het eerst volledig ontwikkelde, stond in 1648 al op het hoogtepunt van zijn handel." [9] Vervolgens wordt G. von Gülich geciteerd [10]: "Het [Holland] was bijna als enige in het bezit van de handel op Oost-Indië en het verkeer tussen het Europese Zuid-Westen en Noord-Oosten [...] Het kapitaal van de Republiek was misschien wel van meer betekenis dan dat van de rest van Europa alles bij elkaar genomen." Marx merkt echter ook op, dat Gülich nog iets vergeten was eraan toe te voegen, namelijk de toestand van de bevolking van Holland destijds: "Hollands volksmassa was al in 1648 meer overwerkt, meer verarmd en bruter onderdrukt dan die van de rest van Europa in zijn geheel." [11]