Olie, olie, olie?

i-006-015.jpg
Brandende oliebron in de woestijn van Koeweit en een straaljager tijdens actie Desert Storm in 1991. (Foto: Gary Danvers Collection/Flickr/cc/by-sa)

Greg Godels

"'Olie, olie!' Dat is wat je al sinds mensenheugenis hoort als het Middenoostenbeleid van de VS ter sprake komt. Begrijpelijk, want vanaf het moment dat olie de economische rol van steenkool overnam werd controle over de wereldwijde oliewinning een topprioriteit voor mondiale grootmachten. En wat de VS en andere kapitalistische grootmachten betreft vormt het Midden-Oosten het hart van de oliewinning.

Toen de Britse vloot de overgang maakte van kolen en stoom naar olie werd het Midden-Oosten hét strategisch geplaatste benzinestation in wat toen het grootste imperium van de wereld was. Daarmee raakten de positie en het lot van de bevolking en de natiestaten in het Midden-Oosten onlosmakelijk verbonden met de belangen van de wereldmachten.

Na de eerste wereldoorlog verdeelden de Britten en de Fransen het Midden-Oosten in zogenaamde protectoraten, die voornamelijk hun eigen economische belangen waarborgden. De VS waren toen wat olie betreft nog zelfvoorzienend, en stelden zich tevreden met het ontginnen van de dun bevolkte woestijngebieden van het Arabisch schiereiland. Een gouden greep, want zoals we inmiddels weten bleek dat schiereiland een schier onuitputtelijke bron van goedkope olie en gas. Dat kwam goed van pas toen Amerika's eigen voorraad uitgeput raakte: de Arabian-American Oil Company (ARAMCO) bood uitkomst.

Toen de VS na de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste grootmacht werden, viel hun de eer te beurt om de oliewinning te behouden voor de wereld van het kapitaal en te beschermen tegen het rode gevaar. Direct gevolg was een uitbreiding van de Amerikaanse militaire aanwezigheid: omdat olie en gas vervoerd worden via de zee en via pijpleidingen, vestigden de VS een wereldwijd netwerk van militaire bases en van bevriende mogendheden in het voor de oliewinning cruciale gebied. Denk aan het Iran van voor de revolutie, Israël, Saoedi-Arabië, enzovoort.

Aan deze beschermende rol was een prijskaartje verbonden: olieproducerende landen kwamen er niet gratis van af. Terwijl in het kielzog van de Tweede Wereldoorlog de ketens van het kolonialisme langzaamaan verbroken raakten, vestigde het economisch imperialisme nieuwe vormen van afhankelijkheid en toegang tot grondstoffen en energiebronnen. Zulke neokoloniale verbintenissen hadden tot gevolg dat nominaal zelfstandige naties toch schatplichtig bleven aan het Amerikaanse en Europese bedrijfsleven.

Omdat olie en gas zo belangrijk zijn voor de hedendaagse economie was het voor imperialistische mogendheden van levensbelang om stabiele, lage prijzen te kunnen garanderen. Vandaar de enorme investering, gedurende de afgelopen decennia, in de wereldwijde olie- en gaswinning en in het ter plaatse installeren van welwillende regeringen.

Dat laat onverlet dat zelfs de meest welwillende regeringen hun best hebben gedaan om een grotere vinger in de pap te krijgen. Zo hebben de machthebbers in Saoedi-Arabië geregeld hun hakken in het zand gezet, verdragen herzien en samenwerkingsverbanden opgericht (zoals OPEC). Hoogtepunt in deze trend was het olie-embargo waarmee de OPEC-producenten in 1973 het Westen afstrafte voor zijn steun aan Israël.

Dat embargo bleek een keerpunt te zijn in de verhouding tussen de olieproducerende naties van het Midden-Oosten en de imperialistische grootmachten. Onderlinge meningsverschillen tussen de grootmachten vormden een belemmering voor Amerika's ambities om met militair geweld beslag te leggen op de olievelden van het Midden-Oosten. De Saoedi's en andere landen in de regio reageerden door hun industrieën te nationaliseren en zich zo onafhankelijker te maken van het westerse imperialisme. In enkele gevallen leidde het herstructureren van de oliegeldstroom tot aanzienlijke verbeteringen in de levensomstandigheden van de bevolking: Libië is een goed voorbeeld. In andere gevallen kwamen de oliedollars alleen de elite ten goede, en in het geval van Saoedi-Arabië leidde de toegenomen oliewinsten tot een ultraconservatieve, Wahabistische reactie tegen progressieve en seculiere bewegingen in binnen- en buitenland.

De VS en Israël wisten de financiële en economische successen van Saoedi-Arabië naar hun hand te zetten, ten koste van het niet-religieuze Arabische nationalisme en de socialistische en anti-imperialistische bewegingen in bijvoorbeeld Palestina en Afghanistan. Religieuze bewegingen, gesteund met oliegeld, werden keer op keer gebruikt als wapen tegen progressief beleid en progressieve actie.

De klassengerelateerde, niet-religieus gemotiveerde opstanden in onder meer Syrië, Soedan, Libanon en Irak zijn een nieuwe ontwikkeling. Ook het verzet tegen het optreden van Saoedi-Arabië en zijn bondgenoten in Jemen is een stap in de richting van een nieuwe vorm van strijd, waarin tribale en sektarische belangen een minder grote rol lijken te spelen. Het staat te bezien of deze nieuwe strijdbaarheid niet alsnog misbruikt zal worden door het imperialisme, maar het lijkt er op dat imperialistische krachten aanzienlijk verzwakt zijn.

De wereld was weer eens te klein toen president Trump zei: "Mijn visie is, als je het doet, dan doe je het om de olie". Hoe durfde hij zo expliciet een verband te leggen tussen Amerika's militaire optreden in Syrië en Amerika's claims op Syrische grondstoffen! Alsof het buitenlandbeleid van de VS ook maar iets te maken had met ordinaire oliediefstal! Veel liever liet men Amerika's werkelijke belangen schuil gaan achter het belachelijke idee dat alleen de aanwezigheid van de VS op Syrische bodem een heropleving van IS in de weg stond. Terwijl de Amerikaanse bijdrage aan de strijd tegen IS uitsluitend voor rekening van de luchtmacht kwam.

Het lijkt er verdacht veel op dat de bemoeienissen van de VS in Syrië, Irak, Saoedi-Arabië en Libië voornamelijk gemotiveerd worden door het verlangen om grondstoffen te ontvreemden of veilig te stellen. Met andere woorden: niks nieuws onder de zon. Maar toch is er vandaag de dag meer aan de hand.

Met de opkomst van fracking zijn de VS, behalve een afnemer, ook een belangrijke concurrent geworden van de wereldwijde olieproducenten. Deze nieuwe ontwikkeling heeft invloed op het Amerikaanse beleid, want als grootste producent ter wereld van olie en gas hebben de VS minder belang bij de veiligstelling, exploitatie en onteigening van oliewinning elders ter wereld, en juist méér belang bij het vergroten van hun eigen marktaandeel in de wereldwijde energiehandel.

In deze strijd om het marktaandeel hebben de VS er een direct belang bij dat andere energieleveranciers in het nauw gebracht worden door oorlog, politieke onrust en andere vormen van georganiseerde chaos. Zolang de Koude Oorlog duurde, zette Amerika zich in voor een stabiele, lage olieprijs en een veilig transport. Vandaag de dag zijn het juist instabiliteit, onzekere prijzen, gevaarlijke zeeroutes en een gecompromitteerde infrastructuur waar de VS blij van worden.

In een wereld, vol door de VS-aangestuurde oorlog, argwaan en vijandigheid tussen grootmachten, onveilige vrachtroutes, ondermijnde regimes, en vermeende dreiging van terrorisme en piraterij is de verleiding groot om, als je olie en gas nodig hebt, aan te kloppen bij een politiek en economisch stabiele, militair oppermachtige natie: kortom, bij Amerika. Dacht u werkelijk dat de mondiale chaos voortkomt uit de dreiging van nieuwe grootmachten of van het zogenaamde internationale terrorisme? Denk dan nog maar eens na: want wat zijn oorzaak ook mag zijn, al die chaos wordt dankbaar in stand gehouden door het Amerikaanse imperialisme.

De vastberadenheid van de VS blijkt wel uit het Amerikaanse antwoord op de prijsaanval die Saoedi-Arabië in 2014 op touw zette. De productiekosten van Arabische olie bedragen de helft van Amerika's oliewinning, en met een handige mengeling van laissez-faire en overproductie wist Saoedi-Arabië de olieprijs aanzienlijk naar beneden te dringen, ten koste van het Amerikaanse marktaandeel. De combinatie van hoge productiekosten en lage prijzen was bijna fataal voor de Amerikaanse oliewinning, ware het niet dat Wall Street te hulp schoot, met een astronomisch pakket aan langlopende leningen.

Het olierijke Libië is onderuit gehaald; Iran is uitgesloten van de internationale handel; de Perzische golf is één groot oorlogsgebied; Venezuela is het slachtoffer van de ene sanctie na de andere; het optreden van Boko Haram verstoort de olieproductie in Nigeria en omstreken; Rusland wordt langzaam maar zeker in een nieuwe Koude Oorlogspositie gemanoeuvreerd; Saoedi-Arabië staat op het punt om ARAMCO in de uitverkoop te doen; en president Trump doet alles om de Syrische olievelden buiten spel te houden. Dat alles geeft ruim baan aan Amerika als energieproducent.

Hetzelfde geldt voor het toenemende Amerikaanse marktaandeel op het gebied van gas. De niet aflatende pogingen om Rusland af te schilderen als een acute bedreiging aan de Europese oostgrens heeft als voornaamste doel om de Russen te diskwalificeren als handelspartners en hun positie als belangrijkste leveranciers van goedkoop gas over land aan Europa te ondermijnen. In het verlengde van deze pogingen opent Amerika de ene na de andere gasterminal in de havens van Ruslands vijanden. Hetzelfde doel heeft Amerika's campagne tegen Iran en Qatar: het diskwalificeren en onschadelijk maken van concurrenten op de gasmarkt.

In deze strijd om het marktaandeel is Amerika's voornaamste wapen de economische sanctie: het ontregelen van de handelsactiviteiten van haar concurrenten. Nu de VS niet onder- maar juist overproduceren, hebben ze geen baat meer bij stabiliteit en toegankelijkheid van de wereldwijde productie. Integendeel: Amerika neemt genoegen met een instabiliteit die in zijn directe belang werkt. En als de VS ergens direct belang bij hebben, dan gebeurt het ook: vandaar de proliferatie van geweld in de eerste decennia van de 21e eeuw.

In de instabiele, ultra-competitieve wereld van het internationaal opererende kapitaal is Amerika, met zijn enorme aandeel in de energie- én de wapenhandel, onruststoker nummer één: de VS en hun nieuwe oliebelangen maken een onveilige wereld er alleen maar gevaarlijker op.

Vertaling Christiaan Caspers.